![]() CD-recensie
© Maarten Brandt, april 2008 |
||
Mahler: Symfonie nr. 9 in D. Berliner Philharmoniker o.l.v. Simon Rattle. EMI Classics 501228 2 (2 cd's)
Als er een orkest ter wereld is dat wat ‘heeft’ met de Negende symfonie van Mahler is het ongetwijfeld de Berliner Philharmoniker. De grote confrontatie tussen dit fameuze ensemble en de immense symfonieën van de Oostenrijkse meester begon in de jaren zestig van de vorige eeuw met onder meer een veel geroemde EMI-registratie van de Negende onder Sir John Barbirolli. Dezelfde dirigent onder wie dit orkest tevens spraakmakende – en inmiddels op het label Testament verkrijgbare – vertolkingen vastlegde van Mahlers Derde en Zesde symfonie. Daarna was het even stil op het Mahlerfront te Berlijn, totdat Herbert von Karajan zich over de Oostenrijkse symfonicus begon te ontfermen en de symfonieen 4,5,6 en 9 voor DG aan het vinyl toevertrouwde alsmede Das Lied von der Erde, de Kindertoten- en Ruckertlieder. De Negende nam hij zelfs tweemaal op, de eerste keer in een studiovastlegging in 1981 en vervolgens in een live-opname van één jaar later waarvoor de superlatieven nog steeds tekort schieten en er een sonoriteit aan het orkest werd ontlokt, waarvan men zich weleens heeft afgevraagd of dit een opnametechnische truc was. Zo’n zilverachtige en toch volbloedig warme klank bij de strijkers, een geluid van een dermate optimale buig- en plasticiteit, dat kon niet bestaan. Totdat de realiteit in de zaal uitwees dat niets ook maar bij benadering bleek te zijn gefaked. Van een net zo grote maar volstrekt andere allure is de eveneens live en door DG opgetekende en door roeien en ruiten gaande verklanking onder Leonard Bernstein uit 1979, die ik qua weerbarstige emotionaliteit nog hoger aansla dan zijn remake voor het gele label en tevens live opgenomen uitvoering met het Koninklijk Concertgebouworkest uit 1985. Dan breekt de era Abbado aan die het opus tweemaal met de Berliner opnam in de vorm van een veelbejubelde live-registratie voor DG uit 1999 en een nog – maar helaas niet in de handel verkrijgbare – subliemere lezing voor RadioNederlandWereldOmroep van 4 jaar eerder, geregistreerd tijdens het befaamde tweede Amsterdamse Mahlerfeest. Die vertolking en die onder Karajan uit 1982, alsmede die onder Bernstein behoren mijns inziens tot de meest indringende lezingen die men zich van Mahlers zwanenzang kan voorstellen. Wat Abbado in de coda van het Adagio tot stand heeft gebracht, dat heeft niemand voor of na hem tot nu toe weten te realiseren. Echt de eeuwigheid in muziek gevangen. Alleen iemand als Celibidache zou zoiets hebben klaargespeeld, maar die moest – op de Kindertotenlieder na – helaas niets van Mahler hebben. En nu is daar dan de gloednieuwe en live vastgelegde uitvoering van Sir Simon Rattle met ‘zijn’ Berliner. Om precies te zijn de tweede opname van dit werk onder zijn leiding, want uit 1993 dateert een live-opname met de Wiener Philharmoniker voor EMI. De verschillen zijn enorm. In Wenen permitteerde Rattle zich, toegegeven soms aanvechtbare, vrijheden die je wel bij de les hielden. Vooral op het gebied van de tempi, die op zich heel gemiddeld ogen maar waarbinnen de dirigent niet zelden de extremen opzocht. Zeker in het openingsdeel waarin kolossale rubati niet werden geschuwd en tijdens de ‘Kondukt’- passage de inderdaad voor het Oostenrijkse begrafenisritueel zo karakteristieke vertragingen en versnellingen hoogst suggestief in klinkende munt werden omgesmeed. In zijn nieuwe opname is veel daarvan gladgestreken, maar daarmee is ook veel van de emotie van de eerdere verklanking verdwenen. Verder is dit de minst ‘Berlijns’ overkomende uitvoering uit de Duitse hoofdstad. Wat overkomt is de indruk van een uitstekend radio-orkest met, soms een scherp geëtste klankopvatting die aan het oude Philharmonia Orchestra doet denken. Maar heel dikwijls komt het geheel erg anoniem tot leven. Dat we ten zeerste met uitstekende live-opnamen zijn verwend viel me extra op: de baskant van de weergave is me veel te wollig, het hoog – zeker tijdens de witheet aanlopende climaxen – nogal eens neigend naar het fletse. Hierdoor schiet de definitie van sommige instrumentale details (slagwerk, maar ook het koper zo nu en dan) weleens te kort. Dat anonieme en nuchtere is ook en vooral tijdens de afsluitende passages van het Adagio manifest. Hoe je de Negende van Mahler ook uitvoert, en het kan op vele manieren goed (ik denk naast de Berlijnse uitvoeringen bijvoorbeeld aan de oude Solti met het LSO (Decca) en de schitterende Kerstmatinee van Haitink uit 1987), het kan niet zo zijn dat je je erbij dreigt te gaan vervelen, en om heel eerlijk te zijn moet ik toegeven dat dit mij bij vlagen is overkomen. Als het om Rattle en Mahler 9 gaat blijf ik maar bij zijn Weense vertolking, maar als het het onbewoonde eiland betreft dan gaat de keus onbetwist tussen Karajan 2 en de Mahlerfeest-uitvoering van Abbado uit 1995. index | ||