CD-recensie

 

© Maarten Brandt, oktober 2022

Igor Levit - Tristan

Liszt: Liebestraum nr. 3 S 541/3 - Harmonies du soir S 139/11

Henze: Tristan*

Wagner: Prelude tot Tristan und Isolde (arr. Zoltán Kocsis)

Mahler: Adagio uit Symfonie nr. 10 (arr. Ronald Stevenson)

Igor Levit (piano), Gewandhausorchester Leipzig o.l.v. Franz Welser-Möst*
Sony 19439943482 • 1.41' • (2 cd's)
Opname: sept. 2020, Philharmonie, Berlijn; Kammermusiksaal (Liszt, Wagner, Mahler); nov. 2019, Gewandhaus, Leipzig (Henze)

   

Net zoals er van een leven vóór en na Stravinsky's Sacre kan worden gesproken is dat met Wagners Tristan het geval. Beide werken zijn pulserende vulkanen die het muzikale establishment van hun tijd tot op hun grondvesten hebben doen schudden en er toe hebben geleid dat de wereld erna nooit meer dezelfde zou worden als die ervoor. Om ons nu verder tot Tristan te beperken, Wagners gelijknamige muziekdrama overviel niet alleen het toenmalige publiek maar evengoed de componist zelf die het werk tegen wil en dank moest schrijven en dit op een manier alsof zijn leven er van afhing. Nog steeds komt de portee van deze geniale partituur op ons over als muziek van een andere planeet, zeker wanneer we ons realiseren dat Wagner verreweg de meeste muziek al in 1859 gereed had. Het verhaal van Tristan und Isolde is slechts de kapstok voor een geheel dat ultiem gelaagd is en immens rijk aan betekenissen. Betekenissen waarover men gemakkelijk boekenkasten zou kunnen volschrijven, wat dan ook is gebeurd. Schopenhauer, de Upanishads, Freudiaanse en vooral Jungiaanse filosofen, Joseph Campbell en zijn exploraties van de mythologie in het licht van het onbewuste, maar evengoed Adorno en aanverwante links-vooruitstrevende denkers en zo voorts, en zo voorts, het zijn even zovele trefwoorden en onderwerpen waardoor alles waarmee Tristan is omgeven wordt aangeraakt. Vooral is Tristan een imposante queeste naar vervulling, heelwording, de unio mystica, maar evengoed een opus dat is doordesemd van het ultieme verlangen naar een betere wereld dan die waarin we nu leven, namelijk een van empathie, solidariteit en een offerende liefde buiten om het even welke conventies en boven alle partijen. Tristan is dan ook te beschouwen als een in klank uitgekristalliseerde reis naar en een belichaming van het bereiken van het vooralsnog onbestemde punt van de definitieve thuiskomst. Een thuiskomst - en dat is geen onbelangrijk detail! - waarvan het moment telkens opnieuw wordt uitgesteld, zijnde een omstandigheid die onder meer in het befaamde Tristanakkoord tot uitdrukking is gebracht.

Vondst
Alleen al daarom is de combinatie van de pianobewerking van het Adagio uit Mahlers onvoltooide Tiende symfonie met Tristan voor piano, tape en groot orkest uit 1973 van Hans Werner Henze een vondst van de eerste orde, maar wel een die geheel past in de originele artistieke filosofie die meesterpianist Igor Levit voorstaat en hier op deze imposante dubbel-cd belijdt. In een toelichting op Mahlers Tiende symfonie schreef ik ooit het volgende: "Als er al van een 'programma' van Mahlers werk kan worden gesproken, is het wel dat van de teloorgang van de traditie, uitgedrukt door middelen die eigen zijn aan diezelfde traditie. Anders uitgedrukt, de verworvenheden van weleer fungeren niet langer meer als overzichtelijke kaders, maar als spil voor een betoog waarin de desintegratie voelbaar wordt. Deze laatste is zowel verbonden met een, om het even hoe abstract ook, 'stervensproces' alsmede de geboorteweeën van het onvoorziene, het nieuwe, in onderhavig geval de nieuwe muziek." En daarmee ook die van Henze en meer in het bijzonder diens Tristan, waarin vanuit een enorme crisis, tot uitdrukking komend in een extreme gebrokenheid, wordt gezocht naar een houvast, een plechtanker. Elders in mijn toelichting staat te lezen: "De onvoltooid nagelaten (.) Tiende symfonie markeert een nieuwe fase in dit intrigerende gebeuren, waarin gedaanteverwisselingen geen doel op zich zijn, maar een articulatie van een streven naar iets dat voorbij de horizon ligt en dat nog minder dan zulks voorheen mogelijk was, kan worden uitgedrukt binnen hiervoor genoemde geaccepteerde kaders." Dit is niets anders dan een verheviging van de idee die - muzikaal gesproken - aan Wagners unieke liefdesdrama ten grondslag ligt.

Concentratie
Zoveel is duidelijk, een pianotranscriptie van een stuk als Mahlers Tiende, waarin de legatoklank van de strijkers een hoogst overheersende factor is, stelt elke bewerker en dus ook Stevenson voor schier onoplosbare problemen. Daar staat echter tegenover dat men, naar analogie van de adaptaties in het kader van Schönbergs Wiener Verein für musikalische Privataufführungen, dankzij een pianoversie als deze genadelozer dan ooit wordt geconfronteerd met de wrange en soms uiterst - en tegen het atonale aanschurkende - harmonieën. Met als klap op de vuurpijl het beruchte schreeuwakkoord dat een verrassende gelijkenis vertoont met een soortgelijke explosieve samenklank in Schönbergs opera-eenakter Erwartung, die Mahler toen nog niet kon kennen, omdat laatstgenoemd werk pas in 1924 ten doop zou worden gehouden door Alexander Zemlinsky in Praag. Hoe het ook zij, Levit speelt deze versie met een enorme concentratie en spankracht, daarbij elk detail voorbeeldig uitlichtend en dit binnen een zeer breed opgezet tempo, zonder dat er ook maar van de kleinste inzinking sprake is. De wijze waarop hij de coda, culminerend in die ragfijne toon Fis - de toonsoort van deze symfonie (en volgens Messiaen was dit de goddelijke toonsoort!) - tot leven wekt grenst aan het ongelooflijke en doet je de adem inhouden!

Verloren paradijs
Het pièce de résistance van deze dubbelaar is uiteraard Henzes Tristan, een van zijn meest ambitieuze en grootschalige symfonische-concertante werken waarvan deze registratie van Levit en Welser-Möst nota bene pas de tweede commerciële vastlegging is. Lange tijd hadden pianist Homero Francesch met de componist als dirigent het rijk alleen met hun Deutsche Grammophon-opname uit 1975. Dezelfde Francesch die het stuk op 20 oktober 1974 met het London Symphony Orchestra in de Engelse hoofdstad onder leiding van Sir Colin Davis in première bracht. Het opmerkelijke is dat Tristan - zeker voor een opus met een dermate dramatisch beladen inhoud (elders op deze site treft u een artikel over achtergronden, opzet en inhoud van deze compositie aan: klik hier) - hoogst zelden werd en wordt uitgevoerd. Daarom mag het aan de balk dat Het Gelders Orkest op 23 februari 1988 met Homero Francesch en dirigent Jac van Steen voor de Nederlandse primeur tekende in het kader van een fenomenaal door de toenmalige orkestdirecteur Hans Hierck op poten gezet Henze-project. Natuurlijk blijft de uitvoering onder Henze een historisch document van eminent belang. Met dien verstande dat met name de positionering van de elektronica veel meer door de opname op de voorgrond is komen te staan dan in deze gloednieuwe Sony-vastlegging. Aan de andere kant heeft die oude weergave door die keuze ook iets 'plakativs'. Het komt allemaal net een fractie te duidelijk, te nadrukkelijk uit de luidsprekers en dit uiteraard met de mogelijkheden van die tijd, dus gewoon stereo. Het elektronisch vervormde en aloude Lamento di Tristano - het begin van de tweede episode van het werk - is bijna na te zingen. Dat ligt hier anders, en het vervreemdende effect heeft hier iets surround-achtigs, want die elektronische sonoriteiten lijken soms van aanzienlijk verder weg te komen dan in die oude DG-registratie en bij nader inzien vind ik dat meer in overeenstemming met de lading van het werk, waarin het juist veelal om het onbereikbare draait. De dynamische reikwijdte van het geheel is enorm en bovendien vol nuances en ongekend veel subtiliteiten. Levit hangt allerminst de pianovirtuoos uit, maar weet - integendeel - ook op die plaatsen waar zulks is vereist een eerder obligate rol te vervullen. Tijdens de preludes neemt hij alle vrijheid die haast improviserenderwijs tot stand te laten komen, dromerig, melancholiek, ja alsof de muziek ter plekke ontstaat (niet voor niets duurt deze uitvoering dan ook de nodige minuten langer dan de DG-versie). Tijdens de uitvoerige finale episode komt het tot een ideale symbiose met het symfonische apparaat - zeldzaam geraffineerd geleid door Welser-Möst! - en realiseert men zich nog eens dat Henze een romanticus 'pur sang' was. Niet alleen Wagner, maar zelfs Chopin en Brahms zijn soms niet ver weg. Onwillekeurig wordt men aan de met Henze bevriende en door een noodlottig ongeval om het leven gekomen dichteres Ingeborg Bachmann (Tristan is mede op te vatten als een aangrijpend in memoriam voor haar) herinnerd die ergens spreekt over "het verloren paradijs, waar geen spraakverwarring was, en mens, wereld en woord nog een onlosmakelijke eenheid vormden."

Goede Voorbeeld
En met dit laatste raken we aan de archetypische oergedachte die dit schitterende album als geheel schraagt met een programma dat zodanig klinkt als een klok dat ook de beide en superieur door Levit vertolkte Liszt-pianostukken een lading krijgen die ze los van bovenstaande context niet zouden bezitten. Als een productie als de onderhavige iets leert is het in het bijzonder dat de uiteindelijke kwaliteit van een programma niet uitsluitend en alleen schuilt in de stukken, maar speciaal in de volgorde waarin deze aan de orde komen en in de combinaties. Helaas is dit besef bij weinig musici en laat staan: artistiek leiders van symfonieorkesten en kamermuziekensembles doorgedrongen. Boulez zei het al, kunstenaars met grote naam en faam moeten hierin het goede voorbeeld geven, dat vereist - om met onze oosterburen te spreken - de 'Künstlerische Moral'. Als iemand dit goed begrijpt en die handschoen met verve oppakt dan Igor Levit wel. Moge er nog veel van dergelijke producties van zijn hand verschijnen is dan ook mijn vroomste wens!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links