CD-recensie

 

© Maarten Brandt, april 2025

Bach: Mis in b, BWV 232 (Hohe Messe)

Julie Roset (sopraan), Beth Taylor (mezzosopraan), Lucile Richardot (alt), Emiliano Gonzalez (tenor), Christian Immler (bas), Pygmalion o.l.v. Raphaël Pichon
Harmonia Mundi HMM 902754/55 • 1.47' • (2 cd's)
Opname: april 2024, Cathédral Notre-Dame-du-Liban, Parijs

 

Er bestaat een aardige anekdote van de theoloog Karl Barth die meende dat de engelen in de hemel altijd Mozart spelen. Behalve als de Goede Vader zelf langskomt, want dan schakelen ze meteen over op Bach. Dit geeft al aan dat, bezien vanuit om het even welk perspectief (en zeker ook het theologische) er niets gaat boven Bach. Een ander verhaal wil dat God aan Mozart vroeg of hij bereid zou zijn de leiding van het hemelse orkest op zich te nemen. “U brengt mij ernstig in verlegenheid Vader, maar we kunnen Bach in deze toch onmogelijk passeren?” Waarop God antwoordde: “Ik ben Bach.” Maar nu alle gekheid op een stokje. Onverschillig of men belijdend gelovige dan wel agnost of atheïst is, voor verreweg de meeste klassieke muziekliefhebbers gaat er inderdaad niets boven Bach. Dat geldt evengoed voor de categorie van de ‘Music for the millions' als voor de doorwinterde fijnproever. Neem een werk als de Matthäus-Passion dat zowel voor de leek als de kenner door dik en dun een onuitputtelijke bron van inspiratie vormt, in het bijzonder in ons land waarin, zoals een recensent ooit schreef, van deze compositie jaarlijks de meeste uitvoeringen “per vierkante kerkplavuis” plaatsvinden.

Opus Magnum
Dat laatste gaat niet op voor – om ons nu tot de grote oratoria van Bach te beperken – de monumentale Mis in b BWV 232, de Hohe Messe, Bachs onvolprezen ‘Missa Tota'. Hoewel in tijdsduur korter dan de Matthäus-Passion zijn de substantie en de ongekende rijkdom van deze schepping van een aard dat het zeker niet te ver gaat deze partituur als Bach's vocale Opus Magnum te beschouwen. De ontstaansgeschiedenis van de Hohe Messe heeft decennia in beslag genomen en is het resultaat van tal van nieuwe redacties van bestaand materiaal, zij het dan in al dan niet andere vormen (cantate's bijvoorbeeld) gerangschikt, diverse inkortingen en uitbreidingen daarvan en wat al niet. Het is hier niet de plaats om op alle ins en outs daarvan in te gaan. Daarvoor verwijs ik graag naar de recensie van collega Aart van der Wal naar aanleiding van een andere recent verschenen vertolking van het werk (klik hier voor de bespreking) waarin hij een zeer helder licht werpt op de genese van dit imponerende geheel.

Omvang koor
Hoewel de Hohe Messe niet het astronomisch hoge aantal uitvoeringen kent als de Matthäus zijn we in de loop van de afgelopen tientallen jaren wel verwend geraakt door menige indrukwekkende vastlegging van deze mis. Om er slechts een paar en in willekeurige volgorde te noemen: Leonhardt (BMG), Brüggen (Philips), Van Veldhoven (Channel Classics), Suzuki (Bis), Cohen (Hyperion), Mortensen (cpo), Gardiner (DG, diens eerste opname van het werk), Hengelbrock (DHM) en de zeer onlangs verschenen Marcon (Arcana). Elk in hun soort fenomenale uitvoeringen, daarover niet de geringste twijfel!

Over de omvang van het koor bestaan verschillende opvattingen. Deze variëren van één lid per stemtype tot een ensemble van 24 à 30 vocalisten. Joshua Rifkin (Nonesuch), Parrott (EMI) en Sigiswald Kuyken (Challenge) hebben de extremen opgezocht met hun voorkeur voor een enkelvoudige formatie, maar gaan dusdoende (vooral Kuyken) voorbij aan de grandeur van het stuk, waarbij ook nog te bedenken valt dat Bach delen van het werk met het oog op Dresden schreef en dat feit wekt nu niet bepaald associaties op met een bezetting van Madurodam-formaat. Onderzoek door onder andere Ton Koopman heeft daarenboven uitgewezen dat Bach per stemtype (en dat geldt niet alleen voor de Hohe Messe, maar tevens voor zijn andere grootschalige vocale composities) toch minstens drie zangers prefereerde. Waar nog bij komt dat Bach zich nogal eens beklaagde over het gebrek aan kwaliteit van sommige zangers.

Belofte
En dan nu Raphaël Pichon met zijn heet van de naald verschenen visie op Bachs congeniale meesterwerk. Ik zou, om het mij gemakkelijk te maken, kunnen volstaan met het woord ‘uitmuntend'. Niettemin zult u toch een klein tipje van de sluier willen zien opgelicht waarom. Maar ik ken geen uitvoering, de allerbeste tot nu toe niet uitgezonderd, waarin het koor – met een omvang van 30 leden – een dergelijk grote homogeniteit en wendbaarheid aan de dag legt als hier het geval is, en tegelijkertijd moeiteloos in staat blijkt tot het aanbrengen van reliëf in elke lijn van het dikwijls heidens moeilijke polyfone betoog. Dit met inbegrip van de snelste onderdelen, waaronder bijvoorbeeld in het Cum Sanctu Spiritu, het Et resurrexit en Osanna in excelsis. Onverschillig hoe vlot en soms pijlsnel sommige tempi ook zijn, de stemvoering en de (doorgaans zeer scherp geëtste) articulatie, alsmede de meest bewerkelijke ritmische hoogstandjes; alles is met het grootst denkbare gemak te volgen. Betekent dit nu dat, waar nodig, de brede adem ontbreekt? Allesbehalve. Alleen al de aanhef van het eerste Kyrie maakt dit op slag duidelijk. Wat een spanning, wat een ‘suspense' klinkt ons daarin tegemoet. Meteen voelt men: hier is iets uitermate groots op til. En die belofte wordt voor de volle honderd procent waargemaakt, want de verklanking van het totaal kent letterlijk geen knik. Alles is niet alleen muzikaal, maar ook dramaturgisch perfect getimed. Iedere transitie, hetzij, ritmisch melodisch of harmonisch doet je de adem inhouden. Nergens valt ook maar een speld tussen te krijgen. Uit alles blijkt hoe deze grandioze dirigent met ‘zijn' al even schitterende ensemble Pygmalion kan lezen en schrijven, waaraan nog zij toegevoegd dat het continuo zich niet louter tot orgel beperkt maar ook klavecimbel en theorbe insluit. Een omstandigheid die het klankbeeld in niet onaanzienlijke mate heeft verrijkt en bijdraagt tot een zeer gedifferentieerde textuur en veel kleur.

Oase
Nog even over die al genoemde transities. Meestal wordt in dit verband de overgang van het Confiteor naar het Et resurrexit genoemd, bij machte waarvan de twijfel van de aardse sterveling omtrent het al dan niet bestaan van een hiernamaals zo suggestief is uitgedrukt. Persoonlijk treft echter het kantelmoment van het duet voor sopraan en tenor Domine Deus naar het naadloos daarbij aansluitende Qui tollis peccata mundi mij tot in het diepst van mijn ziel, zeker als dit zo doorleefd wordt gerealiseerd als door Pichon cum suis. Ongelooflijk hoe zij in deze introverte tragiek een spanning weten op te roepen die is om te snijden.

Over de solisten valt ook alleen maar zonder welke terughoudendheid dan ook in vergelijkbare termen te berichten: Pichon heeft zich weten te verzekeren van de ideale ‘cast' voor zijn op en top soevereine visie op Bachs ‘Missa Tota'. Neem bijvoorbeeld het Benedictus, dat door de intense en geconcentreerde (en perfect uitgebalanceerde) wijze waarop deze aria door Emiliano Gonzalez wordt gezongen, tot een uiterst ontroerende oase wordt te midden van de twee Osanna-koren. Mede ook vanwege de rustgevende ambiance van de akoestiek van de ruimte waarin deze uitvoering is opgenomen, de Parijse Cathédral Notre-Dame-du-Liban, zijnde een gedroomde locatie (en vereeuwigd door een al even gedroomd technisch team!) voor een project als het onderhavige.

Oecumenische geest
Een niet minder indrukwekkende vocale presentatie is die van de alt Lucile Richardot in het Agnus Dei, waarin zij net na de eerste helft een ‘sotto voce' ten toon spreidt die ik in deze aria nog niet eerder heb gehoord. Wat een schoonheid! Maar in wat voor superlatieven men ook over de van A tot Z voorbeeldige prestaties van het koor, de solisten en de instrumentalisten (want die mogen we zeker niet vergeten) kan blijven spreken, het is Pichon die ons doet geloven dat – anders dan de realiteit wil – Bach zijn Hohe Messe “Aus einem Guss heeft geschreven” in de vorm van een concept dat als een belichaming kan worden opgevat van de samenvatting van het allergrootste en meest verhevene wat er in de geest van deze componist huisde. Het resultaat laat zich beluisteren als een sensatie door middel waarvan hij of zij die dit alles ondergaat in staat wordt gesteld te raken aan het ‘Mysterium tremendum' dat aan alle godsdiensten ontstijgt en waardoor deze mis als een uiting van de oecumenische geest in de ruimste zin van dit begrip kan worden opgevat. En als er iets is waar deze turbulente wereld naar zou moeten hunkeren is het die geest wel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links