![]() CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, augustus 2017
|
Deze dubbel-cd is een goudmijn voor iedereen die niet bang is voor een genuanceerd debat over nationale identiteit in muziek, de verschillende rollen van verschillende aspecten in het muziekleven: componeren, uitvoeren en publiceren. De achterkant van deze cd meldt: 'In 1850 Russia had one major composer and several pianists but within sixty years their music scene dominated the world's concert halls.' Dat is lichtelijk overdreven, maar het is, met dat voorbehoud, even juist als de volgende uitspraak uit ca. 2000 van de Engelse componist David Holloway: 'Stravinsky maakte een einde aan de Duitse suprematie in de westerse muziek'. Reeds in 1920 hadden Duitse muziekpublicisten deze ommekeer in de gaten. Paul Bekker sprak over 'Musik in der Krise' en men begrijpt dan beter dat Schönberg begin jaren twintig meende dat hij, door de ontwikkeling van de twaalftoonstechniek, de suprematie van de Duitse muziek voor de eerstvolgende honderd jaar had veiliggesteld (twaalf jaar verliet hij Duitsland vanwege Hitler). Russische muziek uit de periode op deze dubbel-cd is in veel opzichten fundamenteel anders dan de westerse (lees vooral Duitse) muziek uit deze jaren. Waar in Duitse het organische denken en de groei vanuit een of meer ideeën veelal de basis vormt, lijkt allerlei Russische muziek eerder een onberekenbare opeenvolging van zeer uiteenlopende bestanddelen. De Russische ziel zou wezenlijk anders zijn dan de westerse, een idee dat reeds aanwezig was bij Dostojewski. Een vermakelijke illustratie hiervan is dit citaat van Moesorgski uit het Engelse tekstboekje. 'Symphonic development, like German Milchsuppe or Kirschensuppe is a calamity for us but Germans love it. In short, symphonic development, technically understood, is manufactured by a German, like his philosophy. A German, when he thinks, starts by analyzing then demonstrating, while our [Russian] brother starts by demonstrating, and only then amuses himself by analyzing.' Dit verschil had gevolgen bij de verspreiding van dit repertoire. Vroege geschriften verraden zowel fascinatie als onbegrip. De nieuwe vormen zijn on-Duits en daarmee vormloos, wat soms positief en soms negatief werd opgevat. Een schoolvoorbeeld was Tsjaikovski's Eerste pianoconcert waarvan de grootse heroïsche opening los staat van het vervolg. Wat zat hierachter? Moesorgski was na zijn dood in 1881 een tijdlang in eigen land een vergeten componist, reden voor Rimsky-Korsakov om Moesorgski's opera Boris Godoenov zó te herschrijven dat ze voor westerse oren acceptabel zou zijn. Zijn Schilderijen van een tentoonstelling was, totdat Ravel in 1922 zijn orkestversie maakte, een onbekend werk. Tsjaikovsky was tijdens zijn leven vooral bekend om zijn korte, elegante stukjes met een zeer klassieke vorm waarbij de sentimentalisering in de melodiestijl op de loer ligt. Grote werken als de laatste drie symfonieën en diverse symfonische gedichten met een sterk pathetisch karakter raakten in het westen pas echt bekend na zijn dood. Rachmaninovs Tweede pianoconcert echter was vanwege de duidelijke vorm daarom van meet af aan in het westen een hit. Skrjabin en Prokofjev waren outsiders, zowel hier als daar. Hier omdat ze doorgingen voor typisch Russisch, daar omdat ze niet voldeden aan het beeld dat de Russen anno 1910 graag van hun eigen muziek koesterden (de kletsende klasse zag als haar boegbeelden niet Stravinsky, Moesorgski en Tsjaikovski, maar Blumenfeld, Steinberg en Glazoenov). Het huidige idee dat de relatie met kerk- en volksmuziek en een hang naar grootse expressie bepalend zijn voor het karakter van de kunstmuziek, was zeer westers en in Rusland een punt van heftige discussie.
Terwijl schrijvers relatief eenvoudig het nieuwe van een muziekstuk kunnen benaderen, zijn musici die vreemde muziek willen uitvoeren meer aangewezen op de expressieve middelen van hun eigen traditie. Het onvermijdelijke gevolg was dat veel Russische muziek aanvankelijk klonk als westerse muziek. Wie Russische muziek associeert met sierlijke melodieën, prachtige instrumentale samenklanken, onberekenbare vormen, gespeeld door virtuoze solisten en orkesten, komt met deze dubbel-cd bedrogen uit. In plaats daarvan krijgen we uitvoeringen, ontstaan uit de clash van twee culturen. Daartoe behoren de uitvoeringen van de grote werken van Tsjaikovski op deze dubbel-cd. De uitvoering van het Vioolconcert onder Szell is opmerkelijk omdat de dirigent destijds een nog niet helemaal geslaagde poging deed om de elegantie van het concert te verenigen met een pathetische toon - zijn latere uitvoeringen met het Cleveland Orchestra zijn gestroomlijnder terwijl Erica Morini, een van Szells favoriete solisten, eerder het grote gebaar koestert. De opname van het Eerste pianoconcert komt uit een Duits omroeparchief en klinkt stereotiep Duits - de lenigheid en het virtuoze vertoon van Horowitz zijn hier ver te zoeken. Alfred Hoehns spel vinden wij nu wellicht ouderwets, maar het was in zijn tijd gangbaar: de jonge Rubinstein in een van zijn eerste opnamen begin jaren dertig volgde dezelfde aanpak. Op deze wijze speelde ook Sapellnikoff, hier vertegenwoordigd met een kort werk en de enige pianist die het concert opnam en het speelde voor de componist. (Horowitz' grondige breuk met deze aanpak was in West-Europa een revelatie en zette de toon voor andere pianisten.) Oskar Fried in delen uit de Notenkraker suite staat ver van de genuanceerde klank en het punctuele ritme waarin Kondrashin en Mravinsky zo excelleerden. Dat het orkest grauwer, ik zou bijna zeggen brahmsiaanser klinkt, is denk ik niet alleen een gevolg van de ouderdom van de opname. Hetzelfde is te horen op de drie opnamen van Russische muziek door Russische dirigenten met westerse orkesten: Issay Dobrowen (die in 1952 de eerste complete westerse opname zou maken van Boris Godoenov, maar ook schitterend Brahms dirigeerde), Alfred Coates (een Engelsman die jarenlang in Petersburg werkte) en Igor Stravinsky (die na 1917 jarenlang niet naar zijn vaderland terug wilde, maar steeds vol bewondering sprak over Tsjaikovski, Rimski-Korsakov en Skrjabin). Stravinsky behandelt de Sadko suite van zijn leraar Rimski-Korsakov als een eigen compositie en zijn eigen Fireworks als proeven van neoclassicistische esthetiek: ritmisch alert, zonder enige sentimentaliteit, met een droge klank en een glasheldere frasering. De afkondiging van de radiopresentator die van zijn onbegrip geen geheim maakt, is een tijdsdocument. Veel opnamen dateren hoorbaar uit het interbellum en het ene orkest is beter dan het andere, maar de wil is telkens duidelijk: de energie en de verrassing komen fantastisch over. In de resterende werken voor pianosolo is van een clash der culturen geen sprake, maar laat u niet misleiden door het feit dat al deze pianisten Russen zijn. De verschillen zijn even groot als die tussen 'het westen' en 'moedertje Rusland'.
Mocht deze dubbel-cd het eerste deel zijn van een serie van de geschiedenis in opnamen van Russische opnamen, dan heb ik drie wensen. De eerste is een deel gewijd aan Russische musici die in de communistische tijd hun land niet mochten verlaten maar wel thuis opnamen konden maken, met name de dirigent Golovanov en de pianiste Yudina. De verschillen tussen hen zijn veel groter dan de opgelegde ideologie van sociaal realisme doet vermoeden. Die verschillen zijn vermoed ik ook groter dan die op de tweede gewenste uitgave: een collectie met westerse musici die hun romantische beeld van Russische muziek zeker zo zwaar lieten wegen als hun eigen persoonlijkheid. De Russische fascinatie bij Van Cliburn plus de inzet voor Russische muziek bij Ansermet contrasteren enorm.
Het derde, chronologisch daarop aansluitende deel is, bezien in het licht van deze geschiedenis, het meest curieuze. In politiek opzicht was er na de val van de muur eerst een periode van ontspanning, gevolgd door een nieuwe koude oorlog. Maar terwijl het westen in ideologisch opzicht terecht staat op het behoud van westerse waarden, hebben de Russen in muzikaal opzicht het pleit beslecht. De Russen zijn gekomen, niet alleen doordat veel meer Russische muziek klinkt dan ooit tevoren, niet alleen omdat steeds meer Russische musici de westerse podia betreden, maar vooral omdat veel Russische musici en componisten voldoen aan een kennelijk zeer westers en zeer hedendaags verlangen: de hang naar demonstratieve expressie en dichterlijk gezegd groots en meeslepend leven, althans, in de kunst. De objectieve benadering van Stravinsky, Dobrowen en Szell lijkt thans geschiedenis en onmodieus. Rusland is voor het westen kortom vreemd en eigen, precies zoals Rusland in zijn oriëntatie aarzelt tussen Europa en Azië. Die strijd tussen oriëntaties bestond al toen de opnamen op deze cd's werden gemaakt. index |
|