|

CD-recensie
© Maarten Brandt, juni 2023
|
(De) Raaff: Pianoconcert nr. 2 (Circulus)* – Orphic Descent** – Vioolconcert nr. 2 (North Atlantic Light)***
Ralph van Raat (piano)*, Tosca Opdam (viool)***, Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Matthias Pintscher* en Lawrence Renes**, Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Marc Albrecht***
Challenge Classics CC72942 • 58'•
Live-opname: 10 juni 2022, Westergasfabriek, Amsterdam (Pianoconcert); 21 nov. 2020, Concertgebouw, Amsterdam (Orphic Descent); 20 mei 2019, Concertgebouw, Amsterdam (Vioolconcert)
www.robinderaaff.com |
|
|
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: elke cd met werk van onze landgenoot Robin de Raaff (1968) is niet minder dan een sensatie. En de wetenschap dat veel van de opnamen onder liveomstandigheden zijn ontstaan doet hieraan hoegenaamd geen afbreuk. Integendeel zou ik zelfs willen zeggen, want de ultieme geladenheid en sonore rijkdom van diens klanktaal komt zodoende bijna even compromisloos over alsof men zich op de ideale plaats in de concertzaal bevindt. Daar doet het feit dat we het, zoals bij onderhavige en superieur vastgelegde productie, niet met een superaudio-cd van doen hebben absoluut niets aan af. De fenomenale opnamekwaliteit van het gebodene valt voorts niet los te zien van de omstandigheid dat niemand minder dan de componist zelf - daarbij geassisteerd door Jochem Geene van Studio Schuppen, niet alleen bekend van menige succesvolle registratie van het Orkest van de Achttiende eeuw sedert de jaren '80 - in doorslaggevende mate verantwoordelijk was voor het klinkende resultaat. Waar nog maar eens ten overvloede uit blijkt dat de in de goede zin van het woord de technische afwerking van een opname allesbehalve los kan worden gezien van het artistieke resultaat. En dat is een waarheid als een koe die heel wat opnameleiders en zij die zich bezighouden met remasterings zich geducht zouden mogen aantrekken, gehoord de soms hemeltergend slechte producties die er van de persen rollen. Dit alsof men vergeten is dat de techniek er louter is om het tot uitdrukking brengen van de hoogste waarde van de artistieke inhoud zo optimaal mogelijk te faciliteren.
Coherentie en originaliteit
Het hebben van een kolossale verbeeldingskracht en een perfect gehoor, ziehier enkele van de onontbeerlijke eigenschappen van een waarlijk groot componist en dat De Raaff ondubbelzinnig tot die categorie moet worden gerekend staat boven om het even welke twijfel verheven. Iedere toonhoogte, elk ritme en elke kleur wordt door hem met de grootst denkbare zorg gewogen alvorens deze aan het papier toe te vertrouwen en laat staan: aan de klinkende realiteit te toetsen. Is deze cd in termen van registratietechniek al van demonstratiekwaliteit, dat laatste geldt voor de muziek van De Raaff eens te meer. Een componist die een oversneden en onvervreemdbaar eigen stijl bezit die men uit duizenden herkent, een geluid dat van een coherentie en originaliteit getuigt waar menigeen hem terecht enorm om mag benijden. Waar zit het geheim van De Raaffs componeerkunst toch in? Die vraag valt niet gemakkelijk te beantwoorden, maar dat geldt tevens wanneer het om bijvoorbeeld Mozart, Mahler of Debussy gaat. In iedere eeuw, dus ook in de 21 e en 22 e , is veel voortreffelijke en zelfs geniale muziek geschreven. Maar ook het nodige confectie-modernisme. Dit wel te verstaan op hoog niveau, zij het soms ook wel erg inwisselbaar. En niet zelden door componisten, wier namen nogal eens hoog aan het (mede commerciële) firmament schitteren.
Gestaag groeiende monumentale erfenis
Het opmerkelijke in het veelkleurige oeuvre van De Raaff is dat het wordt gekenmerkt door een niet zelden opvallende gelaagdheid, maar dat men onverschillig welke franje, welke chinoiserie (kenmerkend voor nogal wat eigentijdse muziek) er vergeefs in zal zoeken. Maar ook de rechtlijnigheid van een Louis Andriessen en geestverwanten schittert volledig door afwezigheid. Natuurlijk moet men altijd oppassen met het plaatsen in hokjes van componisten, maar zoveel is haarscherp duidelijk: de gestaag groeiende en monumentale erfenis van De Raaff hoort in de centraal-Europese traditie thuis en is daarom een ontelbare hoeveelheid mijlen ver verwijderd van het modieuze in het algemeen en onverschillig welke Amerikanismen in het bijzonder, ook al verwijzen enkele titels wel degelijk naar de ‘nieuwe wereld'. En hoewel De Raaff geen kritiekloze bewonderaar van Boulez is, betekende hij wel een enorme stimulans in zijn ontwikkeling, zoals u elders op deze site kunt lezen. Die al genoemde gelaagdheid krijgt gestalte bij machte van allerlei herhalings-procedés die, omdat ze binnen veelal regelmatig terugkerende en soms bijkans ritualistische (over Boulez gesproken!) golfbewegingen optreden en zodanig worden gevarieerd (soms licht en een andere keer substantieel) dat de toehoorder ondanks de onverdund eigentijdse wijze van formuleren, stevig bij de les blijft.
Theatrale gebarentaal
Dit ook al omdat de noten van De Raaff dikwijls worden geschraagd door een bij uitstek, zij het in zijn instrumentale stukken geabstraheerde, theatrale gebarentaal wat hem op zijn beurt verbindt met een andere B uit de recente muziekgeschiedenis, die van (Alban) Berg. Qua materiaal baseert hij zich doorgaans op onverhulde atonaliteit, ook al ontbreken zeer vrij toegepaste allusies op (vrij-) tonale elementen geenszins. Wat op het eerste gehoor – Tweede pianoconcert (2022) – monolithisch en soms door zijn duisternis ondoordringbaar schijnt is in werkelijkheid de uitkomst van een onmiskenbaar duidelijk caleidoscopische opzet. Het gevolg is dat wat een herhaling lijkt in werkelijkheid weliswaar een voortzetting daarvan is, maar toch in een niet te loochenen gewijzigde setting, waar men – telkens wanneer het geheel opnieuw wordt ondergaan – weer nieuwe dingen in ontdekt. Tegelijkertijd, en dat laatste geldt bepaald niet alleen voor dit pianoconcert, leidt dit ertoe dat het verloop van het klinkende betoog als het ware met een hypnotiserende kracht wordt geladen en alleen al daarom en in weerwil van haar compromisloos moderne karakter, de luisteraar in zijn en haar greep houdt. En dat is een verdienste die er niet om liegt. Tel daar de scherp geëtste orkestratie bij op en het is duidelijk: de muziek van De Raaff slaat je meedogenloos in haar ban!
En of men nu naar de aanhef van het Tweede Pianoconcert of het Tweede Vioolconcert luistert, meteen zit men op de punt van de stoel vastgenageld en dit tot de laatste noot heeft geklonken. Want dat is een ander geheim van De Raaffs componeren: zijn feilloze gevoel voor timing.
Generatiecycli
Een opvallende karaktertrek in de Raaffs werk is dat er subtiele verwijzingen naar andere composities van zijn hand zitten. Zo wordt in het Tweede pianoconcert – een kolfje naar de hand van meesterpianist Ralph van Raat! - naar de opera RAAFF (2004) verwezen waarin de ontstaansgeschiedenis van Mozarts Idomeneo centraal staat en het mede draait om een generatieconflict, wat door Robin de Raaff op zijn beurt is verdisconteerd naar de cast die in zijn opera tijdens de repetities in de weer is. Of om Raaff in een telefoongesprek met ondergetekende aan te halen: “Mozart was in conflict met Raaff en zijn eigen vader wat hem zo benauwd maakte dat hij het offer er uit schreef en we een happy ending kregen.” Deze thematiek is in het pianoconcert geabstraheerd, een stuk dat niet voor niets de bijnaam ‘Circulus' draagt om daarmee aan te duiden dat het concert in kwestie over generatiecycli gaat. Dat kan in dit geval mede op de familie van Robin de Raaff worden betrokken, maar even goed - als ik me die vrijheid mag veroorloven – op uiteenlopende scholen en generaties componisten, waarbij het De Raaff er juist nadrukkelijk niet om was en is begonnen zich aan om het even welke richting te binden. Het citaat uit zijn eigen opera – dus RAAFF – is herkenbaar aan het optreden van een orkest (off stage) piano (dus niet die van de solist) van een gegeven dat in de bewuste opera ongeveer na een minuut of vier à vijf optreedt, maar tijdens het concert bijna tegen het slot. Een dieper liggend thema van RAAFF is ook, als men dat zo wil noemen, het generatieconflict tussen de dominante richtingen in de kunst waartegen de jonge generatie zich moet verweren en waarin zij vooral toch met maximale inzet van lijf en leden haar onvervreemdbaar eigen plaats moet zien te veroveren. Een plaats in een tijd waarin de generaties van Boulez cum suis als ook die van – om in eigen land te blijven – de Notenkrakers net achter ons liggen. Ik zou zeggen: ga daar maar aanstaan! Maar De Raaff slaagt daar wonderwel in. Ook door zich op zeer veilige afstand te bevinden van dat al eerder genoemde confectiemodernisme.
Penseel en palet
Niet alleen in het donker-getimbreerde Tweede pianoconcert , evenzeer in zijn Tweede vioolconcert (2019) zijn zowel stijl als vocabulaire volstrekt niet uitwisselbaar en is iedere noot authentiek. Laatstgenoemd werk heeft als bijnaam die van een beroemd schilderij van Willem de Kooning, getiteld North Atlantic Light dat in het Stedelijk Museum te Amsterdam kan worden bewonderd. Het werk staat in zoverre niet op zichzelf dat het werd voorafgegaan door zijn Tweede sonate voor viool en piano (2018), voorzien van dezelfde titel. Ofschoon er duidelijke verwantschappen in materiaal tussen beide composities bestaan, gaat het toch om twee nadrukkelijk van elkaar verschillende partituren. Dit met in het laatste geval alleen al een wezenlijk andere redactie door de uitgekiende symfonische uitmonstering. Iriserende klanken, een ongelooflijke vitaliteit en een rijk gestructureerd lijnenspel hebben een 100 procent doorzichtigheid geen seconde in de weg gestaan. Ergens schrijft Bas van Putten, die de liner notes van deze uitgave voor zijn rekening nam, treffend dat de violist haar instrument (de onvolprezen en schitterend spelende Tosca Opdam) als het ware als penseel laat fungeren op een doek. En, zoals ik daar aan zou willen toevoegen, dat het orkest daarbij als een palet wordt gebruikt met een schier oneindig aantal vertakkingen van de gegevens die het solo-instrument aandraagt. De ene maal licht en de andere keer op een uiterst doorwrochte wijze gevarieerd. Het wemelt in dit werk, maar evengoed in het pianoconcert van zowel boven – als ondergrondse verticale en met name horizontale wortelachtige verbindingen (‘rhizomes' zou Boulez in navolging van de Franse filosoof Gilles Deleuze dat noemen) tussen, het werd al gesignaleerd, muzikale en buitenmuzikale elementen, waarbij de eerstgenoemde het ondubbelzinnige primaat hebben. En waarbij die relaties zich derhalve niet tot een enkel werk beperken, maar veeleer de indruk ontstaat dat De Raaff aan een monumentaal ‘Gesamtkunstwerk' van gigantische proporties aan het schaven is.
Metafoor
Rest nog, last but certainly not least, de muziek welke De Raaff in 2003 schreef voor instrumentaal ensemble in opdracht van Ensemble Ictus om een choreografie van Anne-Theresa De Keersmaeker mee op te luisteren onder de benaming van Orphic Descent . Zo kort mogelijk samengevat draait het hier om Orpheus die in de onderwereld afdaalt, maar er niet in slaagt om daaruit terug te keren, dit in tegenstelling tot Euridiche. Dit is een prachtige symboliek waar men heel wat visies op zou kunnen loslaten. Een er van is, bij alle dramatiek, een uiterst hoopvolle. Zeker als we de vrouwelijke protagonist van het verhaal als een zinnebeeld van de muziek (immers van huis uit een vrouwelijk begrip) opvatten die – vanuit deze optiek bezien – zal triomferen over het mannelijke, hier staand voor het meetbare en materialistische. En dat is toch waar alle hoop, dikwijls tegen beter weten in, op gevestigd zou moeten zijn. Met zijn amper zes minuten durende speelduur is dit verreweg het kortste stuk van deze cd, wat niet wegneemt dat de rijkdom in klank en kleur omgekeerd evenredig enorm is. Is De Keersmaekers choreografie een pracht van een zichtbare metafoor, die van De Raaff is een dito klinkende. Ook al vanwege de fenomenale wijze waarop Lawrence Renes de leden van het Radio Filharmonisch Orkest aanvuurt tot zowel uiterst subtiel als scherp gemarkeerd spel. Dat laatste geldt ook voor de beide andere dirigenten, Matthias Pintscher (tevens een componist van grote importantie, trouwens) en Marc Albrecht, waaruit niet alleen blijkt dat het Radio Filharmonisch Orkest doorkneed is in het eigentijdse repertoire, maar niet minder ook het Nederlands Philharmonisch dat onder Albrecht zeker zo imposant de sterren van de hemel speelt, ja bijna alsof deze muziek al decennia lang in hun dna zit. De solisten noemde ik al, beter kun je het als componist niet treffen! Ook zij brengen hun enorme aandeel ten gehore alsof het al een onafzienbare tijd tot hun geestelijk eigendom behoort. Kortom: een topproductie!
|
|