CD-recensie
© Maarten Brandt, oktober 2021 |
Zoals menigeen bekend zal zijn, vervaardigde Marten Toonder, de uitvinder van de geniale Olivier Bommel en Tom Poes beeldverhaal-saga, ook Bommelstrips voor de Nederlandstalige versie van de Donald Duck die door mij als kind altijd werden verslonden. Een van de episodes ging over een sprookjesboek waarin de lezer letterlijk in de betreffende landschappen van de verhalen kon worden opgenomen, dit naar analogie van het schilderij in Bomans' Erik of het klein insectenboek. Alleen moest er met het boek in kwestie wel met een zekere voorzichtigheid worden omgesprongen op gevaar af dat alle sprookjes anders gelijk waterverf door elkaar heen zouden gaan lopen. Want, u snapt het wel, heer Olivier neemt de voorschriften niet al te nauw. Dit met als resultaat een soort kinderlijke - wat iets anders is dan kinderachtig - pendant van de idee van de 'stream of conciousness' ('stroom van bewustzijn') zoals die bijvoorbeeld in de experimentele roman Finnegans wake van de Ierse schrijver James Joyce naar voren komt en waardoor vele kunstenaars uit de afgelopen twintigste eeuw, en daaronder ook tal van componisten, zijn beïnvloed. De term zelf is echter niet van Joyce afkomstig, maar van de Amerikaanse psycholoog William James (1842-1910), die deze in zijn in 1890 verschenen boek The principles of psychology ontvouwt. Zo kort mogelijk door de bocht geredeneerd komt het 'stream of conciousness'-principe neer op een constant voortgaande stroom van gedachten van een persoon, waarbij de geest - op basis van reflecties, opgedaan tijdens het waakbewustzijn - de focus zowel op de korte als de lange afstand van het ene onderwerp naar het andere richt en sterker nog: er ook dikwijls sprake is van het gelijktijdig optreden van beelden en gevoelens die veelal niet causaal op elkaar zijn betrokken, maar toch een zingevend, zij het dus niet logisch, verband met elkaar onderhouden. Het zijn precies deze fenomenen die bij uitstek centraal staan in het droombewustzijn, dat onderhevig is aan een volstrekt eigen ordening die zich per definitie aan de rationele realiteit onttrekt. Heksenketel Op muzikaal/intellectueel niveau gaat het hier om een tot op de kleinste vierkante millimeter doorgestructureerd totaal. Gegeven echter de op de luisteraar bijkans surrealistisch overkomende klankwereld van de nestor der Franse avant-garde, komt het geheel in metaforische zin wel degelijk in de buurt van dat al genoemde bommeliaanse sprookjesboek. Temeer ook omdat Messiaens ultieme complexiteit hand in hand gaat met een directheid wat de magisch-realistische kleurschakeringen van deze unieke en uiteraard ruimschoots van de zang der vogels voorziene (de gevederde vrienden waren voor Messiaen feitelijk een aardse variant van de engelen, zoals Kent Nagano in zijn toelichting bij bovenstaande cd-uitgave schrijft) klanktaal aangaat. Als gevolg hiervan kunnen ook de niet in de keukengeheimen van het modernisme ingewijden zonder meer door deze muziek gefascineerd raken. Daarbij overbrugt Messiaen, speciaal in La Transfiguration, meerdere perioden van de muziekgeschiedenis, reikende van het gregoriaans - waarvan in genoemd werk dikwijls letterlijke sporen traceerbaar zijn - tot en met de meest uitgekiende eigentijdse verworvenheden van die tijd. Daarbij zijn evengoed Rameau, Berlioz en Debussy (althans in de geest, want we hebben het niet over letterlijke citaten) als Boulez en de - nog avant-gardistisch georiënteerde - Penderecki van de partij. Wel te verstaan, zonder dat er van om het even welke stijlbreuk sprake is, want de consistentie van de uit twee zevenluiken opgetrokken transformatie van Christus naar het Hiernamaals is dermate onwrikbaar dat men gedurende elke seconde van deze partituur de hand van le grand maître herkent. Invloed van Varèse Al die en nog vele andere elementen, men zou alleen al over La Transfiguration boekdelen kunnen vullen, komen in Nagano's grandioze pleidooi voor dit monumentale opus optimaal tot hun recht. De dwingende cesuren werken enorm spanningsintensiverend. Elk detail, om het even of het daarbij gaat om het mystiekst denkbaarste pianissimo dan wel de oogverblindende extatische uitbarstingen, de talrijke solistische bijdragen, maar ook het rijke aandeel van het koor en wat al niet; alles krijgt het volle pond en onafgebroken staat de zaak als een huis. Daarbij is men er, dankzij de voorbeeldige samenwerking met het opnameteam in geslaagd de spontaneïteit van de live-opname op uitmuntende wijze te doen samengaan met de precisie van een studioregistratie. Het dynamisch perspectief is daarmee volledig in overeenstemming, getuige een presence die de impressie wekt van het 'echt erbij zijn', ja alsof men door de musici is omgeven. Dit terwijl alle toeters en bellen van de surround-modus ontbreken, want dit is een normale stereo-vastlegging, zij het dan wel een van de bovenste plank. Extreme gelaagdheid Klankvisioen Chronochromie is ook in Nederland een aantal malen uitgevoerd. Vreemd genoeg niet door Reinbert de Leeuw die het stuk nooit heeft gedirigeerd. Wel door nota bene het Noordelijke Filharmonisch Orkest (de voorloper van het Noord Nederlands Orkest) onder leiding van Charles de Wolf (dus een regionaal ensemble, kom daar nu eens om!), het Radio Filharmonisch Orkest onder supervisie van Jean Fournet (die de Nederlandse première van Messiaens Turangalîla-symfonie leidde) en het Koninklijk Concertgebouworkest onder George Benjamin. Hoewel door zijn enorme moeilijkheidsgraad geen repertoirestuk, want Chronochromie is en blijft een Messiaen voor ingewijden, komt deze fabuleus ingewikkelde partituur dankzij de vertolking door Nagano cum suis zodanig tot leven dat het lijkt alsof dit stuk in München al talloze keren op de lessenaars heeft gestaan. Een groter compliment kan ik de musici met de beste wil van de wereld niet maken. Erotische component Messiaen schreef de teksten die aan deze liederen ten grondslag liggen zelf en deze zijn tegelijkertijd doordesemd van neoplatonische, christelijke en surrealistische elementen. Dit met als uitkomst een metaforisch geheel, waarin ook de erotische component geenszins ontbreekt. Hoewel deze cyclus tot de vroegste componeerfase van Messiaen behoort is al sprake van een op en top gerijpte stijl. Naast invloeden van Debussy, zoals een halverwege zingen en spreken balancerende vocaliteit die soms herinnert aan diens (en door Messiaen intens bewonderde!) muziekdrama Pelléas et Mélisande, zijn er die van het gregoriaans, getuige het Alleluiah waarmee het openingslied wordt afgesloten. Er zijn ook van dit werk prachtige uitvoeringen op cd voorhanden, waarvan die van Renée Fleming (Decca, met het Orchestre Philharmonique de Radio France onder Alan Gilbert) hoge ogen gooit, met wat mij betreft als enige lichte bezwaar dat zij soms iets teveel de nadruk op de klankschoonheid 'pur sang' legt, waardoor de verstaanbaarheid van de tekst er soms bij inschiet. Dat euvel schittert hier volledig door afwezigheid, want Jenny Daviet zingt deze beurtelings hemelbestormende en tedere liederen met een enorme clarté, daarin voorbeeldig bijgestaan door de musici van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks onder de scepter van de onvolprezen Kent Nagano. Wat een schitterend album! _______________ index |
|