CD-recensie

 

© Maarten Brandt, augustus 2014

 

Trojahn: Orest

Dietrich Henschel (Orest), Sarah Castle (Elektra), Romy Petrick (Hermione), Rosemary Joshua (Helena), Finnur Bjarnason (Apollo/Dionysos), Johannes Chum (Menelaos), Vocaal Ensemble van De Nederlandse Opera, Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Marc Albrecht.

Challenge Records CC77605 76' (sacd)

Live-opname: 13 en 16 december 2011,
Muziektheater, Amsterdam

www.challengerecords.com

   

In december 2011 beleefde het muziekdrama Orest van de Duitse componist Manfred Trojahn (1949) zijn vuurdoop bij De Nederlandse Opera in Amsterdam onder supervisie van zijn chef Marc Albrecht. Deze spraakmakende maar ook, wat de regie van Katie Mitchell betreft, aan de nodige kritiek blootstaande productie maakte deel uit van een seizoen waarin de Griekse mythologie in het algemeen en de thematiek rond Elektra in het bijzonder de rode draad vormde. Orest sluit perfect aan op (Richard) Strauss' Elektra waarmee DNO en Albrecht op niet mis te verstane wijze geschiedenis schreven en over welke cd-vastlegging collega Aart van der Wal ( klik hier voor zijn bespreking) terecht zeer de loftrompet stak. Wie van de rechtgeaarde operaliefhebbers herinnert zich niet het slot van Strauss' verschroeiende en tot de nok toe geladen dramatische eenakter, waar de zus van de titelheldin, Chrysothemis, vol wanhoop de naam van hun beider broer (Orest dus) uitschreeuwt, die net hun moeder, Clytaemnestra, en haar minnaar, Aegisthus, om zeep heeft geholpen? En wel omdat laatstgenoemden hun vader, Agamemnon, van het leven hebben beroofd? Hier sluit de plot van Trojahns Orest naadloos op aan. De componist zelf schreef het libretto, waarbij hij zich baseerde op 'Orestes' van Euripides, de laatste van de Griekse tragedieschrijvers. Bij Euripedes eindigt het drama echter uiteindelijk positief. Want na alle ellende trouwt de titelheld met Helena's dochter, Hermione. Dit in tegenstelling tot Trojahns uit zes zonder onderbreking op elkaar aansluitende scenes en een kort maar letterlijk overdonderend orkestraal intermezzo bestaande geheel dat culmineert in een onbeslist einde, dat dus alle ruimte voor speculatie openlaat.

Toneelbeeld
Mitchell heeft de handeling verplaatst naar het politiek turbulente Duitsland van de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarin zich niet alleen de naweeën van de hoog oplaaiende studentenprotesten deden gevoelen, maar dat vooral werd getekend door het optreden van de beruchte Rote Armee Fraktion, die ook bekend stond onder de naam Baader-Meinhof-Groep, zijnde een extreem-links en gewelddadig gezelschap dat voor bomaanslagen, bankovervallen en maar liefst 34 moorden verantwoordelijk was. Het toneelbeeld toont drie vertrekken: een huiskamer waarin zich de door wanen en angsten geobsedeerde Orest bevindt (1), voorts linksboven een badkamer waar Clytaemnestra werd vermoord (2) en tenslotte rechtsboven een vertrek waarin de hele tijd mannen in witte en steriele pakken heen- en weerlopen om de moord te onderzoeken (3). Verder worden de toeschouwers in de zaal via luidsprekers vanuit alle windrichtingen bestookt met van te voren digitaal opgenomen stemmen, te weten die van de schrikgodinnen, die de naam 'Orest' lispelen en fluisteren.

Voordeel
Dit alles lijkt allemaal heel indrukwekkend, maar - hoe vreemd het ook klinkt - het leidt allemaal eerder af van de essentie van het drama dan dat het voor de beschouwer een mogelijkheid tot vereenzelviging ermee biedt. En dit laatste is dan ook niet voor niets een geluid dat in nogal wat kritieken naar aanleiding van deze première doorklonk. En wie, zonder zich te verdiepen in de inhoud van het drama het - overigens uitstekend verzorgde - de cd begeleidende boekwerk doorbladert en zich beperkt tot de talrijke kleurenfoto's van de productie die er in zijn opgenomen, zou abusievelijk evengoed tot de slotsom kunnen komen dat het hier om een absurde klucht gaat. En dat laatste is zorgwekkend. Vandaar dat in dit geval geluid zonder beeld onbetwist in het voordeel is, omdat men zodoende in staat wordt gesteld zijn of haar eigen duidingen te vinden, en dat laatste is toch bij uitstek waar het in de kunst en meer in het bijzonder bij opera om gaat, of, althans zou moeten gaan. Namelijk niet zozeer dat er vragen door worden beantwoord als wel door worden opgeroepen. Een goede regisseur is zich van dit feit ten diepste bewust. Echter, door een historisch gegeven à tout prix tot op het bot te actualiseren om het actualiseren zelf en niets anders; welnu, daarmee schiet men zijn doel in hoge mate voorbij.

Fundamentele levensvragen
En wel in het bijzonder omdat dankzij het gewilde en geforceerde van de regie-aanpak - en in dit geval dus van Mitchell - de aandacht niet wordt gericht op de grote universele kwesties die in het drama worden aangeroerd, maar - integendeel - op het ego van de regisseur. Kwesties als: kan geweld ooit iets oplossen? Wat is belangrijker: liefde of gerechtigheid? Wat is de rol van vergeving? En hoe is het gesteld met moed in situaties waarbij het er echt wezenlijk op aankomt? Deze en andere grote om niet te zeggen fundamentele levensvragen staan ook bij uitstek en onontkoombaar in Orest in het middelpunt, en dit alles komt veel directer op je over zonder de poespas van Mitchell. Die kan men maar beter vergeten door zich onvoorwaardelijk over te geven aan deze puntgave super audio-cd uitgave, waarop deze in muzikaal opzicht zonder meer uitmuntend geslaagde verklanking perfect staat gedocumenteerd. Een vertolking waarbij de in de beste zin des woords messcherpe precisie van een studio-registratie en de overhitte passie van het live-gebeuren (incluis het op een enkele niet storende uitzondering na zich muisstil houdende publiek) elkaar moeiteloos de hand reiken.

Tegenstellingen
Manfred Trojahn is bij De Nederlandse Opera trouwens geen onbekende. Zo schreef hij nieuwe muziek bij de recitatieven van 'La clemenza di Tito' van Mozart voor een in december 2002 bij DNO op de planken gezette productie. Hoe het ook zij, de klanktaal van Trojahn in Orest is - hoewel onverhuld eigentijds - qua retoriek in hoge mate superromantisch te noemen en steekt vol grote gebaren. Zonder dat daarbij ook maar in de verste verte sprake is van een teveel. Want het grote orkestapparaat wordt overal uiterst economisch ingezet en ragfijne kamermuzikale lijnen komen evengoed voor als enorme klankca-taracten. Daarin lijkt Orest zonder meer op Strauss' Elektra waarin eveneens grote gebaren aan de orde zijn, maar er tegelijkertijd een verbluffende rechtlijnigheid manifest is en alles wat ook maar bij benadering naar sentimentaliteit en laat staan zoetgevooisdheid zweemt schittert door afwezigheid. En, net zoals in Strauss' 'Elektra' de grenzen van de tonaliteit worden verkend en soms overschreden, tendeert het atonale idioom in Orest omgekeerd bij vlagen in de richting van een - zeer - ruimhartig toegepaste tonaliteit. Last but not least delen beide muziekdrama's de enorme tegenstellingen in dynamiek met elkaar, dit zowel op de korte als de lange afstand en waarbij het ragfijnste en meest uitgekiende pianissimo al dan niet onverwacht kan ontvlammen in het gemeenste fortissimo, dit zowel bij de zangers als het wijdvertakt, maar nooit weelderig (want weelderigheid is hier ver te zoeken) opererende orkest. Opvallende in de solistische bijdragen vanuit het orkest is die van de zogenaamde 'Heckelphon', de 'basset'- of 'baritonhobo' die een octaaf lager klinkt dan de hobo en ook door Strauss in zijn 'Elektra' wordt voorgeschreven. Een instrument dat, qua gebruik en psychische kleuring niet alleen aan Strauss maar ook een enkele maal aan Wagner doet denken, speciaal aan de omgang met de basklarinet in het tweede bedrijf van diens 'Tristan'.

Souplesse
Orest is, net als Elektra, een spanningsboog die van beging tot eind staat als een huis en waarbinnen alle betrokkenen van deze uitvoering een souplesse aan de dag leggen die aan het ongelooflijke grenst. De intensiteit waarmee Henschel de titelrol neerzet deed mij denken aan een Fischer-Dieskau in zijn beste dagen. En dan de drie vrouwelijke protagonisten, met Castle als Elektra voorop, die alle halsbrekende vocale toeren op een manier volbrengen alsof het al sedert jaar en dag hun dagelijks werk is. Overal en bij iedereen zit de stem weldadig ruim en dat laatste maakt dat het beluisteren van deze enerverende muziek nergens tot een beproeving wordt, wat het wel wordt wanneer men stimmlich niet of onvoldoende op de eisen van de partituur - en die zijn hier extreem hoog - is berekend. Hier wordt echt muziek gemaakt. En hoe! Uit niets blijkt ook maar één seconde een spoor van premièrekoorts, integendeel. Alles komt tot leven alsof het een voor iedereen vertrouwd repertoirestuk is.

Een verhaal apart is het de sterren van de hemel spelend Nederlands Philharmonisch Orkest dat hiermee, net als eerder onder Albrecht in bijvoorbeeld 'Die Frau ohne Schatten' en 'Elektra', zonder reserve bewijst tot de wereldtop te kunnen behoren. En dan de opname die weldadig ruimtelijk en toch geconcentreerd is en die alle uitersten in dynamiek en agogiek haarscherp en natuurlijk op de luisteraar overbrengt. Vanzelfsprekend is het resultaat in de surroundmodus nog imposanter, in het bijzonder waar het de weergave van de stemmen van de schrikgodinnen betreft en waarbij dan nog duidelijker wordt dat die stemmen zich als het ware in Orests brein bevinden en nergens anders.

Zoveel is duidelijk, met het uitbrengen van deze muziekdramatische productie heeft DNO zich opnieuw geducht op de kaart gezet. Daar doet het feit dat men zeker het nodige kan afdingen op de regie van Mitchell niets aan af. Het is de muziek van Trojahn die het 'm doet is die is oersterk, net als deze uitvoering die nog eens ten overvloede onderstreept dat DNO naast de Zaterdagmatinee tot de crème de la crème behoort van wat ons land - waarin de symfonische cultuur dankzij artistiek mismanagement inhoudelijk gesproken allengs bijna geheel het loodje heeft gelegd - muzikaal-cultureel heeft te bieden en dat is van internationaal en buitengewoon hoog niveau. Om alleen maar zeer trots op te zijn!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links