![]() CD-recensie 'De nieuwe Leontyne Price'
© Paul Korenhof, december 2014
|
Een nieuwe ster aan het sopranenfirmament, maar die wordt nu eens niet binnengehaald als 'de nieuwe Callas' of 'de nieuwe Tebaldi'. De Amerikaanse Angel Blue heeft namelijk een getinte huidskleur, dus heet zij meteen 'de nieuwe Leontyne Price' (volgens onder anderen Plácido Domingo). Zonder dit soort typeringen schijnt onze wereld niet meer te kunnen leven, maar dat is het ergste niet. Nog vreemder is dat in dit geval niet de stem of de zang de vergelijking bepaalt, maar de huidskleur. Tegen Zwarte Piet heb ik geen bezwaar, maar dit gaat mij wel te ver. Hier wordt namelijk een relatie gelegd tussen iemands prestaties en iemand huidskleur. Aan de andere kant kan ik er niet omheen dat stem en zang van de Amerikaanse sopraan Angel Blue wel degelijk kenmerken heeft die als 'negroïde' gekarakteriseerd kunnen worden. zowel in het licht 'rokerige' timbre als in de authentieke souplesse van zowel Gershwin's 'Summertime' en aan het slot de spiritual 'Ride on, king Jesus'. Bezwaren? Nee! Waarom zouden Spaanse tenoren wel anders mogen klinken dan Italiaanse tenoren, of Russische bassen anders dan Italiaanse bassen, en waarom zouden 'Afro-Amerikaanse' sopranen niet anders mogen klinken dan 'Euro-Amerikaanse' sopranen? Feit is dat zij - of in ieder geval veel van hen - inderdaad anders klinken. In deze tijd, waarin de zangwereld langzaam maar zeker een vocale eenheidsworst lijkt te worden, ervaar ik dat overigens alleen maar als prettig. Er zijn al veel te veel zangers die ik niet van elkaar kan onderscheiden - erger: die in stemklank en zang zelfs te weinig individualiteit hebben om van elkaar onderscheiden te kunnen worden. Mijn bezwaar tegen de betiteling van Angel Blue als 'nieuwe Leontyne Price' is eerder dat het vooral die negroïde kenmerken zijn die beiden gemeen hebben. De stem van Angel Blue is duidelijk iets lichter en lyrischer. De Butterfly van Price vond ik al een stap te ver, Blue kan ik mij voorstellen als Mimì, terwijl ik haar beslist nog geen Aida, Amelia of Leonora hoor zingen. En waar Price voor mij in Ariadne auf Naxos een adembenemende Ariadne werd, zou ik bij Blue mijn kaarten zetten op de Komponist in de proloog. De nu dertig jaar oude Angel Joy Blue (Joy Alone, de titel van deze cd,
verwijst duidelijk niet alleen naar de song uit de bundel Natural Selection
van Jake Heggie) voelt zich merkbaar thuis in zowel het klassieke
als het meer populaire repertoire, maar baarde tot nu toe het meeste opzien
in enkele operarollen, voor het merendeel overigens niet van het type
waarin Leontyne Price zich thuis zou voelen: Violetta, Lucia, Manon, Liù,
Mimì en Musetta, een rol die zij met veel succes gezongen heeft
in de ENO in Londen, waar zij in oktober 2013 een opmerkelijk en heel
individueel getint recital gaf in de Wigmore Hall. Een andere opmerkelijke
vertolking schijnt (ik was er helaas niet bij) die van Micaëla in
Carmen te zijn geweest in een voorstelling in Valencia met Elina
Garanca en Marcelo Alvárez onder Zubin Mehta. Op deze cd met goed ondersteunende begeleidingen van Iain Burnside horen we een afwisselend en wederom individueel gekleurd repertoire. De zang klinkt niet alleen fraai, maar overtuigt ook door de muzikaliteit en de integriteit van de voordracht, al worden de melodische lijnen soms niet lang genoeg doorgetrokken en kunnen de accenten iets sterker worden aangezet, onder meer in de beide zarzuela-aria's. Aan de andere kant steekt Angel Blue op dit punt weer gunstig af bij andere jonge solisten die soms de neiging hebben juist iets te sterk te accentueren. Typerend is een filmpje op YouTube, waar zij Violetta's 'È strano' al heel keurig in stijl zingt en haar expressie probeert te uiten in een overdaad aan loopjes en bewegingen - beter zo dan anders! Een debuut-cd is 'Joy Alone' niet meer (de zangeres is ook al te horen in bijdragen aan een cd van Plácido Domingo met bariton-aria's), maar een veelbelovend recital is dit zonder meer. index |
|