![]() CD-recensie Diana Damrau - kleurrijke coloraturen
© Paul Korenhof, december 2009
|
||
COLORaturaSAria's uit opera's van Gounod (Roméo et Juliette), Verdi (Rigoletto, Un ballo in maschera), R. Strauss (Ariadne auf Naxos), Rossini (Il barbiere di Siviglia), Stravinsky (The Rake's Progress), Puccini (Gianni Schicchi), Donizetti (Linda di Chamounix), Thomas (Hamlet) en Bernstein (Candide). Diana Damrau (sopraan), Münchner Rundfunkorchester o.l.v. Dan Ettinger. Virgin Classics 51931322 Opname: februari 2008 - juni 2009 Het is al vaker aangehaald, maar ik kan niet nalaten het ook nog eens te doen: het slotapplaus na de première van Rigoletto in Dresden op 15 juni 2008. De publiciteit rond de voorstelling, die (bijna) rechtstreeks werd uitgezonden op Arte, was geheel opgebouwd rond stertenor Juan Diego Flórez, maar de ongeschreven theaterwetten bepalen nu eenmaal dat de tenor aan het slot moet buigen vóór Gilda en Rigoletto. Aldus geschiedde en nadat een breeduit stralende Flórez zijn applaus in ontvangst had genomen, was de beurt aan de Duitse coloratuursopraan Diana Damrau. Onder insiders was haar naam al lang bekend en aan de Met had zij zelfs het waagstuk volbracht om in één serie voorstellingen van Die Zauberflöte zowel Pamina als de Koningin van de Nacht te zingen, maar er waren ook in Duitsland nog tallozen die nog nooit van deze zangeres hadden gehoord. De storm van enthousiasme bij haar solobuiging in Dresden leek Flórez echter finaal weg te vagen en ietwat beteuterd moest de Peruviaanse stertenor constateren dat hij toch niet de ster van de avond was geweest. Inmiddels presenteert Virgin de derde solo-cd van deze sopraan en de eerste met muziek uit de 19de en 20ste eeuw, die steeds meer haar domein lijken te worden. Haar faam als actrice verleidt tot een vergelijking met haar Franse collega Natalie Dessay, die vrijwel al deze aria's eveneens opgenomen heeft, maar al snel blijkt het hier toch om totaal verschillende vertolksters te gaan. Het timbre van Damrau is breder (sommigen zouden het 'gezonder' noemen), meer opgebouwd vanuit haar borstregister, terwijl Dessay toch altijd die 'Franse' klank heeft die verwant blijft met een licht nasale resonantie. Beiden zijn uitmuntende actrices met veel aandacht voor de tekst, maar waar we bij Dessay een vloeiende 'romaanse' overgang van klinkers naar medeklinkers horen, klinkt bij Damrau iets meer de 'Duitse' neiging tot nadrukkelijke articulatie door. Een ander verschil is dat Dessay meer interpreteert door haar kleuringen, terwijl Damrau duidelijk meer van de woorden zelf uitgaat (opvallend voorbeeld: haar 'ba-bbo pietà' aan het slot van de aria uit Gianni Schicchi). De ervaring heeft geleerd dat niet iedereen van deze zangstijl gecharmeerd is. Zelf heb ik altijd grote bewondering gekoesterd voor de Verdi-interpretaties van Fischer-Dieskau, in het bijzonder zijn Rigoletto in de opname van Kubelík, maar anderen hebben juist die opname vanaf het eerste moment veroordeeld als 'te Duits'. Hetzelfde kan gebeuren met deze vertolkingen van Damrau, die inderdaad in het Franse en Italiaanse repertoire niet altijd helemaal idiomatisch overkomen. Wat zij als interprete te berde brengt, is echter van grote klasse - van de grootste klasse zelfs. Ook in Franse en Italiaanse muziek, en men behoeft alleen maar haar tour-de-force in de waanzinscène uit Hamlet te beluisteren om te weten wat ik bedoel. Dit is geen zingen omwille van het zingen, en al helemaal niet omwille van de mooizingerij. Iedere aria wordt onder haar handen een minidrama met meer diepte dan men soms zelfs voor mogelijk zou houden, en op dit punt zowel als door de dramatiek in haar kleuringen doet zij zeker aan Callas denken. Bovendien denk ik dat iedereen die haar in het theater heeft meegemaakt, zich nog veel makkelijker aan haar zang zal overgeven. Daar heeft haar stem iets overrompelend op een manier doet denken aan de manier waarop Joan Sutherland puur op haar klank een zaal kon 'inpakken'. Wellicht had een begeleider met een iets meer romaanse inslag dan de Israelische dirigent Dan Ettinger aan Damrau een vloeiender zanglijn kunnen ontlokken en weer vraag ik mij af waarom voor dit soort cd's zo zelden dirigenten gekozen worden die met de materie vertrouwd zijn. De begeleidingen klinken heel toegewijd en op het Münchner radio-orkest is niets aan te merken, maar ik mis net dat beetje sfeer dat van een uitstekende cd een adembenemend recital had kunnen maken. Aan de andere kant denk ik dat er maar weinig zangliefhebbers zijn die zich niet gewonnen zullen geven voor Damrau's Zerbinetta (originele versie!), Linda of Ophélie, en de bekroning vormt een 'Glitter and be gay' uit Candide waarbij ik ook na drie keer luisteren moeilijk stil kan blijven zitten: verbijsterend van trefzekerheid en meer nog door de manier waarop zij razendsnel een karakter weet neer te zetten. Terwijl ik deze woorden schrijf, draait in mijn dvd-speler weer eens de opname van de Rigoletto uit Dresden en ik moet eerlijk zeggen: met zoveel vocale persoonlijkheid heb ik Gilda zelden gezien en gehoord. index | ||