CD-recensie
© Paul Korenhof, januari 2025 |
Met ruim zeventig opera's in nog geen drie decennia geldt Donizetti als een veelschrijver, en niet ten onrechte . Daarnaast componeerde hij namelijk ook nog zestien symfonieën, negentien strijkkwartetten, drie oratoria, bijna dertig cantates, diverse soloconcerten en sonates plus ander instrumentaal werk waarvan incidenteel iets wordt uitgevoerd, meestal in Italië en vaak door studenten. Maar de langste lijst is die van zijn liederen (bijna tweehonderd, althans voor zover dat ons bekend is) en duetten (ruim veertig), maar daarvan hoorden we tot nu toe slechts af en toe iets, meestal doordat een zanger in het kader van een recital een enkele titel liet horen. In dat laatste komt nu verandering doordat Opera Rara de complete liederenschat van de Italiaanse componist hoopt uit te brengen in acht delen, waarvan de eerste twee nu verschenen zijn. Het eerste deel behelst 28 liederen in een vertolking door de tenor Lawrence Brownlee, terwijl we in het tweede deel de bariton Nicola Alaimo horen in nog eens 26 liederen. Beiden worden daarbij op de piano begeleid door de dirigent Carlo Rizzi, artistiek directeur van Opera Rara. Bij enkele liederen is echter ook een ander instrument betrokken dat veelal door Donizetti sterk solistisch behandeld werd. De supervisie bij het hele project isin handen van een expert op het gebied van de 19de-eeuwse Italiaanse opera, Roger Parker, die na jarenlang research een kritische editie van Donizetti's liederenschat heeft verzorgd. Dat moet een hele klus zijn geweest, aangezien veel liederen werden geschreven als presentje voor vrienden of relaties en daardoor nooit officieel zijn uitgegeven, terwijl van andere meerdere verschillende versies gevonden werden. Alle afwijkende versies meegerekend liep het totale aantal liederen daardoor op tot in de duizenden, die in druk of in manuscript (dan wel kopieën daarvan) zo ongeveer over de hele westerse wereld verspreid waren. Tevens staat van sommige liederen niet vast dat zij echt van Donizetti's hand zijn, terwijl soms ookl het vermoeden bestaat dat het gaat om latere bewerkingen, al dan niet met een andere tekst. Zoiets is bijvoorbeeld het geval met het aan Donizetti toegeschreven 'Auf dem Meere' (vol. 2 nr 10) dat mogelijk door de nog jonge componist geschreven werd op een Italiaanse tekst die wij nu niet meer kennen Zoiets gebeurde overigens vaker en van diverse liederen is bekend dat de componist in zijn Franse tijd zelf bestaande Italiaanse liederen van een nieuwe tekst voorzag - en ook gebeurde het soms dat die nieuwe versie vervolgens weer naar het Italiaans werd terugvertaald. Al met al is het niet onwaarschijnlijk dat in de loop van de tijd een en ander verloren is gegaan, maar evenmin dat er nog ergens onontdekt materiaal rondzwerft. Eveneens zijn er eveneens van diverse liederen meerdere versies bewaard gebleven en in zijn toelichting schrijft Parker hierover dat hij diverse malen een keuze heeft moeten maken. Soms bleken alternatieve versies onderling echter dermate te verschillen, dat besloten werd beide in het Donizetti-project op te nemen. Een ander probleem was het feit dat van veel liederen niet duidelijk is voor welke stemsoort zij geschreven werden, waarbij behalve de notatie meespeelt dat de grens tussen tenor en bariton en die tussen sopraan en mezzosopraan in Donizetti's tijd vager was dan tegenwoordig. Zelfs het geslacht van de bedoelde vertolker was vaak onduidelijk, ook al omdat het in de eerste helft van de 19de eeuw nog steeds heel normaal was dat er 'grensoverschrijdend' werd gezongen. Niet alleen op het operatoneel vertolkten vrouwen regelmatig mannenrollen, maar in de huiselijke kring keek eveneens niemand ervan op als meisjes en vrouwen teksten zongen die wij nu een jongen of een man in de mond zouden leggen. (Bij de realisering van het Donizetti-project werd op dit punt zoveel mogelijk uitgegaan van wat ons nu logisch in de oren zou klinken.) Bij het beluisteren van deze liederen trof mij wederom dat het onjuist is te stellen dat de Duitse liedkunst - en de Duitse muziek in het algemeen - inhoudelijk op een veel hoger niveau staat dan de Italiaanse (waarbij de Duitse liedkunst ook weer superieur zou zijn aan de Franse). Het is een cliché van dezelfde orde als de bij Duitse muziekliefhebbers nog steeds tamelijk algemene opvatting dat Italiaanse en (vooral!) Franse opera's oppervlakkiger zijn dan Duitse. Het grote verschil zit in het culturele en vooral in het literaire klimaat waarin de muziek van die tijd zich ontwikkelde. De Duitse liederen uit de eerste helft van de 19de eeuw ontstonden in nauwe relatie met de romantische (Duitse) dichtkunst, terwijl we de Italiaanse liedkunst vooral moeten zien in de sfeer van salonmuziek en intieme soirées. Maar dat dit cultureel bepaalde verschil tevens een kwaliteitsverschil inhoudt, is een vooroordeel dat .- zoals zoveel vooroordelen - berust op kortzichtigheid en onbegrip Bij de liederen van Donizetti horen we wel een enkele maal dat de grens tussen lied en opera vaag is, niet alleen in sfeer maar ook in structuur. Zo is een lied als 'Ella riposa... alcuni istanti' (vol. 1 nr 13) onderverdeeld in een cantabile met een cabaletta, mogelijk doordat Donizetti het schreef voor de operatenor en componist Michal Poniatowski (1814-1873), terwijl 'Il sogno' (vol. 1 nr7) zelfs een letterlijk citaat uit Lucia di Lammermoor bevat. De sfeer van de opera vinden we eveneens in het nooit gepubliceerde 'Or che la notte invita' (vol 1 nr 13), opgedragen aan de echtgenote van een van Donizetti's vrienden en min of meer opgezet als een liefdesduet voor zangstem en klarinet. Terecht vestigt Parker in zijn inleiding aandacht op de mate waarin de artistieke ontwikkeling van Donizetti in zijn liederen doorklinkt, beginnend met een 'rossiniaanse' periode met liederen (vaak betiteld als 'canzonette') die in sfeer terugwijzen naar de 18de eeuw. Daarop volgde, ruwweg na 1823, een periode waarin de componist vrijer en gedurfder met harmonieën en muzikale vormen omging, terwijl hij na circa 1830, toen zijn naam gevestigd was, duidelijk 'commerciëler' ging schrijven. Niet vanuit een verdienmodel, maar vanuit het bewustzijn dat zijn liederen inmiddels door bekende zangers voor een groter publiek werden uitgevoerd, en dat het geen informele cadeautjes voor vrienden meer waren. Dat hij zijn laatste creatieve fase voor een groot deel in Wenen en Parijs doorbracht, blijkt tenslotte uit het meer internationaal gerichte karakter van de liederen uit die periode met vooral veel Franse teksten, niet alleen in taal maar ook in thematiek. De beide nu uitgebrachte cd's in detail bespreken is ondoenlijk, al was het maar vanwege de diversiteit van beide selecties met liederen uit heel Donizetti's creatieve periode. Lawrence Brownlee, die vooral als Rossini-vertolker een grote ervaring met het belcanto in de eerste decennia van de 19de eeuw heeft opgebouwd, is daarbij de juiste man om vocaal de spits af te bijten. Hij combineert een vloeiende vocalistiek en technische precisie met een heldere dictie waarbij zijn omgang met het muzikale materiaal het juiste midden biedt tussen intieme liedkunst en operazang. De vertolkingen van Nicola Alaimo komen door de 'open' klank van zijn timbre en de expressiviteit van zijn voordreacht iets theatraler over. Een iets meer ingetogen, sterker op legato gerichte zangstijl zoals we die kennen van de bariton Renato Bruson, een specialist als het ging om de muziek van Donizetti, zou hier ideaal zijn geweest. De flexibiliteit van Alaimo's stem en de levendigheid van zijn vertolkingen maken echter dat ook deze tweede cd tot de laatste noot blijft boeien. Dat tachtig minuten liederen niet gaan vervelen, is eveneens in hoge mate te danken aan de begeleidingen van Carlo Rizzi die steeds opnieuw de juiste sfeer weten te treffen. Nog belangrijker is echter dat hier duidelijk een ervaren operadirigent aan het woord is die houdt van vocale muziek en van het Italiaanse repertoire in het bijzonder, en die weet hoe hij met zangers moet omgaan, hoe hij hen moet leiden en daarbij toch in de huiste mate vrij moet laten. Waren er maar meer zulke dirigenten! De cd's, met een uitmuntende balans tussen zangstem en begeleiding, worden gepresenteerd in stijlvolle cassettes met cd-boekjes die beantwoorden aan de faam van Opera Rara: degelijk, goed leesbaar, fraai en vooral met veel smaak geïllustreerd. Een algemene toelichting van Parker en een toelichting op de cd zelf van Mary Ann Smart wordt gevolgd door gedetailleerde introducties bij ieder lied afzonderlijk met details aangaande de tekst, de uitgave en de vindplaats - plus natuurlijk de zangteksten en een Engelse vertaling daarvan. index |
|