CD-recensie

 

© Paul Korenhof, juni 2025

Bizet: Djamileh - Vasco de Gama - Cantates - Musique chorale - Mélodies - Musique pour piano

Palazzetto Bru Zane BZ 1059 (boek met 4 cd's)
Opname: Parijs, Metz, Soissons, Lyon - 2022-2024

 

Ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van Carmen op 3 maart bracht Bru Zane vorig jaar al een dvd uit met een reconstructie van de oorspronkelijke enscenering in de Opéra Comique (klik hier). De 150ste sterfdag van Bizet op 3 juni, deze week dus, werd aanleiding tot de uitgave van een nieuw boekwerk in de serie van het Palazzetto. Op vier volle cd's vinden we daarin de zelden uitgevoerde eenakter Djamileh met nog vier uur minder bekende werken: de 'ode-symphonie' Vasco de Gama , de cantates Le Retour de Virginie en Clovis et Clotilde , koorwerken, liederen en pianomuziek. En om meteen maar op het einde van deze bespreking vooruit te lopen: de verrassendste cd was de vierde met Clovis et Clotilde.

Djamileh
Isabelle Druet (Djamileh), Sahy Ratia (Haroun), Philippe Nicolas Martin (Splendiano), Maxime Le Gall (Le Marchand d'esclaves)
Choeur de l'Opéra de Lille
Les Siècles
Dirigent: François Xavier Roth

De gehele eerste cd is gewijd aan de eenakter Djamileh op een libretto van Louis Gallet naar de oriëntaalse vertelling Namouna van Alfred de Musset. Het verhaal, met als hoofdpersoon kalief Haroen al-Rasjid, is een poëtische variatie op de geschiedenis van Sheherazade en ademt helemaal de sfeer van Duizend-en-een-Nacht. Het verschil tussen Djamileh en haar literaire voorgangster is echter dat de eerste niet voor haar leven hoeft te vrezen. Zij zal na haar maand 'dienstbaarheid' gewoon weggestuurd worden en slaagt er in deze opera via een list in te mogen blijven. Bovendien wordt bij Bizet al snel duidelijk dat de kalief ook reeds bepaalde gevoelens koestert, maar zich daarvan nog niet bewust is.

Na elf voorstellingen in de Opera Comique (première 22 mei 1872) verdween het werk daar van het repertoire om er pas in 1938 weer terug te keren. Ondanks kritiek op de 'oriëntaalse' elementen in de muziek lag dat wellicht vooral aan het feit dat eenakters in een repertoiretheater nu eenmaal moeilijk te programmeren zijn. Buiten Frankrijk kwam het werk aan het einde van die eeuw (na het succes van Carmen dus) echter diverse malen ten tonele met als hoogtepunt een door de criticus Eduard Hanslick geroemde uitvoering in Wenen onder leiding van Gustav Mahler in 1898.

Dat in deze opname van Djamileh (bij mijn weten de vierde) de oriëntaalse sfeer beter tot uiting komt dan bij de vorige, is in hoge mate te danken aan dirigent François Xavier Roth en de subtiele klankwereld die hij oproept met het authentieke instrumentarium van Les Siècles. Zij plaatsen de muziek duidelijk in een Franse operatraditie waarin (pseudo) oriëntaalse elementen een grote rol spelen. (Dat een enkeling onder Bizet's tijdgenoten zelfs invloed van Wagner meende te horen, moeten we afschuiven op 'wishful thinking': behalve een enkele herinnering aan het Tristan-akkoord is bij Bizet echt weinig Wagner te vinden!)

Daarnaast steunt de uitvoering vooral op de warme en de overtuigende lyriek van de mezzosopraan Isabelle Druet die in haar stem meisjesachtige bescheidenheid laat samengaan met volwassen verleidingskunsten. Hoogtepunt is haar vertolking van Djamileh's als solo begonnen 'Nour-Eddin, roi de Lahore', gebaseerd op de Arabische dichtvorm die als ghazel (gazelle) bekend werd. Bij dat fragment, beginnend als aria, overgaand in een duet en eindigend als terzet, wordt echt duidelijk dat Bizet met Djamileh het niveau had bereikt waardoor Carmen daarna kon uitgroeien tot een van de toppen in de operaliteratuur.

Technisch is de door Djamileh beminde kalief uitstekend bezet met de lichte, heldere tenor van Sahy Ratia, maar diens timbre dreigt op den duur enigszins monochroom over te komen. De uiteindelijk in zijn liefde teleurgestelde Selimano, de leermeester van Haroun, wordt met de juiste combinatie van lyriek en speelsheid vertolkt door Philippe Nicolas Martin, die niet alleen door zijn naam associaties oproept met de typisch Franse 'bariton-martin'.

Vasco de Gama
Mélissa Petit (Léonard, La Vigie), Cyrille Dubois (Alvar), Thomas Dolié (Vasco de Game, récitant)
Vlaams Radiokoor
Orchestre national de Metz Grand Est
Dirigent: David Reiland

De overige cd's beginnen alle drie met een substantieel werk voor orkest en vocalisten dat ik het liefst steeds als cantate zou betitelen. Bizet dacht daar zelf anders over en noemde Vasco de Gama uit 1860 een 'ode-symphonie'. Het is daarmee een merkwaardig werk van een half uur voor drie solisten, recitant, koor en orkest, waarvan de opzet past in een periode waarin componisten naar nieuwe vormen zochten. Bizet is hier op dit punt minder doortastend dan Berlioz met Roméo et Juliette en Lélio , maar het jaar van ontstaan (1863) maakt de associatie niet onlogisch.

De jonge Bizet schreef deze ode-symphonie in het kader van de Prix de Rome op een tekst van Louis Delâtre met als onderwerp de reis van Vasco da Gama naar India in 1497. Na een introductie door een verteller maken we eerst kennis met de officier Léonard, geschreven voor sopraan, en koren van soldaten en matrozen, en vervolgens met de titelheld en zijn broer Alvar. Voor een dramatisch element zorgt de reus Adamastor die tijdens een storm als boze geestverschijning opduikt en wiens dreigende rol Bizet onderstreepte door hem door zes solisten unisono te laten vertolken. De storm gaat echter liggen en de cantate eindigt hoopvol als er land in zicht komt.

Hoewel de vormgeving niet helemaal overtuigt. blijkt ook dit jeugdwerk van de toen 22 jaar oude componist muzikaal aantrekkelijk, allereerst vanwege de redelijk bekende Boléro van Léonard waarmee Bizet een beetje vooruitloopt op Carmen, en die door de sopraan Mélissa Petit met vrouwelijke charme wordt neergezet. Opmerkelijk zijn eveneens de levendige koren, met kennelijke geestdrift vertolkt door het Vlaams Radiokoor dat we daarna terughoren in de niet minder aantrekkelijk vertolkte Musique pour choeur et orchestre .

Dat de jonge Bizet al een uitmuntend orkestrator was, blijkt nog meer dan uit deze composities uit de erop volgende Ouverture en la mineur die op dit punt niet onderdoet voor de bekende Symfonie in C. De tweede cd wordt besloten met enkele pianowerkjes: Venise met een melodie die later zal terugkomen in Les Pêcheurs de perles , en de Variations chromatiques, alle in vertolkingen door Celia Oneto Bensaid.

Le Retour de Virginie
Marie-Andrée Bouchard-Lésieur (Marguerite), Cyrille Dubois (Paul), Patrick Bolleire (Le Missionnaire des Pamplemousses)
Orchestre national de Lyon
Dirigent: Ben Glassberg

De cantate Le Retour de Virginie uit 1855 is een 'proefstuk' voor de Prix de Rome met als onderwerp het tragische slot van de roman Paul et Virginie van Jacques-Henri Bernardin de Saint-Pierre. Wel is het meer een werk van losse fragmenten zonder een sterke dramatische lijn, maar menige jonge componist zou jaloers kunnen zijn op de melodische en instrumentale vondsten die de 17-jarige Bizet hier uit zijn mouw lijkt te schudden. Onbegrijpelijk dat het werk anderhalve eeuw op de plank is blijven liggen en kennelijk pas op 3 mei 2024 voor het eerst is uitgevoerd.

De Virginie uit de titel ontbreekt in deze cantate waarin we ruim een half uur meeleven met Paul, die op het strand van het eiland Mauritius (vroeger een Franse kolonie) wacht op de terugkeer van zijn geliefde. Emotionele eenzaamheid en verlangen kenmerken zijn vierdelige openingsaria naar Italiaans model, maar als hij in een storm haar schip ziet vergaan en haar aangespoelde lichaam daarna op het strand wordt gelegd, slaat zijn stemming om in wanhoop en diepe smart. De cantate eindigt daarop met een terzet dat eveneens aan een Italiaanse opera doet denken.

De uitvoering is draait helemaal om de hier weer vocaal en stilistisch uitmuntende tenor Cyrille Dubois als een helder getimbreerde, vocaal trefzekere Paul. Hij krijgt naar behoren tegenspel van de jonge Normandische mezzosopraan Marie-Andrée Bouchard-Lésieur als zijn moeder Marguerite en de bas Patrick Bolleire als 'Le Missionnaire des Pamplemousses', een rol die hier een beetje aan Padre Guardiano in Verdi's La forza del destino .

Het echte pleidooi voor dit werk danken we echter aan dirigent Ben Glassberg, die met het orkest uit Lyon deze cantate van een beginneling de allures geeft van een meesterwerk. De cd is in de juiste sfeer opgevuld met een Nocturne en ré majeur , op de piano vertolkt door Nathanaël Gouin, en tien liederen waarvan de eerste zeven dankzij gloedvolle vertolkingen door de mezzosopraan Adèle Charvet langer bij mij bleven hangen dan de door Reinoud Van Mechelen wat routineus vertolkte laatste drie.

Clovis et Clotilde
Karina Gauvin (Clotilde), Julien Dran (Clovis) Huw Mantague Rendall (Rémy)
Le Concert de la Loge
Dirigent: Julien Chauvin

Het meest fascinerende element in deze anthologie is het contrast tussen Djamileh , een van Bizet's laatste composities en een voorloper van Carmen , en de cantate Clovis et Clotilde waarmee hij in 1857 de Prix de Rome verwierf. Op dat moment was hij pas negentien, een student nog, maar wel een student van Jacques Fromental Halévy, de componist van La Juive , en dat blijkt overduidelijk. Hier horen we niet de Bizet van Djamileh en Carmen, ook nog niet die van Les Pêcheurs de perles en La Jolie fille de Perth, maar wel een Bizet die de wereld van Rossini, Meyerbeer en Halévy (met misschien ook nog een scheutje Verdi?) in zich had opgezogen.

Kortom: Clovis et Clotilde is ruim een half uur warmbloedig muziekdrama uit het midden van de 19de eeuw, overduidelijk geschreven door een geniale student die de romantiek van het toenmalige operatheater in zijn bloed had. Het gegeven lijkt een conventionele cantate zonder enige dramatiek op een tekst van Amédée Burion waar op het eerste gezicht kraak noch smaak aan zit. Het is ook een typisch 19de-eeuws, katholiek-Frans onderwerp: de bekering tot het christendom (in 496) van de Frankische koning Clovis door bisschop Remigius van Reims met steun van Clovis' echtgenote, de Bourgondische prinses Clotilde.

Wie de tekst niet kent en de muziek onvoorbereid hoort, zou echter kunnen denken dat hier na een welluidende romance een verdiaans vader-dochter-duet gevolgd wordt door een al even zinderend liefdesduet en een expressieve aria voor bariton met aan het slot een spetterend finaletrio. En dat in een door Julien Chauvin warmbloedig gedirigeerde uitvoering met een sterk liefdespaar van Julien Dran als Clovis en Karina Gauvin als een hartstochtelijke Clotilde. De erepalm gaat echter naar de bariton Huw Montague Rendall als Rémy (bisschop Remigius). Niet alleen bezit deze jonge Brit een van pracht van een bariton, maar hij heeft ook al eerder bewezen, o.a. recentelijk als Pelléas in Parijs, dat hij als vertolker in de eredivisie kan meedraaien. (klik hier) En wat hij hier doet, is heel bijzonder!

Ook deze cd wordt besloten met door Nathanaël Gouin gespeelde composities voor piano ( Chasse fantastique en Six Choeurs de Gounod ) en een korte reeks liederen, ditmaal uitsluitend in vertolkingen van Reinoud Van Mechelen. Het boek waarin de cd's verpakt zijn, komt inhoudelijk en in uitvoering overeen met de boeken in de reeks Opéra français , maar de artikelen zijn onvermijdelijk meer gericht op Bizet zelf dan op alle op de cd's gepresenteerde werken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links