CD-recensie
© Harry-Imre Dijkstra, juni 2021 |
Met componisten uit Peru, Chili, Colombia en Argentinië wordt het merendeel van de landen aangetikt die verbonden zijn door de zogenaamde Caminos del Inca, het wegennetwerk van tienduizenden kilometers lang waarvan de oudste gedeelten al 1000 jaar bestaan. Met de titel van dit album wordt een verbinding gesuggereerd die er buiten de geografische niet is: de composities zijn zeer uiteenlopend, ook in niveau, en een aanzienlijk deel van de werken wortelt niet in lokale volksmuziek. Evengoed hebben we hier een uiterst prettig album, dat dankzij de enthousiaste inzet en het prima spel van het Noorse Radio Orkest een uur aangenaam vult. Vier wereldpremières onder de opnames zijn natuurlijk ook welkom. De compositie Kalamary van Alejandro Tobar (1907-1975) verwijst heel duidelijk naar oorspronkelijke dansen uit zijn vaderland Colombia, verzameld en bewerkt door Lucho Bermúdez, een van de belangrijkste componisten en uitvoerders van volksmuziek. De Zuid-Amerikaanse ritmes laten in dit werk na enige spannende symfonische samenklanken niet lang op zich wachten. Met een prima vioolsolo en smakelijk orkestspel vormt het geheel een leuk en vrolijk openingsstuk. Opmerkelijk is Preludio No. 1 van Alfonso Leng (1884-1974 (op de cd staat abusievelijk 1894 als geboortejaar!) Hij was een grotendeels autodidact componist, maar ook een bekende tandarts. Dit vroege werk voor orkest onthult zijn grote talent voor het creëren van een stemmige sfeer, met eenvoud en een sterke uitdrukking. Het coloriet is redelijk laat-romantisch, versterkt door de verfijning in de orkestbehandeling. Het is muziek die uiterst nieuwsgierig maakt naar ander werk van hem, maar helaas zijn er bitter weinig andere studio-opnamen van zijn muziek. De Noorse strijkers maken er een warm smeltend genoegen van, de blazers kleuren het geheel perfect in. Van de Argentijn Alberto Williams (1862-1952) en de Colombiaan Santos Cifuentes (1870-1932) klinken aardige jeugdwerken, maar ze missen wat pit - níet in de uitvoering! - en wellicht was het goed geweest om rijper werk van deze heren op te nemen. Met de Danzas populares andinas van de Peruaan Celso Garrido-Lecca (1926) komen we al wat dichter bij het ideaal van symfonische muziek, die met lokale cultuur verweven is. Garrido-Lecca is een leerling van Copland geweest en heeft naar eigen zeggen nooit academische noch provinciaal indiaanse muziek willen schrijven. Het gebruik van de gitaar en de tien-snarige charango verlenen de dansen wat kleurtjes, al is het soms braaf 'verwoord'. Maar deel vier, een andante, heeft de beste balans in uitdrukking en kleur, waardoor de trage dans licht melancholisch en mijmerend voorbijglijdt. Enrique Soro Barriga (1884-1954) uit Chili mag zeker tot de interessantste componisten genoemd worden. Dat kan ook moeilijk anders: hij studeerde vanaf zijn veertiende in Milaan en had ondermeer compositieles van Verdi. Al vroeg werden zijn werken in Italië en Frankrijk uitgevoerd; Saint-Saëns en Massenet bijvoorbeeld waren lyrisch over hem. In de Danza fantástica - wederom betreft het een vroege compositie - etalereert hij zijn kunnen: de opbouw en overgangen binnen de dans zijn vlekkeloos gerealiseerd en fantasievol bovendien, met een knappe orkestratie als afronding. Hoewel het een opgewekt beweeglijk stuk is, heeft het geen Zuid-Amerikaanse bron. Met een majestueus slot naar Europese laatromantische traditie geraakt het stuk zelfs lichtelijk in het vaarwater van Elgar. Voor de Noorse uitvoerders en hun scheidende dirigent uit Peru is het feestje op het Inca-spoor hopelijk niet voorbij. Harth-Bedoya is oprichter en artistiek leider van het instituut Caminos del Inca, dat de rijke Zuid-Amerikaanse erfenis onderzoekt en projecten voorbereidt. Daaruit zal zeker nog veel muzikaal Inca-goud naar boven komen. Dit team mag zich voor de uitvoering daarvan de voor de hand liggende ambassadeur noemen. index |
|