![]() CD-recensie Beethoven completer dan ooit
© Paul Korenhof, januari 2008 |
|
Beethoven - Complete Works Diverse solisten, koren, orkest en dirigenten. Brilliant Classics 93525 (85 cd's)
'Vollendet das ew'ge Werk' - niet dat ik me met Wotan wil vergelijken, maar zo'n gevoel heb je toch als je 85 cd's met het volledige werk van Beethoven hebt doorgenomen, of in ieder geval vrijwel het volledige werk, want wat er aan kleinigheden en alternatieve versies ontbreekt, mag absoluut geen naam hebben. Bewondering heb je dan om te beginnen voor de kwantiteit, maar bij nader inzien is die toch ook betrekkelijk. Honderd uur muziek is natuurlijk heel veel en moderne componisten komen daar niet meer aan, maar met circa veertig werkzame jaren betekende dat voor Beethoven een halve minuut muziek per dag en dat valt toch weer mee. Tijdgenoten als Rossini en Donizetti haalden het dubbele en Mozart schreef in tien jaar minder twee keer zoveel muziek bij elkaar. Het is maar een weet. Ondertussen heeft Brilliant met deze Beethoven-editie opnieuw een prestatie geleverd, een dubbele prestatie zelfs, want er blijken maar liefst twee edities te zijn. In het nuchtere noorden en midden van Europa wordt deze uitgave op 85 cd's geleverd, maar in Frankrijk, Spanje en Italië blijkt er een doos met honderd cd's op de markt te zijn. Niet dat Beethoven daar meer muziek geschreven heeft, maar bij Brilliant wist men te melden dat men had ingespeeld op de grote belangstelling voor historische opnamen in die landen. Hier moet alles stereo zijn en op zijn minst ADD (Drie Dubbel Dwaas blijft voor velen zelfs de norm), maar in zuidelijke landen zijn ze meer in de muziek en de uitvoering geïnteresseerd, en daar loont het dus om bijvoorbeeld een set symfonieën onder Furtwängler en ander moois eraan toe te voegen! Een frappant cultuurverschil dat mij niet verbaast. Ik heb mij er altijd al beter thuis gevoeld dan tussen de spruitjes, de verplichte winkelsluiting, de flinterdunne vleeswaren, de gemaaide grassprietjes en de eenheidsworsten. Duitse degelijkheid Aan de andere kant moet ik heel eerlijk toegeven dat het overgrote deel van de uitvoeringen in deze box wel echt Noord-Europees klinkt en dat iets meer vuurwerk of op zijn minst wat puntigheid soms wel gewenst was geweest. Dat begint meteen al bij de symfonieën, hier in opnamen uit 1974 van het Gewandhausorchester Leipzig onder Kurt Masur. De eerste indruk is die van ouderwets-Duitse degelijkheid en die blijft ongewijzigd tijdens de eerste twee cd's, met de symfonieën I, II, III en VII. Muzikaal musiceren in een volromantisch perspectief staat voorop en daar is niets mis mee - het hoeft voor mij echt niet 'authentiek' te zijn - maar nergens in de Eroica is er iets te voelen van die ijzeren wurggreep die bijvoorbeeld Bernstein daar nog altijd weet op te roepen, en ook heb je bij de inzet van het allegro con brio in VII geen moment de indruk dat de musici bijna van hun stoel springen van enthousiasme. In de Pastorale is er dan opeens een onverwachte lyriek, terwijl een mooi slanke Vierde aantoont dat Masur echt niet altijd zo zwaar op de hand is. (Best wel grappig trouwens om je als luisteraar bij de volgorde eens te laten leiden door de cd-indeling.) De absolute sterren: Friedrich Gulda... Al met al uitvoeringen waarmee zonder meer te leven valt, zeker door wie geen andere complete set in de kast heeft staan, en dat geldt nog meer voor de uiterst muzikale vertolking van het Vioolconcert en de beide Romances die Henryk Szering een jaar eerder opname met het Concertgebouworkest onder Bernard Haitink. Eer ik daaraan toe was, had ik echter ook al geluisterd naar Friedrich Gulda en de Wiener Philharmoniker onder Horst Stein in de vijf pianoconcerten in opnamen uit 1970, en dat was echt genieten. Aan de helderheid en de dynamiek is een de leeftijd van deze opnamen een beetje te horen, en natuurlijk blinkt de orkestbegeleiding niet altijd uit door moderne frisheid, maar Gulda doet alles vergeten. De energie, het enthousiasme en vooral de jeugdigheid die hij hier ten toon spreidt, mag menige hedendaagse solist hem benijden en dus besloot ik de cd-volgorde maar te doorbreken en meteen na het vioolconcert te beginnen met de pianosonates die de toen 'pas' 37 jaar oude Oostenrijkse klavierleeuw in 1967 had opgenomen. Ik kende deze versie niet, mijn verwachtingen waren na de concerten hoog gespannen, maar het viel niet tegen. Integendeel zelfs. Helemaal aan zichzelf overgelaten ontwikkelde Gulda een dialoog met zijn instrument die de hoogste lof verdient. In deze muziek technische superioriteit op deze wijze verbinden met interpretatieve intensiteit is maar weinigen gegeven en na vier decennia behoort deze cyclus nog steeds tot de top. Alleen al vanwege Gulda is deze doos zijn prijs ten volle waard - en laten we eerlijk zijn: voor hetzelfde geld waarmee u zich hier de complete Beethoven aanschaft, kunt u de sonates ook in een minder interessante DDD-opname kopen. Die keuze lijkt mij niet moeilijk! ... Clara Haskil en Arthur Grumiaux Geen verrassing voor mij vormden de drie cd's met vioolsonates, opnamen uit 1957-1957 van het duo Clara Haskil en Arthur Grumiaux. Hier betreft het legendarische uitvoeringen van een halve eeuw oud, maar voorbeelden van zo'n groot musiceergenot, van zoveel verfijning en van zoveel virtuositeit, dat ze vermoedelijk over weer vijftig jaar nog steeds als toetssteen zullen gelden. Dat laatste geldt misschien niet voor de cellosonates die Heinrict Schiff in 1998 met Till Feldner vastlegde, maar in het internationale veld spelen hun vertolkingen wel degelijk mee in de eredivisie en iets dergelijks kan gelukkig ook gezegd worden van de acht cd's met strijkkwartetten die het Guarnieri Quartet tussen 1987 en 1992 vastlegde. Ik kende deze versie niet, wel enkele van hun oudere opnamen uit de jaren zestig en ik ben in eerste instantie geneigd die artistiek de voorkeur te geven, al was het maar op detailpunten. Ook hier moet ik echter constateren dat de vertolkingen ver uitstijgen boven wat men van een 'goedkope uitgave' zou verwachten, en gelukkig maar: voor menigeen bezetten de (late) strijkkwartetten nu eenmaal een centrale plaats in het oeuvre van Beethoven. De reeks grote solisten wordt afgerond door Alfred Brendel met variaties en bagatellen in opnamen uit de jaren zestig. Het meeste daarvan zal hij wel vaker hebben vastgelegd, maar ook hier is een onbetwiste grootmeester aan het werk. CD-rom In de overige instrumentale werken wisselen bekende en onbekende namen elkaar af. Het Borodin Trio is daarbij te horen in de pianotrio's, Jean-Pierre Rampal is een van de solisten in de kamermuziek voor fluit, maar er zijn ook uitvoerenden wier naam ik nooit eerder gehoord had. Dat zegt natuurlijk niets en vaak blijken het bijzonder sympathieke musici, niet altijd op het niveau van Gulda of Grumiaux, maar wel met een eigen plaats binnen deze Beethoven-editie. Heel sympathiek is daarbij de inzet van jongeren om deze editie 'rond' te krijgen. Zo werden enkele 'losse' pianowerken pas in 2006 en 2007 in Düsseldorf opgenomen door waarschijnlijk jonge musici die zich daarbij uitstekend weren. Jammer dat er kennelijk geen mogelijkheid was op de meegeleverde cd-rom ook op de uitvoerenden in te gaan. Nu vinden we daarop wel een 64 pagina's tellende biografie van Beethoven, toelichtingen en teksten (alles in de opmaak van een cd-boekje), maar geen woord over de uitgave zelf of wie eraan meewerkten. Daarvoor moeten we het doen met de summiere informatie op de kartonnen hoesjes. Leonore en Fidelio Zo degelijk als onder Masur het slotkoor uit de Negende klinkt, met Anna Tomowa-Sintow, Annelies Burmeister, Peter Schreier en Theo Adam als de solisten, zo degelijk klinkt ook het merendeel van de overige vocale werken. Dat geldt om te beginnen voor de beide opera's, want niet alleen is het een groot pluspunt om in deze box naast Fidelio ook Leonore, aan te treffen, maar we moeten ook constateren dat het bij alle overeenkomsten toch twee in karakter totaal verschillende werken zijn. Leonore is daarbij iets Italiaanser getint, alsof Salieri af en toe over Beethovens schouder heeft meegekeken, maar aan de benadering van Hernert Blomstedt met de Staatskapelle Dresden (1976) is dat niet altijd te merken. Muzikaal is het een fraaie uitvoering, maar dramatisch een beetje doods en het zijn vooral Helen Donath (een werkelijk onovertroffen Marzelline), Edda Moder (Leonore) en Karl Ridderbusch (Rocco), die wat leven in de brouwerij brengen. Fidelio kwam in 1991 onder Christoph von Dohnányi iets beter van de grond en heeft ook een over de hele linie iets sterkere cast met Gabriele Schnaut als een wat grove, niet altijd zuivere maar wel imposante Lonore, Ruth Ziesak als een mooie Marzelline, Josef Protschka als een lyrische Florestan en verder onder meer Tom Krause (Don Fernando), Hartmut Welker (Pizarro) en Kurt Rydl (Rocco). Recente aanvullingen Bij alle degelijkheid toch ook wel monumentaal zijn de uitvoeringen van de Missa solemnis en de Mis in c onder Colin Davis met solistische bijdagen van Anna Tomowa-Sintow, Christiane Eda-Pierre, Patricia Payne, Robert Tera, Robert Lloyd en Kurt Moll. De Staatskapelle Berlin onder Heinz Bongert horen we in Egmont met Elisabeth Breul als sopraansoliste en Horst Schulze als declamator, Helmut Rilling leidt het Bach-Collegium Stuttgart in een mooie uitvoering van Christus am Ölberge en ook drie cd's met liederen door Peter Schreier en de pianist Walter Olbertz zijn het beslist waard om vaker beluisterd te worden. De overige opnamen, merendeels van Oost-Duitse herkomst, completeren het geheel adequaat, maar zijn niet altijd even spannend om te beluisteren - wat overigens beslist niet alleen aan de uitvoerenden geweten mag worden. Ook Beethoven had soms zijn dag niet. Al met al heb ik echter wel met interesse 'doorgeluisterd', zeker toen ik aan het slot uitkwam bij vijf cd's met onder andere de Irish Songs, de Welsh Songs, de Scottish Songs en de Folksongs, die voor het overgrote deel in februari 2007 (speciaal voor deze uitgave?) in Ratingen en Ludwigsburg werden vastgelegd met waarschijnlijk jonge solisten. index | |