CD-recensie

 

© Paul Korenhof, maart 2025

Donizetti: Songs - vol. 3

Michael Spyres (tenor)
Carlo Rizzi (piano)
Eloisa Fleur Thom (viool)
Sally Price (harp)
Opera Rara ORR 256
Opname: Londen, mei 2024

Donizetti: Songs - vol. 4

Marie-Nicole Lemieux (mezzosopraan)
Giulio Zappa (piano)
Edward Batting (harmonium)
Opera Rara ORR 257
Opname: Londen, mei 2024

 



Al sinds de oprichting lijkt de stelregel van Opera Rara: 'als je iets doet, moet je het goed doen'. Dat geldt niet alleen voor de uitvoeringen en de presentatie, maar ook voor het repertoire, want al snel na de publicatie van de eerste twee cd's in de reeks met de complete liederenschat van Donizetti (klik hier) volgden deel drie en vier. Twee nieuwe cd's dus, weer met zorg samengesteld en met twee nieuwe solisten. Nog meer blijkt nu ook dat de voor beide uitgaven geselecteerde liederen niet alleen op de stemsoort, maar ook op het karakter van de betreffende zanger(es) is afgestemd (of omgekeerd natuurlijk - dat valt bij zo'n project niet met zekerheid te zeggen).

Logisch is dat in het repertoire dat aan de Canadese mezzosopraan Marie-Nicole Lemieux werd toebedeeld, regelmatig een vrouw aan het woord is. Zo horen we van haar liederen met titels als La Folle de Ste Hélène (tr. 5), La Fiancée du timbalier (tr. 11), La Novice (tr. 14) en La Prière à Ste Catherine (tr. 19), maar ook met liederen die de gevoelswereld van een meisje of vrouw lijken weer te geven, of duidelijk met een amoureuze ondertoon tot een man gericht zijn. Helemaal consequent is die indeling overigens niet, getuige een lied (wellicht oorspronkelijk bedoeld als aria) op tekst van Metastasio dat begint met de woorden 'Ah! rammenta, o bella Irene' (tr. 12), woorden die in de wereld van Trump alleen door een man gezongen zouden mogen worden (of helemaal niet).

De keuze van de liederen die werden geselecteerd voor de Amerikaanse tenor Michael Spyres, werd kennelijk mede gedaan op basis van een meer algemeen kenmerk van de liedkunst uit de eerste helft van de 19de eeuw. Het lied behoorde in die tijd tot de salonmuziek, een term die heel letterlijk genomen moet worden: het was een tijd met veel 'huismuziek' die werd uitgevoerd door opgroeiende dochters of jonge vrouwen met een redelijke, vaak zelfs goede muzikale training. Daarnaast was het eveneens gebruikelijk dat bekende solisten die op dat moment door het plaatselijke operagezelschap geëngageerd waren, uitgenodigd werden om in de salons van welgestelde burgers op te treden.

In de meeste steden waar hij enige tijd verbleef, onderhield Donizetti goede vriendschappelijke (en wellicht ook erotische) betrekkingen met vrouwen in de hogere sociale klassen, maar eveneens stond hij op zeer goede voet met diverse solisten die in zijn opera's optraden. Voor die dames schreef hij liederen, een deel daarvan aan hen opgedragen, maar ook liederen die bedoeld waren om door hen te worden uitgevoerd, en herhaaldelijk schreef hij ook liederen voor zangers die waren uitgenodigd om intieme soirées luister bij te zetten.

Daarbij komt dat de uit Bergamo afkomstige componist meer dan eens, zowel met zijn tekstkeuze als muzikaal, aansloot bij de stad waar hij op dat moment vertoefde. In Italië waren dat bijvoorbeeld Napels en Venetië (de barcarolle!) en daarbuiten vooral Parijs en Wenen; zelfs schreef hij liederen op Duitse teksten, waaronder het door Michael Spyres vertolkte 'Rings ruht die grüne Alpenhut ' (tr. 8), een van vier door Donizetti gecomponeerde 'Berglieder' op teksten uit het in 1845 bij Reclam verschenen album Das singende Deutschland.

Terwijl de liederen van Schubert uit diezelfde periode ondanks alle onderlinge verschillen toch altijd tot één en dezelfde wereld lijken te horen, vormen die van Donizetti door dat alles veel minder één geheel. Nu eens zijn het romantische canzones van en voor jonge meisjes, dan weer gepassioneerde 'scènes' van en voor volwassen vrouwen, maar ook lijken diverse liederen uitingen van specifiek 'mannelijke' emoties, Ongeacht of zij voor een man of een vrouw geschreven zijn, hebben zij niet zelden ook een sterk theatraal karakter en gezien de vormgeving (nu eens recitatief en aria, dan weer aria en cabaletta, en soms zelfs driedelig) vragen die dan ook om een vertolking die de stijl van de opera-aria benadert.

Bijzonder verhelderend zijn op dit punt de toelichtingen bij deze nieuwe cd's van de hand van Jonathan Keates die momenteel werkt aan een nieuwe biografie van Donizetti. Schilderde Mary Ann Smart in haar bijdragen bij de eerste twee uitgaven vooral het tijdsbeeld waarin Donizetti zijn liederen schreef, Keates zoemt sterker in op de liederen zelf, en accentueert daarbij ook de karakterverschillen. En die verschillen zijn er zeker, al was het maar doordat Donizetti een opmerkelijk tekstgevoelige componist was, die zelf ook kundig en effectief wijzigingen in operalibretti aanbracht indien hij dat nodig achtte.

Verrassend op dit punt is onder meer dat we onder de tekstdichters niet alleen bekende romantici tegenkomen als Paul Lacroix, Émile Deschamps en Victor Hugo, maar dat een markant verschil wordt gekarakteriseerd door twee andere dichters. Zo vinden we op de door Spyres gevulde cd een tweetal teksten van de Franse tenor Adolphe Nourrit (1802-1839), tot zijn tragische dood een favoriete vertolker van Donizetti die hem ten dele ook muzikaal getraind had, terwijl Lemieux meerdere liederen zingt op teksten van Pietro Metastasio (1698-1782), de bekendste librettist uit de periode van de opera seria, wiens naam we ook op de cd van Lawrence Brownlee al enkele malen tegenkwamen.

De teksten van Nourrit en Metastasio zijn kenmerkend voor het verschil tussen de stijl van vertolken van Spyres en Lemieux. Niet onvoorspelbaar blijkt de zang van de Amerikaanse tenor, wiens faam voor een groot deel berust op het feit dat hij van Mozart en Rossini tot Wagner en Strauss zo ongeveer alles zingt wat binnen zijn stembereik ligt, regelmatig aan de theatrale kant. Soms is zijn zang misschien zelfs iets te theatraal. Zo contrasteren binnen het kader van een recital zijn benadrukken van het herhaalde 'Morte!' in 'Morte! et pourtant hier' (tr. 2) en zijn gepassioneerde 'Madame' in N'ayez pas peur, Madame (tr. 5) (te) sterk met de meer ingetogen momenten.

Verwonderlijk is dat niet. Van een zanger die in Straatsburg Lohengrin zingt, in Bayreuth Siegmund en in de Weense Staatsopera Bacchus, kun je moeilijk verwachten dat hij nog in staat is zijn stem terug te brengen tot de stijl en de sfeer die passen bij liederen die geschreven werden voor de huiskamer of voor kleinere zalen met een een sterke sfeer van intimiteit.

Bij eerdere opnamen van Spyres had ik meer dan eens de indruk dat hij meer met de (zingbaarheid) van de noten bezig was dan met de vertolking. Dit moet ik hem en Opera Rara echter nageven: van alle opnamen die ik de afgelopen jaren van deze 'baritenor' gehoord heb, overtuigt deze mij het meeste, ondanks een niet altijd overtuigend inzicht in of invoelen van de gezongen teksten. En gezien het duidelijk op zijn vocale karakter afgestemde repertoire past dit recital derhalve prima in de opzet van deze serie, waarin behalve naar compleetheid en authenticiteit ook gestreefd wordt naar afwisseling.

Met als deel vier een cd met de gedisciplineerde zang van Marie-Nicole Lemieux in een repertoire waarin intimiteit en ingetogenheid bepalend zijn voor de sfeer, is die afwisseling meteen erg groot. Afgezien van de op 'Affekte' gerichte teksten van Metastasio horen we op deze cd vooral de reeds gesignaleerde teksten die geschreven zijn vanuit de emoties of de psyche van meisjes en jonge vrouwen, soms sterk religieus geïnspireerd, en het totaal contrasteert flink met het meer extraverte en theatrale op de cd van Spyres. Dat wil niet zeggen dat het theatrale hier geheel ontbreekt en een fraai voorbeeld daarvan biedt La fuga di Tisbe van een anonieme auteur, dat onder Donizetti's uitgroeide tot een complete 'scena' met recitatief, cavatine en cabaletta.

Evenals Lawrence Brownlee en Nicola Alaimo op de eerste cd's wordt Spyres op de derde met veel sfeer en in uitstekend samenspel met de solist begeleid door dirigent Carlo Rizzi. Waarom de artistiek directeur van Opera Rara bij de vierde cd zijn plaats afstond aan Giulio Zappa, wordt nergens vermeld, maar het resultaat is er niet minder om. Verbazend is dat niet. Zappa bewees zijn affiniteit met de Italiaanse muziek uit het begin van de 19de eeuw al ruim twintig jaar als coach bij het Rossini Festival in Pesaro en vervulde daarnaast een vergelijkbare functie bij diverse andere instituten. Daarnaast is hij sinds enkele jaren verbonden aan het Donizetti Festival in Bergamo en aan de daaraan verbonden operastudio.

Ook op deze twee cd's horen we incidenteel een extra obligaat instrument, waaronder een effectief toegepast harmonium in het religieus getinte, door Lemieux mooi strak maar met veel gevoel vertolkte La Novice. In de begeleidende teksten bij ieder lied afzonderlijk wordt weer ingegaan op het karakter en het ontstaan (voor zover de gegevens daarover bekende zijn), terwijl tevens bij iedere titel de beschikbare details over de versies en het overgeleverde notenmateriaal vermeld worden (helaas in een erg kleine letter).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links