CD-recensie
© Niek Nelissen, mei 2023 |
Deze box bevat de complete opnames van oude muziek die de Zwitserse koordirigent Michel Corboz (1934-2021) in de jaren 1964 tot 1996 heeft gemaakt voor het Franse label Erato. Niet minder dan 18 van de 74 cd's, bijna een kwart van de inhoud van deze box, bieden materiaal dat niet eerder op cd is uitgebracht. De fraaie box geeft een goed beeld van Corboz' kwaliteiten als dirigent van oude muziek. De ontstaansperiode valt samen met de opkomst van de historiserende uitvoeringspraktijk. Corboz streefde op zijn manier naar verantwoorde uitvoeringen, maar had weinig op met de dogma's van het ‘authentieke' musiceren. Deze uitgave herinnerde me aan een uitspraak van de Engelse dirigent Sir Colin Davis in een interview met The Gramophone (juli 1981): ‘We will never know precisely what the music sounded like 200 years ago. What's important is how you express the music; everything else is peripheral.' Even later voegde hij hieraan toe: ‘What is vital is to play and sing the music so that it makes sense.' Ik vermoed dat Corboz dit van harte had onderschreven. Ook hij vond dat muziek moest zingen. Nog in 1980, toen andere dirigenten van oude muziek de voorkeur voor het cantabile in de muziek van vóór 1800 verwierpen als te romantisch, sprak hij: ‘Je veux un orchestre qui chante'.
Corboz werd in 1934 geboren in Marsens, vijftig kilometer oostelijk van Lausanne. Al vroeg wilde hij koordirigent worden. Rond zijn twintigste volgde hij in Siena een dirigentencursus bij Paul van Kempen. Tijdens die cursus raakte hij in de ban van de muziek van Monteverdi, een fascinatie die hem zijn leven lang zou bijblijven. In 1953 werd hij dirigent van een zestig leden tellend kerkkoor in Lausanne. Twee jaar later begon hij een eigen koor, het Petit Choeur, om barokmuziek minder massaal uit te voeren, wat voor die tijd vooruitstrevend was. Hij wilde het ideale koor vormen, met zangers die hij zelf selecteerde. In 1961 richtte hij het Ensemble Vocal de Lausanne op, een koor dat optrad in een bezetting van twaalf tot twintig zangers. Hieraan is later een instrumentaal ensemble toegevoegd, dat kon worden uitgebreid met bekende solisten. Waren er trompettisten nodig, onder meer voor Bachs Hohe Messe, dan traden musici als Maurice André en Guy Touvron aan. De meeste opnames in deze box zijn met dit koor en orkest gemaakt. Vanaf 1969 leidde Corboz ook het koor van de Gulbenkian Stichting in Lissabon, waarmee hij eveneens platen heeft gemaakt. Een gastoptreden van de Zwitserse zangers in de Franse stad Nevers in augustus 1964 werd het grote keerpunt voor zowel het Ensemble Vocal de Lausanne als voor de dirigent. In de zaal zat Michel Garcin, de programmaleider van het Franse platenlabel Erato. Garcin was zo onder de indruk van de lyrische bevlogenheid en de sensitiviteit die Corboz bij zijn zangers wist op te roepen, dat meteen een platencontract werd getekend. Erato had in Garcins tijd een reputatie als connaisseurslabel, onder meer voor oude muziek: naast het geijkte repertoire, zoals Bachs Brandenburgse concerten en Handels Water Music, bood het onbekende muziek in goede uitvoeringen. De eerste lp met Corboz is al in oktober 1964 gemaakt. Met het programma gaven Garcin en Corboz een beginselverklaring af: een vierstemmige mis van Claudio Monteverdi en koormuziek van Monteverdi's leermeester, Marco Antonio Ingegneri. Het is vandaag de dag haast niet meer voor te stellen, maar dit was heel bijzonder repertoire voor de eerste helft van de jaren 1960, toen de meeste platenmaatschappijen hier nog weinig brood in zagen. Wat oude muziek betreft, was de periode 1964-1978 de meest productieve in de samenwerking tussen Corboz en Erato. De muziek op 52 van de 74 cd's is in die jaren vastgelegd. Dat tussen 1979 en 1996 minder oude muziek onder Corboz is uitgebracht, houdt verband met het feit, dat hij – net als andere dirigenten van dit repertoire – zijn terrein verlegde naar het klassieke en het romantische repertoire. Bij de vroege opnames zitten projecten die baanbrekend waren voor hun tijd. Corboz behoorde tot de pioniers in het verkennen van de muziek van Monteverdi. In de jaren 1966-1969 werd diens complete Selva morale e spirituale opgenomen, kerkmuziek geschreven voor de San Marco in Venetië en daar in 1640 en 1641 gepubliceerd. Deze collectie werd uitgebracht in een platencassette met acht lp's, die goed bleek voor een Grand Prix du Disque . Je zou verwachten dat een voor die tijd kostbare cassette met zulk specifiek repertoire slechts interessant was voor een enkeling. Het had me dan ook niet verbaasd als de cassette vandaag de dag een kostbaar collector's item zou zijn. Een blik op het aanbod en de lage prijzen op de website van discorgs wijst uit dat de originele uitgave verre van zeldzaam is. Erato heeft de cassette dus blijkbaar goed weten te verkopen, mede dankzij de prestigieuze prijs. Het Franse label moet in een vroeg stadium hebben begrepen dat er een groeiende markt was voor oude muziek. Corboz kreeg ook een Grand Prix du Disque voor zijn opname van Monteverdi's Verspro della Beata Vergine opgenomen in april 1966, die nu pas op cd verschijnt. Twee jaar later nam hij Monteverdi's opera Orfeo op. In de jaren 1970 volgde een reeks lp's met madrigalen van Monteverdi. De Erato-projecten met de grotere werken van Monteverdi liepen parallel aan die van Telefunken, die werden uitgevoerd volgens de nieuwste muziekwetenschappelijke inzichten en met gebruikmaking van oude instrumenten. Jürgen Jürgens nam eveneens de Mariavespers op, toevallig óók in 1966, met het Monteverdi-Chor Hamburg en Concentus Musicus Wien, het orkest van Nikolaus Harnoncourt. In 1968, luttele maanden na Corboz, maakte Harnoncourt met zijn orkest een opname van Monteverdi's Orfeo voor Telefunken. De twee Orfeo -uitvoeringen uit 1968 laten een wereld van verschil horen. De Toccata waarmee de opera begint, klinkt bij Harnoncourt met een rauwe expressiviteit, een heel verschil met de gepolijste klank bij Corboz. Anders dan Harnoncourt schuwde Corboz het vibrato niet en het legato al evenmin. Bij hem wordt de titelrol uiterst lyrisch gezongen door Eric Tappy, een groot contrast met de strakke toon die Lajos Kozma laat horen in Harnoncourts opname. Waar Harnoncourt heel precies laat articuleren, mede om het ritmische verloop goed te laten uitkomen, toont Corboz zich een voorstander van langere, vloeiende lijnen. De Monteverdi-cassettes werden gevolgd door andere grote plaatprojecten. Als prestigieus Frans platenlabel programmeerde Erato ook regelmatig koormuziek uit de Franse barok, onder meer van Claude Goudimel, Michel-Richard De Lalande en Marc-Antoine Charpentier. Van die laatste componist horen we het befaamde Te Deum, met de triomfantelijke openingsfanfare die velen vooral kennen als herkenningstune van de Eurovisie-uitzendingen. Dit werk had een speciale plaats bij Erato, want met een opname hiervan was het label in 1953 van start gegaan. Maar Corboz nam ook minder bekende muziek van Charpentier op, zoals de prachtige Messe pour les trépassés . Bij de meest opvallende platenprojecten uit de jaren 1970 hoort het vastleggen van de complete kerkmuziek van Antonio Vivaldi, hier heruitgebracht op zes cd's. Corboz besteedde ook aandacht aan destijds minder bekende vocale muziek van Italiaanse componisten als Francesco Cavalli, Alessandro Scarlatti en Benedetto Marcello. Samen met de genoemde Franse componisten ligt de nadruk op muziek uit de Romaanse landen. Onbekende componisten uit Noord-Europa komen in de box niet voor. Uiteraard kan geen koordirigent om Johann Sebastiaan Bach heen en hij is goed vertegenwoordigd met enkele cantates en missen, het Magnificat , de Hohe Messe, het Weihnachtsoratorium, de Johannes-Passion en de Matthäus-Passion. In de periode die deze opnamen bestrijken, is Corboz trouw gebleven aan zijn uitgangspunten. Bij het chronologisch afluisteren, kon ik geen moment ontdekken waarop hij door de nieuwe inzichten over het uitvoeren van oude muziek, waarvan hij ongetwijfeld kennis heeft genomen, het roer radicaal omgooide. Al die jaren bleef hij streven naar uiterst expressieve en bezielde uitvoeringen. In zijn aanpak veranderde dus weinig. Met de opkomst van de historiserende uitvoeringspraktijk leek hij dan ook steeds verder uit de pas lopen. Wat in de jaren 1960 en 1970 overtuigend en fris aandeed, was twintig jaar later toch wel wat uit de tijd. Mede hierdoor lijken de jaren 1960 en 1970 me niet alleen Corboz' productiefste maar ook zijn meest interessante tijd. Van sommige werken zou hij later nieuwe opnames maken, onder meer van Monteverdi's Orfeo en de Verspro della Beata Vergine en Bachs Magnificat en Hohe Messe. Dat laatste werk heeft hij zelfs driemaal vastgelegd. De nieuwe versie betekende niet altijd een verbetering. Dat neemt niet weg dat ook bij de latere opnamen heel geslaagde zitten, bijvoorbeeld die uit 1990 van Händels Messiah in de bewerking van Mozart. Deze versie, waarvoor Mozart onder meer klarinetten toevoegde aan Händels orkest, was ook toen al bekend door andere plaatopnamen, onder meer die van Archiv uit 1974 onder Charles Mackerras, maar die van Corboz doet hier zeker niet voor onder. Corboz moet een bevlogen en buitengewoon inspirerende koordirigent zijn geweest, die zijn visie met veel overtuigingskracht wist over te brengen. In de koorpartijen word je elke keer weer getroffen door de expressiviteit en de overgave waarmee wordt gezongen. Een tijdje geleden draaide ik enkele cantates van Bach onder Karl Richter, opnames die ik in een ver verleden mooi vond maar die nu zeer gedateerd op mij overkwamen. Die van Corboz hebben de tand des tijds veel beter doorstaan. Dat geldt niet alleen voor de interpretaties, maar ook voor de weergave. Erato-lp's stonden bekend om de kwaliteit van de opnames en de persingen. Ook de oudere opnames kunnen er nog goed mee door. Jarenlang zijn ze gemaakt door Peter Willemoës, de gerenommeerde Deense technicus van Erato. Hij en zijn opvolgers leverden prima werk af. Warner brengt nog een tweede Corboz-box uit met klassiek en romantisch repertoire. Een van de hoogtepunten daarin is een opname van Fauré's Requiem, een van de beste die van dat werk zijn gemaakt. index |
|