CD-recensie

 

© Paul Korenhof, januari 2025

Donizetti: L'aio nell'imbarazzo

Alessandro Corbelli (Il marchese Giulio Antiquati), Alex Esposito, (Gregorio Cordebono), Francesco Lucii (Il marchese Enrico), Marilena Ruta (Gilda Tallemanni), Lorenzo Martelli (Il marchese Pippetto), Caterina Dellaere (Leonarda), Lorenzo Liberali (Simone)
Coro Donizetti Opera
Hana Lee (fortepiano)
Orchestra Donizetti Opera
Dirigent: Vincenzo Milletarì
Naxos 8.660565-66 (2 cd's)
Opname: Bergamo, nov. 2022

 

L'aio nell'imbarazzo, o Don Gregorio (première: Rome, 4 februari 1824) was Donizetti's vijftiende opera en de eerste waarvan het succes de naam van de componist ook snel buiten Italië verbreidde, onder andere door voorstellingen in Wenen met niemand minder dan Luigi Lablache in de hoofdrol. Aanvankelijk heb ik dat internationale succes moeilijk kunnen begrijpen, maar dat kwam doordat we het tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw moesten stellen met een RCA-opname met Plinio Clabassi. Die presenteerde dit melodramma giocoso in een dramaturgisch niet echt overtuigende versie van 53 minuten, zodat het werk, ondanks de twee bedrijven, min of meer een voorloper leek van eenakters als Il campiello en Betly.

Pas in 1974, dankzij uitvoeringen onder leiding van Kenneth Montgomery in Wexford met weliswaar sympathieke maar niet echt Italiaans overkomende solisten, merkte ik hoe zwaar gecoupeerd die RCA-opname was. Daarna duurde het echter nog een tiental jaren eer ik dankzij een Cetra-opname van een uitvoering in Turijn onder Bruno Campanella met uitmuntende (Italiaanse!) hoofdrollen van Enzo Dara (Gregorio), Alessandro Corbelli (Don Giulio), Luciana Serra (Gilda) en Paolo Barbacini (Enrico) echt overtuigd werd van de kwaliteiten van deze komedie.

Die Cetra-opname duurde maar liefst meer dan twee keer zo lang als de RCA-versie en de nieuwe uitgave van Naxos, opgenomen in Bergamo tijdens het Donizetti Festival 1922, duurt met 2.11' zelfs nog iets langer. Die bevat ook voor het eerst een aria van Gregorio die we danken aan het feit dat in Bergamo gebruik werd gemaakt van de nieuwe, kritische editie, waardoor ook enkele andere verschillen te horen zijn. De opvallendste betreft de volgorde van de fragmenten. Zo horen we op Cetra meteen na het openingsensemble, op de plaats waar nu de 'herontdekte' aria van Gregorio klinkt, een cavatine van Enrico die bij Naxos twee scènes later te horen is. En wie het libretto volgt, kan alleen maar constateren dat dit dramatisch logischer is en ook tot een betere opbouw leidt.

Het libretto van de ervaren Jacopo Ferretti zit redelijk in elkaar, zij het dat zijn beeldspraak nog sterk 18de-eeuws aandoet, bijvoorbeeld door bij enige verwarring snel een verwijzing naar een emotionele schipbreuk ('naufragar'). Het verhaal heeft echter weinig om het lijf en toont een zeer conservatief ingestelde edelman (Don Giulio) die er alles aan doet om zijn beide zonen te behoeden voor een emotionele binding aan vrouwelijk gezelschap.

De zorg voor hun welzijn vertrouwt de vrouwonvriendelijke vader toe aan een meer menslievend ingestelde huisleraar, Gregorio, die niet alleen zijn werkgever ter wille wil zijn (vandaar de titel, vrij vertaald: 'de voogd in verlegenheid). Het bloed kruipt immers waar het niet gaan kan en beide zonen hebben al lang ontdekt waar Abraham de mosterd haalt. De jongste, Pippetto, heeft een amoureuze relatie met een dienstmeisje en de oudste, Enrico, is al in het geheim getrouwd met zijn buurmeisje, de jong verweesde en zeer zelfstandige Gilda, die zelfs al een kind van hem heeft.

Niet alleen staat de arme Gregorio daarmee voor een onbegonnen opgave, maar hij kan ook met zijn pupillen meevoelen, in het bijzonder met Enrico die hem ook alles over zijn vruchtbare omgang met Gilda toevertrouwt. Ondanks Gregorio's pogingen zijn werkgever daarvan onkundig te laten, komt het natuurlijk toch uit, maar vader Giulio is onvermurwbaar en wil de getrouwde Enrico zonder meer de deur uit zetten.

Het doortastende optreden van Gilda doet vader Giulio uiteindelijk bijdraaien, maar de relatie van Pippetto met een dienstmeisje gaat hem toch te ver. Gelukkig blijkt dat niet meer dan een luchtballon als het meisje in kwestie toegeeft dat er voor haar helemaal geen liefde in het spel is. Eind goed al goed en de opera besluit met een aria met cabaletta van Gilda die (als de nieuwe meesteres in huis?) de touwtjes in handen neemt.

Vocaal wordt de uitvoering gedragen door de beide buffo-karakters met voorop de bas-bariton Alex Esposito als een Gregorio met rossiniaanse allures. Dat geldt niet alleen een vertolking vol humor en karakter die mij deed denken aan grote voorgangers op dit terrein, maar ook zijn zang: welluidend, uiterst flexibel en met grote aandacht voor het bel canto.

Vrijwel op hetzelfde niveau bevindt zich de veteraan Alessandro Corbelli. In de nu ruim veertig jaar oude Cetra-opname was hij een formidabele Gregorio, maar in Bergamo, waar hij zijn zeventigste verjaardag vierde, zette hij hij met evenveel karakter en maar een klein beetje minder stem nog steeds een kapitale Don Giulio neer. Corbelli, die we nog niet zo lang geleden bij DNO hoorden als een kapitale Fra Melitone in La forza del destino, presenteert zich ook hier als een geroutineerde buffo in de traditie van Salvatore Baccaloni, Melchiorre Luise en Renato Capecchi, maar zonder de soms iets te sterke neiging tot chargeren van de laatste.

In de directie van de 32-jarige Vincenzo Milletari mis ik echter de brille en het theatergevoel waar zo'n muzikale komedie om vraagt. Het orkestspel komt degelijk over, prima van klank en afwerking, maar de sprankeling ontbreekt en dat valt extra op doordat ook de secco recitatieven niet altijd even levendig overkomen. Ik heb de voorstelling niet gezien, maar ik ben geneigd de schuld voor dat laatste bij de enscenering te zoeken, ook al omdat in de overige rollen, alle vertolkt door studenten van de Bottega Donizetti (de operastudio in Bergamo) vooral recht toe recht aan gezongen wordt met weinig karakterisering en differentiëring.

Van dit vijftal studioleden lijken de tenoren Francesco Lucii als de heimelijk gehuwde Enrico en Lorenzo Martelli als de jongere, in zijn zang soms leuk puberaal klinkende Pippetto heel veelbelovend, maar ik heb een beetje moeite met de sopraan Marilena Ruta. Technisch staat zij haar mannetje, zeker in de coloraturen van de van haar aria in de finale, maar haar timbre heeft een resonans waar ik niet weg van ben en waarin ik ook weinig hoor van de charme die Luciana Serra op Cetra haar rol meegaf.

De bijdragen van de mezzosopraan Caterina Dellaere als de rondborstige Leonarda en de bariton Lorenzo Liberali in het kleine rolletje van een dienaar ronden de uitvoering naar behoren af. Voor al deze jonge solisten geldt echter dat ik hen graag nog eens hoor, maar dan wel in een uitvoering met meer sprankeling en vooral: onder een dirigent met meer ervaring. Die hebben zij hard nodig!

Het cd-boekje van acht pagina's bevat weinig meer dan de zakelijke gegevens, een synopsis en een interview van dramaturg Alberto Mattioli met dirigent Vincenzo Milletari. Overigens blijkt daaruit weer dat een bij de productie betrokken dramaturg niet de juiste persoon is om een regisseur of een dirigent te interviewen: het blijft preken voor de eigen parochie. Maar laat ik eindigen met een positieve noot: het vanaf de site van Naxos downloadbaar libretto gaat bij dit werk vergezeld van een Engelse vertaling.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links