![]() CD-recensie
© Maarten Brandt, oktober 2013
|
Het lijkt er op dat het Budapest Festival Orchestra en zijn chef-dirigent Iván Fischer bezig zijn met een integrale Mahlercyclus. Tot op heden verschenen voor het Channel Classics label de symfonieën 1, 2, 4 en 6. Speciaal de registraties van de Eerste en de Vierde symfonie gooien hoge ogen en de vastlegging van de Eerste leverde Fischer en de zijnen zelfs – terecht overigens – een Edison op. Geen wonder dus dat er met hooggespannen verwachtingen naar de nieuwe opname van de Vijfde symfonie met het keurensemble van Boedapest werd uitgezien. Helaas viel het resultaat me niet echt mee. De affiniteit met Mahlers poëtische belevingswereld, zoals die zo schitterend naar voren komt in eerdergenoemde uitvoeringen van de Eerste en Vierde symfonie, lijkt hier vrijwel afwezig. Waar is de lenigheid van Mahlers Ländlers in het vervoerende, maar hier wel behoorlijk traag gespeelde, Scherzo in deze Vijfde? Al meteen de nadruk op de eerste tel van het hoofdthema verleent aan het geheel een zekere lompheid. Het is alsof de muziek in dit meest meeslepende deel van deze symfonie maar niet van de grond wil komen en nergens echt vleugels krijgt. Het ontbreekt gewoon aan souplesse en, erger nog, de voor deze toonkunst zo typerende ‘couleur locale’, terwijl men dit van een orkest als dit nu juist bij uitstek zou verwachten. Daarna komt het befaamde Adagietto weliswaar qua notentekst heel precies gearticuleerd uit de luidsprekers, maar mist deze oase de vereiste sfeer en verstilling. Alleen al de inzet is gespeend van onverschillig welke magie. Vergelijk dit met Bernstein (vooral zijn tweede opname met de Weners voor DG) of, om een ander uiterste te noemen, de in een vlotter tempo genomen uitvoering van Jansons met het Koninklijk Concertgebouworkest (RCO live) en het verschil wordt pijnlijk duidelijk. Het klinkt allemaal keurig, daar niet van, want dat de leden van het BFO stuk voor stuk topmusici zijn, blijkt onafgebroken en dus ook hier. In zowel de Trauermarsch als het daarbij aansluitende – de cesuur tussen deze twee delen is hier overigens te lang – 'Stürmisch bewegt' weet Fischer al evenmin de aandacht voldoende gevangen te houden. De beroemde trompetfanfare van het openingsdeel is mooi strak en belooft veel, maar gaandeweg boet het verloop aan spanning in. Een vergelijking met de fraaie opnames onder achtereenvolgens Haitink (Philips – PentaTone) en Chailly (Decca) – beiden met het Koninklijk Concertgebouworkest - kan Fischer dan ook in de verste verte niet doorstaan. Verder ontberen de witheet aanlopende climaxen voldoende body en scherpte als gevolg waarvan ze niet naar de keel grijpen. Opnieuw verlang je dan naar die hartverscheurend mooie vertolking met Bernstein en de Weners of, wie dat teveel met het hart op de tong vindt, Karajan en de Berlijners (DG), een interpretatie die qua klankcultuur trouwens nog steeds een verhaal apart is (strijkers in het Adagietto!). Ik kan me moeilijk aan de indruk onttrekken, en dit niet alleen op basis van deze lezing van de Vijfde maar ook op die van Fischers uitvoering van de Zesde symfonie, dat de dirigent niet bijster goed raad weet met de meer weerbarstige kant van Mahlers klanktaal en zich daarom zo veel reserves oplegt dat de expressieve lading van de noten te weinig tot uiting komt. Ik denk niet dat dit aan de opname ligt, want hoe het ook kan blijkt uit de schitterende en ook dynamisch gezien reliëfrijke weergave (klik hier voor de bespreking) van de Eerste symfonie door Fischer cum suis. Gek genoeg overtuigt men in het zwakste deel van de Vijfde, de finale, nog het meest, maar dat is onvoldoende om deze cd aan te kunnen bevelen. Niettemin blijf ik benieuwd naar het vervolg van deze cyclus, want het zou zo maar kunnen dat het BFO met bijvoorbeeld de Derde symfonie weer een schot in de roos lost. Wordt stellig vervolgd. index |
|