CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2024 |
Bijna was deze cd mij ontgaan, maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Zeker voor de liefhebber van de Franse zangkunst is het een muzikaal juweeltje em om meerdere redenen opmerkelijk. Om te beginnen omdat we zelden Franse tenoren in liederen horen en al helemaal geen tenoren van het kaliber van de Frans-Zwitserse Benjamin Bernheim, maar dat is niet verwonderlijk. Van de naoorlogse Franse lyrische tenoren is hij de eerste en tot nu toe de enige die zich kan meten mat Alain Vanzo, althans in stem. In klankvorming en het hanteren van nasalen, voix mixte en mezza voce bereikt hij het niveau van zijn grote voorganger nog net niet, maar het scheelt niet veel. Maar de grote verrassing is het door Bernheim gekozen repertoire, en niet alleen omdat hij liederen van Berlioz, Chausson en Duparc laat overgaan in overbekende chansons van Joseph Kosma, Charles Trenet en Jacques Brel. Opmerkelijker is dat een aantal van de befaamdste Franse mélodies hier niet vertolkt worden door een vrouwenstem of een bariton, maar door een tenor. Vooral voor wie Les Nuits d'été en het Poème de l'amour et de la mer in zijn oren heeft in de onvergetelijke opnamen van resp. Régine Crespin en Victoria de los Angeles is dat n wel even wennen, maar het loont! Daar blijft het echter niet bij. Uit de toelichting, gebaseerd op een interview dat Bernheim enkele jaren geleden gaf, blijkt dat beide werken oorspronkelijk ook voor mannenstem gedacht zijn, en Les Nuits d'été had Berlioz oorspronkelijk zelfs specifiek voorzien voor de combinatie tenor-piano. Die versie bezitten we helaas niet, maar Carrie-Ann Matheson, de Canadese begeleidster van Bernheim, heeft schitterend werk geleverd door Berlioz' partituur en die van Chausson's Poème tot een pianopartij te reduceren. Crespin en De los Angeles blijven onvergetelijk, maar hun orkestrale begeleidingen miste ik hier niet, ook omdat de zang van Bernheim in klank en karakter toch iets extraverter en expressiever is zonder dat hij daarbij in 'operazang' vervalt. De liederen van Duparc, h subtiel gefraseerd en in een idiomatisch Franse zangstijl, sluiten daar naadloos bij aan en zorgen voor een vloeiende overgang naar Les feuilles mortes. En voor wie daarbij Yves Montand of Juliette Gréco in de oren heeft: Bernheim houdt zich exact aan de (verkorte) tekst die Kosma op muziek heeft gezet. We missen dus de gereciteerde inleiding ('Oh, je voudrais tant que tu te souviennes ...') en die mis ik ook echt, vooral omdat die gesproken woorden bij Montand bijna nog meer lading hebben dan de zang.) Onvermijdelijk dringen bij Douce Franse en On ná que l'amour de vergelijkingen zich oeveneens op, zeker door de in klank en frasering heel persoonlijk gekleurde uitvoeringen door Prévert en Brel. In beide gevallen houdt de vertolking van Bernheim, mede dankzij de voortreffelijke begeleiding door Matheson, echtr uitmuntend stand. Een heerlijke cd, vooral (maar niet alleen) voor francofielen! index |
|