CD-recensie

Natalie Dessay - Bel canto nieuwe stijl

 

© Paul Korenhof, februari 2008


 

Italian Opera Arias

Aria's uit La traviata, I puritani, Maria Stuarda, Rigoletto, I Capuleti ed i Montecchi, Lucia di Lammermoor.

Natalie Dessay (sopraan), Katerine Deshayes (mezzosopraan), Roberto Alagna (tenor), Franck Ferrari (bariton), Matthew Rose (bas), Concerto Köln o.l.v. Evelino Pidò

Virgin Classics 3952432


Alles verandert, ook de zangkunst. Grotere theaters, de uitbreiding van het repertoire en de toenemende aandacht voor de visuele kant van een opera hebben hun sporen nagelaten op de vocale prestaties van de huidige operasolisten, maar de belangrijkste invloed kwam waarschijnlijk van de huidige  vraag naar veelzijdigheid. Een zangeres die nog maar één repertoiregebied zingt, vindt nauwelijks nog emplooi, maar het gevolg is wel dat de daarmee gepaard gaande specialisatie uitgestorven raakt.

Een typisch voorbeeld van een 'moderne' zangeres is de Française Natalie Dessay, die aanvankelijk naam maakte met stratosferische coloratuurrollen als de Koningin van de Nacht en Zerbinetta, mar die via Lakmé en Ophélie terechtkwam in het Italiaanse belcantorepertoire, waarin zij momenteel schittert als Lucia di Lammermoor, Amina in La sonnambula, Elvira in I puritani en vooral Marie in La Fille du régiment. Haar vertolkingen verschillen echter essentieel van die van haar grote voorgangsters. Om te beginnen is haar stem niet echt 'mooi', maar laten we eerlijk zijn: dat was die van Callas ook niet. Waarde Griekse sopraan haar grote kracht putte uit de een enorme kleuring die berustte op haar gevoel voor dramatiek in combinatie met de gave om vanuit een fluwelen, soms onmiskenbaar 'donker' borstregister ongeëvenaarde melodische bogen te spinnen, is Dessay primair een typisch Franse zangeres met een helder, kernachtig timbre dat bijna vraagt om virtuositeit en staccatopassages. Er is echter één grote overeenkomst: beiden zijn geboren actrices, Callas misschien meer intuïtief en Dessay meer vanuit haar belangstelling voor het drama in de opera, maar beiden lijken geboren voor het toneel, en bepaald niet voor de concertzaal.

Wie luistert naar een nieuwe cd waarop Dessay aria's zingt uit opera's van Bellini, Donizetti en Verdi, hoort dus onvermijdelijke een andere wijze van vertolken die - daarover bestaat geen twijfel - beslist niet beantwoordt aan het oude belcanto-ideaal. De aandacht voor een vloeiend legato en voor een klankvorming waarin de echte 'belliniaanse morbidezza' centraal staat, is vervangen door een op het eerste gehoor uitbundiger zangstijl met het accent op virtuositeit. Dessay is echter niet zomaar een zangeres - of beter: zij is in feite geen zangeres, maar een zingende actrice en haar vertolking van de muziek wordt gecombineerd met grotere aandacht voor tekst en uitbeelding dan bij vele van haar voorgangster. Callas kon dat ook combineren, maar deed dat in een andere tijd, op een andere manier en met een andere persoonlijkheid. Zij ging uit van de muziek en haar streven naar muzikale perfectie, en liet daaraan vervolgens haar intuïtie een bijdrage leveren.

Dessay stamt uit de zangersgeneratie die opkwam na de opkomst van het regietheater. Bij haar staan rolanalyse en het streven naar psychologische diepgang voorop, maar de resultaten die zij ermee bereikt, zijn er in het theater niet minder om. Toegegeven, operaliefhebbers van de oudere generatie of met een groot gevoel voor het oude bel canto zullen andere voorkeuren hebben, zeker waar het de muzikale weergave van de noten betreft, maar wie zich openstelt voor 'opera als drama', moet constateren dat Dessay op haar manier komt tot vertolkingen die op zijn minst boeiend, vaak zelfs fascinerend zijn. En dat zij vocaal haar mannetje staat, lijkt geen twijfel. Iedereen die haar in een van haar grote rollen (Koningin van de Nacht, Zerbinetta, Lakmé, Ophélie, Marie of Lucie) in het theater heeft meegemaakt, kan daarvan getuigen.

Beluisteren we de nieuwste recital-cd van Natalie Dessay met oren die niet verder zijn gekomen dan Toti Del Monte, Lina Pagliughi, Maria Callas, Joan Sutherland of Montserrat Caballé, dan bestaat de kans op een lichte teleurstelling. Wie in een vertolking het moderne theater met zijn hang naar psychologisering wil horen doorklinken, kan alleen maar de grootste bewondering hebben voor de manier waarop Dessay dat in haar zang weet te integreren. Violetta in La traviata vraagt misschien een iets meer volwassen klank, evenals Donizetti's Maria Stuarda, maar Gilda (Rigoletto) vaart er wel bij. Voor zo'n Gilda in het theater teken ik meteen! Aan de andere kant vragen Donizetti en zeker Bellini wel dat de luisteraar even een knop omdraait. Van ouderwets morbidezza is geen sprake, maar ik kan niet zeggen dat haar personages er minder geloofwaardig om worden. Een romantisch jong meisje als Giulietta in I Capuleti e i Montecchi is nog een twijfelgeval, maar Elvira in I puritani en Lucia di Lammermoor komen ook bij vertolkingen in deze stijl uitstekend uit de verf. Dat Dessay hun grote soloscènes opsiert met onverwachte - en dramatisch effectieve! - variaties, is op zich al een punt in haar voordeel. Het belangrijkste is dat ik in haar vertolkingen kan geloven. Verder blijf ik mij ervan bewust dat ik Callas in het begin ook niet 'mooi' vond...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links