CD-recensie
© Gerard Scheltens, november 2017
|
Om de een of andere onnaspeurbare reden is de reeks symfonieën van Prokofjev een ongelijkwaardig lot beschoren. De aansprekende Klassieke symfonie (nr. 1) kent iedereen, maar de even betoverende pendant, de Sinfonietta, dan weer niet. De grandeur van de Vijfde wordt altijd al algemeen erkend en ook de wrange klanken van de Zesde worden tegenwoordig naar hun hoge waarde geschat. Maar daarmee heb je het wel gehad. De mild uitgevallen, introverte Zevende wordt maar weinig gespeeld en meestal opgevat als een brave uiting van een definitief geknechte, moegeslagen Sovjet-componist. Ook de nummers 2, 3 en 4 hoor je maar zelden. Terwijl die toch net zo goed de veelkleurige kanten van het wendbare genie Prokofjev tot hun recht laten komen: de Tweede als geharnaste vertegenwoordiger van de "ijzer-en-staalperiode" van de jaren twintig, de Derde als de brandende instrumentale vertaling van de opera L'Ange de feu en de Vierde als de recycling van het ballet De Verloren Zoon, waarbij zelfs nog gekozen kan worden uit twee nogal verschillende versies: de korte en de lange. Ik hoop dat Vladimir Jurowski beide versies gaat opnemen. Hij begint nu voor PentaTone aan een complete Prokofjev-reeks met het Staatsacademisch Symfonieorkest van Rusland. Dat blijkt inmiddels de naam te dragen van Jevgeni Svetlanov, die tientallen jaren heerste over dit orkest toen het nog van de Sovjet-Unie was. Svetlanov was de man die alle politieke stormen doorstond omdat hij goed viel bij de autoriteiten, nooit tot de dissidenten behoorde en nors maar onverzettelijk doordirigeerde. En hoe! Zijn Tsjaikovski- en Sjostakovitsj-symfonieën zijn nog steeds monumenten van onschatbare waarde en met zijn "Anthologie van de Russische symfonie" voor Melodiya brak hij een lans voor menig bekend en onbekend werk. Toch heb ik zijn Prokofjev nooit zo kunnen waarderen, misschien omdat diens onmiskenbare speelsheid en sarcasme karakterologisch niet zo erg aansloten bij Svetlanovs rechttoe-rechtaan persoonlijkheid. Des te nieuwsgieriger word je van deze nieuwe serie van zijn opvolger Jurowski. Toen die in november 2016 in de Amsterdamse Zaterdagmatinee het Radio Filharmonish Orkest dirigeerde in de Sovjet-opera Semjon Kotko was dat niet minder dan een openbaring, niet alleen door het onterecht verwaarloosde, zeer opwindende werk zelf, maar ook door de trefzekere manier waarop Jurowski greep had op Prokofjevs gecompliceerde en gelaagde partituur. Dat belooft wat! Die belofte wordt met deze eerste uitgave helemaal waargemaakt. De opkomende ster Jurowski kiest er niet voor eerst het gemakkelijke pad te plaveien door met populaire symfonieën als de Eerste en de Vijfde te beginnen. Hij geeft juist voorrang aan de weerbarstigste exemplaren. Van te voren verkondigde hij dat er iets "diep en onmiskenbaar Russisch" in deze werken schuilt, en dat alleen een Russisch orkest iets speciaals kan toevoegen aan deze muziek. In het bijzonder voor westerse oren zou dit volgens hem een heel nieuwe klankwereld kunnen openbaren. Ik hoop niet dat dit betekent dat hij zijn Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin nooit met Prokofjev zal confronteren... De even compromisloze Derde is naar de vorm meer een 'echte' symfonie in vier delen (al is wel eens beweerd dat de structuur te lijden heeft onder de opera-herkomst), maar ook hier beleven we iets onontkoombaar dramatisch. De angstaanjagende dreiging laat niet af, ook niet in de lyriek van het Andante, zeker niet in het sinistere scherzo en al helemaal niet in de grootse climax waarnaar de finale toewerkt. Het is muziek die je geen rust gunt en met onontkoombare urgentie op je afkomt, en dat heeft deze dirigent heel goed begrepen. Voeg daarbij een vlekkeloze opnamekwaliteit en je hebt voor deze serie een ideale start die dol-nieuwgierig maakt naar het vervolg. index |
|