CD-recensie

 

© Maarten Brandt, oktober 2017

 

Concertgebouw Lollipops door het Concertgebouworkest onder diverse dirigenten

Schubert: Marche militaire (orkestratie: Ernest Guiraud)* / opname 5 december 1950
J. Strauss: Radetzky March * / opname 5 december 1950
Paul van Kempen

Clarke: Trumpet Voluntary * / opname 19 mei 1952
Nicolai: Ouverture Die Lustige Weiber von Windsor * / opname 10 april 1956
Thomas: Ouverture Mignon * / opname 10 april 1956
Grieg: Twee elegische melodieën, op. 34 * / opname 1-3 mei 1958
Berlioz: Ouverture Le Carnaval romain * / opname 24 en 25 september 1956
Sibelius: Finlandia, op. 26 nr. 7 / opname 7 juni 1957
Eduard van Beinum

Glinka: Ouverture Roeslan en Ljoedmila * / opname 24 december 1965
Bernard Haitink

Rimsky-Korsakov: Russische Paasouverture op. 36 / opname 15-17 september 1964
Borodin: Prince Igor, Polowetzer dansen / opname 15-17 september 1964
Igor Markevitch

Verdi: Ouverture La Forza del destino * / opname ? December 1964
Berlioz: Ouverture Benvenuto Cellini * / opname 23 september 1968
Bernard Haitink

Franck: Les Éolides / opname 12 januari 1964
Willem van Otterloo

Saint-Saëns: Danse macabre, op. 40 * met Herman Krebbers (viool) / opname 10-12 september 1962
Dvořák : Scherzo capriccioso, op. 66 * / opname 27 september 1963
Bernard Haitink

(R.) Strauss: Der Rosenkavalier, suites en walsen * / opname 5-7 september 1960
Eugen Jochum

Elgar: Pomp and Circumstance March nr. 1 * / opname 25 september 1959
Sousa: Semper fidelis * / opname 25 september 1959
Antál Dorati

Sousa: The Stars and Stripes Forever * / opname 27 september 1958
Eduard van Beinum

*) Eerste internationale release op cd

Decca Eloquence 482 5650 mono/stereo
• 82' + 78' • (2 cd's)

   

Wie 'in a nutshell' een indruk wil krijgen van de klankcultuur van het Concertgebouworkest gedurende de periode 1950-1968 moet onverwijld deze riant gevulde dubbelaar in huis halen. We hebben hier van doen met een historische uitgave van eminent belang, deel uitmakende van de fameuze Eloquence-reeks van Decca waarvan het historische geweten luistert naar de naam van de Australiër Cyrus Meher Homji. Hij is verantwoordelijk voor de samenstelling van de backcatalogus van de aloude opnames van Decca, Philips en Deutsche Grammophon voor Eloquence en heeft in de loop der jaren een ware 'Fundgrube' van materiaal ontsloten, waarbij de hartstochtelijke muziekliefhebber zijn vingers kan aflikken. Meher Homji laat zich daarbij bovendien adviseren door tal van experts uit allerlei windstreken, daaronder ook onze collega de historicus Niek Nelissen die tot de meest vooraanstaande kenners ter wereld behoort op het gebied van de discografie van het Koninklijk Concertgebouworkest. Hij schrijft dan ook bij menige door Meher Homji uitgegeven cd de doorwrochte toelichtingen, zoals ook bij bovenstaande uitgave. Dat hier twee historici aan het werk zijn blijkt alleen al uit het feit dat hier van het Concertgebouworkest wordt gesproken. Daarmee bevinden de producer en Nelissen zich in uitstekend gezelschap. Immers, wijlen Marius Flothuis, oud artistiek directeur van het Amsterdamse keurensemble, weigerde - principieel als hij tot zijn laatste snik was - pertinent het bijvoeglijk naamwoord 'koninklijk' te bezigen wanneer het over dit orkest ging in een periode waarin het deze status nog niet had verworven.

Moeilijk definieerbare mix
Maar wat hier klinkt verdient niettemin het adjectief 'koninklijk' ten volle, want dat laatste is een karakteristiek die het bijzondere van de klank tot in de kern treft. Misschien wel meer dan vandaag de dag . Want zoals het Concertgebouworkest via deze cd's uit de luidsprekers komt is lichtjaren verwijderd van het klankgemiddelde van tegenwoordig. Misschien dat het gezelschap in termen van perfectie, geliktheid en - al dan niet opgelegde - virtuositeit nu hoger scoort dan tijdens de hiervoor genoemde tijdspanne; daar staat tegenover dat dit wel degelijk op conto is gegaan van die moeilijk definieerbare aangename mix van een weldadige scherpte met een sonore diepte, warmte en glans, een mix die in zijn soort met geen enkel orkest waar dan ook ter wereld valt te vergelijken. Een combinatie van factoren die maakt dat men het Concertgebouworkest in die tijd op slag herkende. Ik vrees daarom dat Haitink het gelijk aan zijn zijde heeft wanneer hij onder andere in een in het aprilnummer van 1991 in Mens en Melodie gepubliceerd interview met ondergetekende het volgende opmerkt over de ontwikkeling van de compact disc en de invloed die dit kan hebben op de klank van een orkest:
"Alles wordt gelegd op de schittering, het briljante. Dat is een streven dat men tegenwoordig bij veel orkesten tegenkomt. Ik denk dat dit zeker ook heeft te maken met de compact disc, waardoor de klank nu zo ongelooflijk direct is geworden. Het is allemaal zo prominent. Men luistert de opname meestal heel luid af. De apparatuur is onverbiddelijker dan ooit. Er ontstaat voor een orkest zodoende een situatie waarin het bijzonder moeilijk is daarmee te concurreren. Het verwachtingspatroon van de mensen is nu helemaal geconditioneerd door datgene wat er uit hun luidsprekers komt. Die opname is dan opeens de mooiste en al het andere is uit de gratie. Heel eng eigenlijk. En dan klinkt een orkest in de zaal opeens veel diffuser, veel meer uit de verte. Een ding staat voor mij dan ook vast, een cd zal nooit het gevoel kunnen vervangen van de beleving van een concert in een gemeenschap. Wat je dan ook ziet is dat sommige orkesten als gevolg van de huidige opnametechniek van klank gaan veranderen. Het is juist de uitdaging voor ieder orkest om zijn eigen karakter te bewaren."

Natuurlijke zaalakoestiek
Hoewel het bij deze dubbelcd natuurlijk op zich gaat om een compact disc-uitgave, hebben de bij deze productie betrokkenen alles in het werk gesteld - en dit met eclatant succes - het karakter van de oorspronkelijke moederbanden zoveel mogelijk in ere te herstellen. Wat bovendien uit deze reeks vastleggingen blijkt is de werkelijk onafgebroken voorbeeldige opnamekwaliteit, waarbij het er relatief weinig toe doet of het om mono- of stereoregistraties gaat. Zoveel is duidelijk en dat is dat het vertrekpunt van de toenmalige opnametechniek (hier voor het leeuwendeel voor rekening komend van de bij zijn leven al legendarische Jaap van Ginneken) het zo dicht mogelijk benaderen was van de natuurlijke akoestiek van de concertzaal, dus in dit geval van de grote zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. Een manco van veel moderne opnames van het - inmiddels Koninklijk geworden - Concertgebouworkest is niet zelden, bij alle glans en schittering, een zekere anonimiteit in de weergave, vooral als het de zaalakoestiek betreft. Van Ginneken en de zijnen waren er daarentegen ten diepste van doordrongen dat juist die voor die grote zaal in zo hoge mate typerende akoestiek een onvervreemdbaar onderdeel is, of althans zou moeten zijn, van het uiteindelijke artistieke resultaat. Ziehier de constante binnen het veelkleurige aanbod dat ons hier wordt geboden in de vorm van de 'Lollipops'. Met andere woorden, van 'encores' die werden vereeuwigd als er na het vastleggen van een grote symfonie dan wel concertant werk nog wat tijd restte om voor een opname van een kleinschalig stuk te benutten. Een omstandigheid waarvan, zoals deze cd's bewijzen, meer dan eens dankbaar gebruik is gemaakt.

Frisheid en vitaliteit
Op het eerste gezicht gaat het daarbij om het zogeheten ijzeren repertoire, of juister geformuleerd: het ijzeren repertoire van die bewuste periode. Veel van het hier gebodene is namelijk anno 2017 helemaal niet meer zo 'ijzer' als toen, dus tijdens de jaren vijftig en zestig. De Twee elegische melodieën van Grieg hoort men tegenwoordig helemaal niet zo vaak meer. Dit geldt tevens voor Dvořák s Scherzo capriccioso , Les Éolides van Franck en Semper fidelis van Sousa, maar ook voor Nicolai's Ouverture Die lustige Weiber von Windsor (in een weergave onder Van Beinum die klinkt als een klok), om ons slechts tot enkele voorbeelden te beperken. Het meest wonderbaarlijke is nog dat verreweg het merendeel van de uitvoeringen nu voor het eerst op cd verschijnt. Een deel van deze productie is voor mij puur jeugdsentiment, want afkomstig van een promotieplaat (Philips, met de fraaie titel 'Concert voor u') van het Concertgebouworkest onder Haitink met onder meer Berlioz' Ouverture Benvenuto Cellini, Verdi's Ouverture La forza del destino en Glinka's Ouverture Ruslan en Ljoedmilla. Ik herinner me die plaat grijs te hebben gedraaid en was van meet af aan in de ban van deze spetterende vertolkingen. Nu bestaat een gerede kans dat jeugdherinneringen een vertekend beeld kunnen opleveren, maar na het beluisteren van deze voorbeeldig geslaagde cd-transfers kan ik tot geen andere conclusie komen dat deze uitvoeringen nog niets aan frisheid en vitaliteit hebben ingeboet. In het geval van Berlioz moet ik zelfs bekennen dat Haitinks lezing mij aanzienlijk beter bevalt dan die onder Colin Davis van zijn integrale Philips-opname van Benvenuto Cellini. Wat een vervoering en sprankeling klinken ons hier tegemoet en wat laat Haitink het orkest vonken! Hier is een theaterman in optima forma aan het woord, ook in de uiterst geraffineerd - met soms ijzingwekkend spannende rubati - gerealiseerde Ouverture La forza del destino. Dit maakt het allemaal des te onbegrijpelijker dat Nederland Haitink als operadirigent zonder meer heeft laten gaan, maar dat is weer een ander verhaal.

Afwerking
Dat het Concertgebouworkest dergelijke sessies allesbehalve als vrijblijvende tussendoortjes opvatte blijkt over de gehele linie. Neem Antál Dorati die op een wijze in twee marsen van achtereenvolgens Elgar en Sousa het voortouw neemt die je op de punt van de stoel brengt. Hier is sprake van een grandeur en noblesse waardoor deze verklankingen zich moeiteloos kunnen meten met de beste opnames op dit gebied. Hetzelfde geldt voor Eugen Jochum, de bezonken en wat oudere man met wie de toen nog zeer jonge Haitink de eerste jaren van zijn chef-dirigentschap van het Concertgebouworkest de leiding deelde en die de beide Walzerfolgen uit Strauss' Der Rosenkavalier uitermate bruisend en temperamentvol tot leven wekt. Igor Markevitsj is van de partij met de nog steeds zeer populaire Polovetser dansen uit de opera Prins Igor van Borodin en de - anno nu minder dikwijls te horen - Ouverture Russisch Paasfeest van Rimsky-Korsakov. Dit in uitvoeringen die in de beste zin van het woord 'no nonsense' zijn en staan als een huis. En, om het even hoe al dan niet luchtig of speels de muziek van deze prachtverzameling ook is, hoe al dan niet populair, aan de afwerking is door alle dirigenten de grootst denkbare zorg besteed. Zoals bijvoorbeeld haarscherp blijkt uit Van Beinums lezing van Sousa's The Stars and Strips forever , maar evengoed uit diens - onder menige dirigent sleets overkomende - directie van Sibelius' Finlandia . Kortom, over deze schitterende anthologie zijn met gemak boekdelen te vullen. We laten het hierbij, echter niet zonder te vermelden dat deze geduchte aanrader voor een spotprijs te koop is.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links