CD-recensie
© Maarten Brandt, september 2008 |
|||||||
Sjostakovitsj: Symfonie nr. 4 in c, op. 43. Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Bernard Haitink. CSO Resound CSOR 901 814 Live-opnamen Orchestra Hall, Symphony Center, Chicago, mei 2008) Dat de uit 1936 daterende Vierde symfonie van Dmitri Sjostakovitsj tot zijn meest persoonlijke, weerbarstige en compromisloze werken behoort is al sedert jaar en dag bekend. Samen met het begin van de Tweede symfonie (1927) en de opera Lady Machbeth van Mtsensk (1932) dient deze driedelige orkestrale kolos tot de meest vooruitstrevende kunstwerken uit de voormalige Sovjet-Unie te worden gerekend. Qua progressiviteit heeft Sjostakovitsj dit resultaat nimmer geëvenaard. Ook niet in zijn latere composities, zoals bijvoorbeeld de naar binnen gekeerde Vijftiende symfonie (1971) waarin hij in een tonaal-verwijd idioom tevens twaalftoonsreeksen gebruikt. Ook is er geen symfonie die zo massaal is bezet als deze Vierde die niet alleen om die reden dikwijls associaties wekt met een van Sjostakovitsj' grote idolen, Gustav Mahler maar tevens met Alban Berg, wiens muziekdrama Wozzeck in 1927 te Leningrad (Sint-Petersburg zijn Russische vuurdoop beleefde. Dezelfde Berg die Sjostakovitsj naar aanleiding van de eerste uitvoering buiten zijn geboorteland van zijn Eerste symfonie (1925) onder leiding van Bruno Walter in 1927 te Berlijn complimenteerde in een lange felicitatiebrief. Net zoals Berg in zijn Drei Orchesterstücke op een manier uitpakt die in zijn oeuvre zonder precedent is, doet Sjostakovitsj dit in zijn Vierde symfonie, een opus dat met recht expressionistisch mag heten. Dat blijkt niet alleen uit de schrille tegenstellingen in registerbreedte en dynamiek, maar mede en vooral ook uit een voor Sjostakovitsj' doen extreem hoge graad aan dissonantie. En last but not least ongelooflijke contrasten in karakter, dit soms op de kortst denkbare afstand. Dit alles in een mate die inderdaad hooguit vergelijkbaar is met de enkele jaren voor zijn Vierde symfonie voltooide opera Lady Machbeth. Opmerkelijk is ook de opbouw van de symfonie: twee hoekdelen van elk om en nabij een half uur die een scherzo van nog geen 10 minuten omramen. 'Duivels ingewikkeld stuk' Maar. er heeft heel wat water door de Wolga moeten stromen alvorens de noten van de Vierde symfonie aan de klinkende realiteit konden worden getoetst. Tussen het ogenblik waarop Sjostakovitsj de laatste hand aan het geheel legde en het moment waarop het stuk voor het eerst klonk, gaapt een periode van maar liefst 25 jaar. De eerste aanzetten tot de symfonie ontstonden op 13 september 1935. Sjostakovitsj was toen een gevierd componist, niet alleen in eigen land ook daarbuiten, getuige eerder aangehaalde brief van Berg over de Eerste symfonie. Gevierd, maar soms ook hevig bekritiseerd, zoals na de primeur van zijn eerste opera De Neus (1928) onomstotelijk blijkt, die de maker op het verwijt van westers modernisme kwam ten staan. En voorts uit het feit dat het stuk meteen op instigatie van de machtige partijbonzen van Stalin uit het repertoire werd verwijderd. Niet anders verging het uiteindelijk zijn tweede opera Lady Macbeth hoewel er aan zij herinnerd dat dit werk niet alleen in Moskou en Leningrad op de planken is gebracht, maar tevens in Buenos Aires, Cleveland en New York. Wel te verstaan steeds voor een uitverkocht huis. Echter, in januari 1936 sloeg het noodlot in Sjostakovitsj' leven onbarmhartig toe. Toen kreeg hij het gewraakte artikel 'Chaos in plaats van muziek' van de Pravda onder ogen waarin een onder het decreet van Stalin (die de opera bijwoonde, maar de zaal al in de pauze verliet) staande criticus zijn opera Lady Macbeth tot de grond toe afbrandt. De inhoud liet aan onduidelijkheid niets te wensen over (ik citeer het hier volledig in de vertaling van collega Aart van der Wal):
Hoe wanhopig het hem ook te moede was, Sjostakovitsj bleef aan zijn Vierde symfonie doorwerken alsof er niets aan de hand was. In plaats van zoals de trawanten van het culturele stalinese bewind wilden 'schuld te bekennen' vertrouwde Sjostakovitsj' noten aan het papier toe die met de hele ideologie van datzelfde bewind de vloer aanveegden. Op 20 mei 1936 was de symfonie gereed. De vuurdoop was in december voorzien in Leningrad. Al snel verspreidde zich het gerucht dat het om een 'duivels ingewikkeld stuk' zou gaan en een muziek die de autoriteiten tot het uiterste zou hebben willen tarten. De uitvoering in kwestie zou worden geleid door Fritz Stiedry, een jonge dirigent die 3 jaar eerder de première van Sjostakovitsj' Pianoconcert had geleid maar bekende "nog nooit zo een partituur te hebben gezien."
De repetities verliepen in een zeer gespannen atmosfeer. Op zekere dag verscheen de commissaris van de componistenbond Iochelson met in zijn kielzog een regeringsvertegenwoordiger ten tonele, die de directeur van het orkest apart namen en ook Sjostakovitsj vroegen zich bij hen te vervoegen. Kort en goed, de symfonie werd meteen van het programma genomen. Dus niet, zoals jarenlang is aangenomen, omdat Stiedry niet met de materie overweg kom, maar omdat Stalin de symfonie onwelgevallig was. Kondrashin als pleitbezorger voor de Vierde In de jaren daarna werd het zo stil rond de Vierde symfonie dat al snel de indruk leek te beklijven alsof het werk nooit was geschreven. En, alsof het nog niet genoeg was, verdween tijdens de Tweede Wereldoorlog het manuscript. Gelukkig waren de zich in Leningrad bevindende orkestpartijen de oorlog ongehavend doorgekomen zodat de partituur op en top kon worden gereconstrueerd. Maar tot een uitvoering kwam het vooralsnog niet. Dit geschiedde pas in december 1961 te Moskou onder supervisie van Kirill Kondrashin. Dat was een daad van grote betekenis, die niet zonder weerklank bleef, want niet lang daarna tekende Eugene Ormandy bij het Philadelphia Orchestra voor de westerse primeur waarvan ook een plaatopname (CBS/Sony) verscheen, waardoor de liefhebber voor het eerst thuis met dit baanbrekende en enerverende brok muziek kon kennismaken. De elpee opname onder Kondrashin werd in westen op Melodiya pas later in de roulatie gebracht, maar is gelukkig tegenwoordig ook op cd verkrijgbaar (Melodiya). Overigens heeft Kondrashin zich als een nijver pleitbezorger voor niet alleen Sjostakovitsj in het algemeen maar in het bijzonder ook diens Vierde symfonie opgeworpen. Ook met het Koninklijk Concertgebouworkest (10 januari 1971, verkrijgbaar op Q-disc in het kader van 'The Radio Recordings') heeft hij de Vierde uitgevoerd en dat was de Nederlandse première. En Sjostakovitsj zelf, hoe ervoer hij de eerste uitvoering van zijn meest beproefde geesteskind? Als wij zijn vriend Isaak Glikman mogen geloven was hij er zeer over te spreken: "In menig opzicht is de Vierde beter dan alle latere symfonieën." Bloedstollend effect Vele dirigenten na Kondrashin en Ormandy hebben zich inmiddels over de Vierde van Sjostakovitsj ontfermd. Daaronder Andre Previn, Simon Rattle, Neeme Järvi, Gennadi Rozjdestvenski, Valery Gergiev en ook Bernard Haitink. De eerste keer dat Haitink zijn licht deed schijnen over deze mammoet onder Sjostakovitsj' symfonieën was met het London Philharmonic Orchestra in het kader van de volledige vastlegging van het symfonische oeuvre voor Decca waaraan ook het Koninklijk Concertgebouworkest meewerkte. Die uitvoering munt uit in gedegenheid, maar het heilige vuur ontbreekt soms. Dat is in deze gloednieuwe en met het Chicago Symphony Orchestra opgetekende interpretatie wel even anders. Met het orkest dus waarvan Haitink 'Principal conductor ' is en waarmee hij onlangs in Amsterdam de aftrap gaf voor het orkestseizoen met verpletterende uitvoeringen van Mahlers Zesde en Sjostakovitsj' Vierde symfonie. Maakte hij in zijn cd-opname met de Chicagoans van Mahlers Zesde zijn voorkeur voor buitengewoon langzame tempi niet waar, hier ligt dit anders (dit is de langzaamste Vierde Sjostakovitsj uit de catalogus). Wuchtiger dan ooit komen de enerverende marsritmen van het eerste en derde deel op de luisteraar over. Sterker nog, je wordt er bijkans volledig door platgewalst. Waar andere dirigenten gaan versnellen - zoals bij de kolossale fugato-episode in het openingsdeel - houdt Haitink het tempo strak vast en juist daardoor krijgt het ongenaakbare van deze turbulente muziek het volle pond. Tel daar de schier onbegrensde dynamiek van de opname bij op, en het effect is bloedstollend. Daarnaast krijgen ook de talrijke lyrische en beschouwelijke passages voorbeeldig profiel waaruit blijkt dat Haitink het gevaar dat bij een ensemble als het Chicago Symphony Orchestra nu eenmaal altijd op de loer ligt, namelijk dat van een epaterende virtuositeit, volkomen heeft weten te bezweren. Luister naar het koper, dat aanzienlijk warmer getimbreerd klinkt dan je van een dergelijk turbo-orkest zou verwachten, maar ook naar de soms filigraan opererende houtblazersmotieven die onder de baton van Haitink een benijdenswaardig scherp ritmisch profiel krijgen en een weldadige lichtheid bezitten. Dat de finale, beginnend met een naar Mahler knipogende en uiterst desolaat verlopende treurmars, een kolfje naar Haitink's hand is, zal niemand verbazen. En de uiteindelijk in een volkomen niets oplossende coda (een soort Russische en negatieve pendant van het slot van Das Lied von der Erde) is een sensatie op zich. Mythe Sensatie is trouwens ook het woord om de bonus bijgevoegde dvd 'Beyond the score' mee te typeren waarin de programmeur van het Chicago Symphony Orchestra, Gerard McBurney als verteller en Nicolas Rudall als acteur fungeren en waarbij het CSO onder Haitink het geheel illustreren met de belangrijkste fragmenten uit de Vierde symfonie. Het meest wezenlijk echter zijn de door Burney gekozen filmbeelden, waarbij uit tal van historische archieven is geput en tevens belangwekkend en deels onbekend fotomateriaal aan de orde komt. Alles bijeengenomen krijgt de toeschouwer een indringend beeld voorgeschoteld van het Stalinistische Rusland, waarin het niet draaide - en dat is een van de cruciale elementen van de 'boodschap' om het zo maar eens uit te drukken - om optimisme of pessimisme, maar beiden. Uit de beelden komt de mythe van de technisch industriële revolutie oogverblindend tot ons, met inbegrip van alle daarbij behorende utopische accenten. Het is niet voor niets ook het tijdsgewricht waarin vernieuwingen binnen de kunst in het algemeen en de muziek in het bijzonder op het Russische continent aanvankelijk hogelijk floreerden. Niet in het minst ook in Sjostakovitsj' eigen filmpartituren, die toen heel populair waren en zelfs door Stalin werden gewaardeerd. Tegelijkertijd ontnamen diezelfde utopische en vervoerende beelden, zo wordt uit de dikwijls huiveringwekkende getuigenverslagen haarscherp duidelijk, het uitzicht op wat daar achter schuilging: werk- en concentratiekampen, moordpartijen ("als iemand was doodgeschoten, kwam zo een mededeling net zo nuchter over alsof iemand zei "hij is naar het theater gegaan"), ziekte, leugens en ellende. Als iets blijkt uit de presentatie 'Is Music dangerous?' is het wel dat de zich in de jaren dertig voltrekkende gebeurtenissen op het toneel van het Stalinistische Rusland niet onderdeden voor wat Hitler en de zijnen aan onheil hebben aangericht (nog afgezien van het feit dat Stalin met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid meer moorden op zijn geweten heeft dan zijn Duitse collega). Van dit alles is Sjostakovitsj Vierde een imposante klinkende reflectie, ook al laat Haitink in een op de dvd opgenomen interview doorschemeren dat de muziek voor hem een abstract drama is. Een drama van alle tijden dus, en dat laatste klopt helaas. Want in verschillende uithoeken van de wereld zuchten nog vele mensenmassa's onder onverschillig welk schrikbewind. Vergeet u, alvorens naar de eigenlijke presentatie te kijken, vooral niet aandacht aan de 'special features' te schenken, waaronder als meest belangrijk onderdeel het interview over het maken van de film met regisseur en verteller Gerhard McBurney. Resumé: Een ware mijlpaal in de Sjostakovitsj-discografie die vriend noch vijand van deze componist zich mag laten ontgaan. index | |||||||