![]() CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, februari 2015
|
Toegegeven: ik ben bevooroordeeld. Onder meer deze opnamen, waarvoor Rosen zelf de hoesteksten leverde, waren voor mij reden om in 1984 (ik kende toen ongeveer de helft hiervan) te studeren bij de grandioze musicoloog die Rosen ook was. Deze opnamen, de hoesteksten plus de vele boeken en artikelen die hij daarna publiceerde als musicoloog (zijn eerste boek, The Classical Style, was een idee van een uitgever die enthousiast was geworden bij lezing van Rosens hoesteksten), waren schoolvoorbeelden van wat de samenvoeging van muziektheorie en uitvoeringspraktijk idealiter kan opleveren. De lessen die ik bij hem volgde, waren onder meer gewijd aan de romantiek. De lesstof zou hij later verwerken in zijn boek The romantic generation en de ideeën werden ter plekke geïllustreerd met pianospel dat zo uitzonderlijk goed was dat ik en de andere studenten soms niet wisten waar we meer op moesten letten: het betoog, de verteltrant of de klinkende illustratie. Ook al konden we dit niveau verwachten van een terecht befaamd concertpianist, het was, voor wie deze oude platen kende, ook verrassend. De eerste verrassing was dat hij zijn sterk analytische instelling (die ik kende van vooral zijn platen met twintigste-eeuws repertoire) moeiteloos verbond met een grandeur en grootse hartstocht die eerder aristocratisch dan burgerlijk aandeden en die alle negentiende-eeuwse muziek een ongekende allure gaven, terwijl die zwier en allure enigszins ontbraken op zijn platen met ouder repertoire waarin zijn spel eerder gestaald dan groots aandoet. Nu terugverlangend naar die 'aristocratische allure' hoor ik die in deze cd-box het sterkst terug op de cd 'Virtuoso: Electrifying performances of the World's Most Difficult Piano Showpieces' met werken van Chopin/Rosenthal, Strauss/Godowsky, Strauss/Tausig, Strauss/Rosenthal en arrangementen van Rachmaninov (opgenomen in 1965). Daarmee doet de pianist recht aan de musicoloog. Een kernpunt van Rosens wereldbeeld was de polariteit van twee stijlen waarvan de tweede een ontwrichting is van de eerste. De romantische stijl is in veel opzichten een ontwrichting van de klassieke stijl, een idee dat hij later onder meer zou uitwerken in zijn boek Music and Sentiment en dat hij al aankondigde in de slotregels van The Classical Style . Om dit onklassieke van romantische muziek zo hoorbaar mogelijk te maken, speelde hij deze post-klassieke muziek (in wezen alle post-klassieke muziek) op een zo klassieke mogelijk. En de virtuoze arrangementen in 'Virtuoso' zijn veelal simpele deuntjes die bijna helemaal bedolven worden onder de virtuoze figuraties. De muziek is op de rand van decadent: het klassieke kader blijft ondanks de aanslag erop recht overeind. Ook in Rosens spel is er ondanks die drempel nooit twijfel aan de hiërarchie. De tweede verrassing (eerder een nieuwe bevestiging op een overrompelende wijze) was dat een zogeheten analytisch spel in wezen net zo expressief is als een spel dat expliciet emotioneel is. Rosen streefde in alles naar groots drama, maar ook naar grote transparantie en was daarbij volstrekt onsentimenteel. Hoe meer de muziek zich leent voor een on-pathetische aanpak, hoe beter zijn spel. Daarom is hij superieur in Stravinsky, Schoenberg, Webern, Carter en Boulez en speelde hij van Bartók de Improvisaties beter dan de Etudes. Een zekere mate van gestaalde geremdheid en afkeer van nadrukkelijke spontaniteit is meer kenmerkend voor zijn spel in de studio dan in de concertzaal. Daarom speelde hij van Stravinsky wel de Sonate en Serenade en niet Pétrouchka en van Bartók niet de werken die expliciet gebaseerd zijn op volksmuziek. (Bartóks pianoconcerten, zo vertelde hij mij, behoorden niet tot zijn favorieten.) Rosens uitvoering van Weberns Variaties opus 27 zal nu ongetwijfeld doorgaan voor grauw, zeker sinds de uitgave van dit werk van dit werk met aantekeningen van de pianist Peter Stadlen die het werk instudeerde met Webern en die alle grote emotionele gebaren van Webern in zijn editie opnam. Rosen en vele anderen voor verschijning van de Stadlen-editie negeren die gebaren (ze staan immers niet in de partituur), maar hadden intuïtief de structuur door en maakten die goed hoorbaar met hun spel. Grauw is het allesbehalve. In Debussy en Ravel benadrukt hij het moderne en tegendraadse, niet de mooie mistbanken en sensuele schoonheden, al komt Rosens vermogen tot magie volledig in actie.
Die hang naar transparantie in combinatie met gestaalde geremdheid domineert ook zijn uitvoeringen van de werken van Bach, Beethoven en de romantici Chopin, Schumann en Liszt. In Bach heeft hij aan kleine gebaren genoeg om de architectuur transparant te maken. Zijn uitvoering van Bachs zes-stemmige Ricercare uit Das musikalische Opfer klinkt als een pianoversie van Weberns orkestratie van dit stuk. (Dat Glenn Gould deze uitvoeringen waardeerde, verbaast dan ook niet.) In Beethoven en Schumann sluit de eigenzinnigheid van de muziek uitstekend aan bij de bokkigheid van de pianist. In de grote werken van Liszt zou iets minder geremdheid goed zijn geweest voor de muziek (de kracht in de Don Juan-fantasie en de Hongaarse rapsodie zit juist in de poging het vuur te beheersen). In Chopin lijkt Rosens afkeer van demonstratief sentiment hem te stimuleren tot een nieuw sentiment en zijn poging pianospel te veranderen in een röntgenfoto (de mazurka's zijn de hoogtepunten van de Chopin-cd). Hoe meer hij zo'n fotograaf kan zijn, hoe bezielder hij speelt. De Engelse dichter Stephen Spender hoorde Rosen in 1982 in New York in een programma met de laatste drie sonates van Beethoven en schreef vervolgens de beste recensie van deze cd-doos. 'Rosen plays with ice-cold precision, cutting up the phrases as though with a knife. At the same time in interpreting the music he communicates a kind of intellectual passion.' Wie nog steeds aan de modieuze misvatting lijdt dat het intellect afbreuk doet aan de gedrevenheid en nog niet weet dat de theorie de gedrevenheid juist versterkt, moet hoognodig naar deze cd's luisteren. Vergeleken met de oorspronkelijke lp's zijn er plussen en minnen. De grootste winst is uiteraard de hernieuwde beschikbaarheid en de verbeterde klank. De tekst bij 'Virtuoso' zat destijds alleen op de Amerikaanse editie, nu in deze doos. Door de vrijwel onveranderde verdoeking van oude lp's bevat de doos twee werken waarin Rosen niet meespeelt: Carters Variations for Orchestra (een schitterend stuk schitterend uitgevoerd) en Kirchners Concerto (aanzienlijk minder interessant). Echter, van de werken van Webern die Sony rond 1970 opnam onder supervisie van Boulez, destijds alle uitgebracht in een lp-doos, krijgen we hier enkel de werken die Rosen uitvoert; Rosen was, zo blijkt hierin, ook een schitterend liedbegeleider en kamermuziekspeler. 'A recording, like a performance, represents not what we think and feel but what we can do. A record is always provisional, and each one is a wager - with the music - which the performer is in honor bound to lose if he wishes to keep his self-respect. The so-called definitive performance is the death of music; it substitutes itself for the work, and by so doing, destroys it.' Dat hij van Sony deze provocatie aldaar mocht publiceren, lijkt vooral ingegeven door tolerantie, want Sony adverteerde tegelijkertijd met 'definitive performances' van beroemdheden uit de eigen stal als Bernstein, Ormandy en Szell. Een paar jaar later zat Sony met een probleem omdat men Rosen met zijn rijk geschakeerde repertoire op lp niet kon classificeren, iets waarmee Rosen uiterst gelukkig was. In 1972 kwam zijn plaat uit met de Eerste en Derde sonate van Boulez. De hoes voor de Europese markt, die veel leuker is dan die voor de Amerikaanse die in de cd-box zit, kreeg als veelbelovende titel Boulez Piano Music Vol. 1 . Deel twee, waarop onder meer de Tweede sonate zou komen (een werk dat hij ter voorbereiding van die opname diverse malen op recitals speelde), is echter nooit gemaakt. Sony nam deel één al na een paar maanden uit de handel omdat die onvoldoende verkocht, terwijl Rosen wel in Nederland een Edison kreeg en in Amerika een prijs voor de beste hoestekst. Opnamen die hij voor Sony maakte met composities van Webern zonder opusnummer (onder meer stukken voor cello en piano met Piatigorsky, het Pianokwintet met het Juilliard Quartet en 23 vroege liederen met Heather Harper) schijnen verloren gegaan te zijn. En een voorgenomen opname met Szell met alle pianoconcerten van Beethoven (Rosen moest bij Szell voorspelen!) ging niet door vanwege de dood van de dirigent. Misschien wil een label zich ooit wagen aan zijn Rosens heruitgebrachte pre-Sony opnamen met onder andere werken die hij later niet opnieuw opnam, zoals solowerken van Brahms en Martinů, kamermuziek van Mozart en Poulenc en de eerste complete naoorlogse opname uit 1950 van de Etudes van Debussy (de cd-box bevat Rosens tweede opname uit 1962 plus de beste tekst ooit over deze stukken geschreven). Hopelijk brengt BBC-Legends ooit uit wat Rosen speelde op Proms-concerten, zoals concerten van Mozart (KV 503) en Brahms (Tweede) en de wereldpremière van Boulez' Éclat-Multiples o.l.v. de componist met als pianosolist de superieure vertolker van een repertoire dat reikte van Bach tot en met Boulez. Wie de scherpzinnigheid en intensiteit achter Rosens intellectuele passie weet te waarderen en wie Rosens opmerking over opnamen ziet als zijn wijze van PR, is geknipt voor deze box. Een voorbeeld van scherpzinnigheid en de relatie tussen pianist en musicoloog is het begin van zijn hoestekst bij de sonates van Boulez. 'Pierre Boulez was so generous with his time as to be present at the recording sessions of these works, and I am grateful for his kindness and for his suggestions. However, I should not want (nor, I am sure, would he) these performances to be taken as in any sense authoritative . (.) The considerable freedom that the execution of Boulez's music requires would rule out in advance any idea of an "official" interpretation. The nature of this freedom, however, is as difficult to define as it is to give a recipe for proper rubato in Chopin. The freedom which Boulez's music demands is also a form of rubato, often a continuous one. It asks that the integrity of the rhythmic groups be respected, while the tempo floats in response to the changing sonority.' PS index |
|