![]() CD-recensie Niet altijd 'bel canto' maar wel 'mooi gezongen'
© Paul Korenhof, mei 2015
|
Een recente uitzending van Manon uit New York bood weer eens een staaltje van de Met op zijn slechtst. Dirigent Emmanuel Villaume maakte er een rommeltje van (wat mij van hem onderhand niet echt verbaast), waarbij het leek of koor, orkest en solisten drie verschillende dirigenten hadden. Bovendien was de lichtvoetige charme in de muziek van Massenet vaak ver te zoeken en miste het koor behalve de discipline ook alle helderheid en puntigheid die voor een Franse opera noodzakelijk is. Op het toneel deden routiniers als Dwayne Croft en Russell Braun hun best, maar Christophe Montagne maakte al chargerend een karikatuur van Guillot de Morfontaine en Vittorio Grigolo, toch al geen uitblinker in subtiliteit en stijlgevoel, zong een Italiaans-veristische Des Grieux die niets met de wereld van de Opéra Comique te maken had. In die entourage deed Diana Damrau haar best, maar haar stem miste de 'esprit' van de Franse lyrische sopraan en als er dan niemand is om haar stilistisch te coachen, heeft het resultaat meer weg van een Manon Lescaut met Donizetti-invloeden dan van een Manon van Massenet. Wat een genoegen om Damrau daarna weer te horen in het Italiaanse bel canto, een repertoire waarin zij zich helemaal thuis voelt, en dat zij hier neemt als uitgangspunt voor een recital dat doorloopt tot in het verismo van Puccini en Leoncavallo. Natuurlijk moet ook die muziek 'mooi gezongen' worden, maar 'bel canto' is het niet meer. Dat beperkt zich hier tot Bellini en Donizetti met drie uitlopers uit werken die Verdi schreef in de eerste vijftien jaar van zijn carrière. Ten aanzien van 'Ah, non credea mirarti' uit La sonnambula geldt iets dergelijks. Damrau zingt Amina's muziek prachtig, delicaat, vol gevoel en met groot technisch meesterschap, maar zonder dat ondefinieerbare dat suggereert dat wij haar horen 'dromen', dat haar stem uit een andere realiteit tot ons komt. Het lijkt erop te wijzen dat Donizetti's muziek Damrau beter ligt dan die van Bellini, maar andere uitvoeringen die ik van haar gehoord heb (onder dirigenten met iets meer gevoel voor Bellini's helemaal op de stem gerichte cantilenen) bewijzen dat het ook anders kan. Afgezien daarvan fungeren beide fragmenten binnen dit recital uitstekend en de combinatie met de beide aria's van Donizetti werkt uitstekend. Heel fijn bovendien dat eindelijk weer eens een sopraan zich heeft ontfermd over Rosmonda's aria, die regelmatig werd gebruikt als alternatief voor Lucia's 'Regnava nel silenzio' en waarvan de eerste opname door Joan Sutherland ooit een aangename verrassing vormde. Ook de lyrisch-dramatische Verdi ligt Damrau uitstekend. Haar affiniteit met La traviata is algemeen bekend, maar naast haar doorleefde 'È strano' (helaas ontbreekt 'Addio del passato') trof mij ook de expressiviteit van haar Luisa Miller, al had een echte operadirigent misschien meer met haar op de tekst gewerkt. Nu vallen sommige lettergrepen ongeveer weg, terwijl een tekstgerichte frasering met langere klinkers en kortere medeklinkers zeker in het recitatief het dramatisch effect waarschijnlijkhad verhoogd. Een complete uitvoering van Luisa Miller onder een goede Verdi-dirigent en met een echte Verdi-bariton in de vaderrol zou mij heel welkom zijn, maar ook I Lombardi en Attila moeten binnen haar bereik liggen! Ik veerde op bij de eerste maten van Mimì's 'Donde lieta uscì' (hier overigens consequent gespeld met een apostrof in Donde: D'onde). Het is alsof dirigent Noseda opeens op bekend terrein komt met een orkestbehandeling om door een ringetje te halen. Damrau brengt hier echter te veel emoties in het spel. Het geheim van deze rol (en zeker van deze aria) is eenvoud, pure eenvoud! Mimì moet met een zilveren timbre een sterk ingehouden onschuld uitstralen, broos en breekbaar. Alles wat er meer is, is te veel! Bovendien had een soberder, meer introverte vertolking gezorgd voor een sterker contrast met Nedda's veel expressiever opgebouwde 'Qual fiamma' uit Pagliacci (met de juiste titel: iedereen die het heeft over I pagliacci geeft daarmee aan dat hij de opera niet heeft begrepen!). Ook hier geeft Damrau trouwens net iets te veel, vooral in haar accentuering tijdens de aria zelf. De grote kunst bij het zingen van goede muziek blijft om de expressiviteit vanuit de muziek te laten komen. Dan komt de emotie het sterkste bij de toehoorder binnen en anders wordt het toch snel uiterlijk effect. Zoals de regisseur Joseph von Sternberg ooit tegen een overdadig auditerende actrice opmerkte: "If you weep, the audience will never cry!" index |
|