CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, april 2019
|
Yvonne Loriod (1924-2010) was veel meer dan alleen de vrouw, muze en pleitbezorgster van het werk van Olivier Messiaen. Ze beheerste een repertoire van Bach tot Boulez en nam gelukkig werk van vele componisten op, niet alleen voor Véga en niet alleen van de componisten in deze box (nog niet verdoekt zijn bijvoorbeeld haar opnamen van Debussy's Études, Chopins Barcarolle en Beethovens Hammerklaviersonate; de BBC heeft in haar archief een opname van Debussy's En blanc et noir voor twee piano's met als tweede pianist Pierre Boulez). Hoewel het begrijpelijk is dat iedereen de nadruk legt op haar band met Messiaen, was afgaande op het uitstekende tekstboek bij de cd-doos haar muzikale persoonlijkheid reeds gevormd voordat zij Messiaen leerde kennen, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een van haar eerste docenten deed haar de suggestie elke maand een recital te geven met een ander programma met telkens een klassiek-romantisch en een modern werk. Die raad nam zij ter harte. Reeds als veertienjarige speelde zij alle sonates van Beethoven, das Wohltemperierte Klavier van Bach, Chopins Ballades en Études en veel van Debussy en Ravel. Haar pianistisch talent en uitzonderlijke geheugen stelden haar in staat Bartóks Tweede pianoconcert in te studeren binnen één week (nadat diverse andere Franse pianisten het stuk onspeelbaar hadden verklaard). De breedte van haar repertoire reeds zo vroeg in haar carrière (ze leerde Messiaen kennen toen ze bijna twintig was en muzikaal inmiddels volwassen) roept de vraag op waar de kern ligt van haar kunstenaarschap. De opnamen in de box geven een duidelijk antwoord. Die kern ligt bij haar benadering van de klassieken. Precisie in ritme en helderheid in structuur, op grote en kleine schaal, staan voorop en alle andere parameters zijn daaraan dienstbaar. Tempovrijheden zijn meestal klein en zijn binnen een strak keurslijf effectiever dan grote vrijheden binnen een losser verband. Haar toucher is zeer rijk maar altijd ondergeschikt aan het betoog, nooit een doel op zich. Energie en kordaatheid komen voor ontroering en dierbaarheid. De energie en de kordaatheid in vele kleuren bepalen de expressie. De gevolgen van die keuze voor de gespeelde componisten laten zich raden. In Mozart ontbreekt elke associatie met dierbaarheid, maar de geladenheid is des te groter. De energie van Mozart is ongekend, mede doordat zij de muziek niet subtieler maakt dan ze is. In romantische muziek (en daartoe behoren voor haar ook getuige haar spel Berg en Webern) heeft ze meer de neiging te breken uit een klassiek keurslijf. Hoe groter de botsing tussen dat raamwerk en de vrijheid, hoe spannender de uitvoering. De twee tegenpolen winnen bij haar alleen als Loriod haar dag niet heeft of als zelfs zij met de muziek niets kan. Dat laatste lijkt aan de hand bij de vertolking van Schumanns Novelletten opus 21. De stukken drijven erg op ritmische motieven die flink doordraven terwijl de stukken in andere opzichten minder afwisselend zijn dan Schumanns allervroegste werken (het maakt zeer nieuwsgierig naar haar opname van Schumanns Davidsbündlertänze). Dat zij mij in de Novelletten niet overtuigt, verbaast mij niet helemaal, want tot nu toe heeft geen enkele pianist mij in dit werk helemaal kunnen overtuigen. In Chopin en Liszt geeft zij veel meer ruimte aan demonstratief gevoel waar deze stukken zeer bij zijn gebaat, maar ook dan geldt: moet zij met pistool op de borst kiezen tussen de regels en de vrijheid, dan de regels. Dat haar vertolking van Ibéria van mij 'slechts' een tien min krijgt, is omdat ik niet kan loskomen van de onovertrefbare uitvoering van Alicia Larrocha die terecht is opgenomen in de serie Greatest recordings of the century. Veel interessanter dan de verschillen tussen die twee vertolkingen zijn de overeenkomsten: eerst het klassieke, onwrikbare patroon, dan indien nodig de kleur waartoe in wezen ook behoren de toeristische kanten. Beide vertolkingen zijn vertolkingen op leven en dood en hadden ook afkomstig kunnen zijn van Latijns-Amerikaanse dictators die dichter bij god dan bij de mens menen te staan en er een verticaal godsbesef op na houden. Deze houding is voor hen geen keuze, maar de waarheid, onwrikbaar als een geloof. Loriod is een toefje voorzichtig, Larrocha kent geen aarzeling. Zolang die houding beperkt blijft tot de kunst, is dat zeer prettig. Met die houding benadert Loriod ook de modernen. In Berg en Webern is de ontwrichting het sterkst en lijkt haar spel zowel een botsing als een strijd op leven en dood. Van zo'n botsing is het geen grote stap naar Boulez die hier veel klassieker klinkt dan gewoonlijk omdat zij Boulez' structuren behandelt als varianten op Mozart en Beethoven. Die aanpak heeft bij Barraqué iets minder succes omdat de componist veel troebeler was in zijn frasering. Het is de enige compositie in de box, met name het lange langzame deel, waarin de luisteraar even het spoor bijster raakt. Henze's Concerto is niet zijn beste compositie en Boulez' uitvoering van Schönbergs opus 29 is een van zijn eerste opnamen en verklaart zijn latere opmerking dat hij zijn dirigentencarrière begon als een amateur (daarna leerde hij zeer snel). Als zij haar dag niet heeft, wat zelden gebeurt (eigenlijk alleen in Pétrouchka), is van de botsing minder sprake en horen we vooral een keurslijf. De essentie van Loriods spel ligt meer in haar aanpak dan in haar repertoire. Ook Messiaen ging onder haar klassieke mes. Door in zijn muziek het ritme voor de dynamiek te plaatsen, horen we beter dan bij andere pianisten de collageachtige structuren die Messiaen in zijn werken introduceerde in dezelfde tijd dat hij Loriod leerde kennen. Daardoor kan zij zeer fel zijn in het contrast tussen die passages waarin een hang naar sentiment en dierbaarheid overheerst (naar aanleiding van dit soort momenten in de Turangalîla-symphonie omschreef Boulez het stuk naar verluidt als bordeelmuziek) en de passages waarin elke associatie met vertrouwde, anekdotische expressie rigoureus is uitgebannen, met name in de Catalogue d'oiseaux (sommigen noemen dit zakelijk en onpersoonlijk; Aimard sprak in dit verband liever van objectief). In wezen heeft Loriod net als Larrocha een katholieke, Franse ancien régime-kijk op Mozart en vandaaruit op al het latere repertoire. Duitse, dat wil zeggen romantische muziek, is voor haar Franse muziek met een royale dosis zo niet overdosis sentiment en - wat veel mensen liever horen - menselijkheid. (Stravinsky, in dit opzicht een Fransman, noemde Brahms menselijk, Beethoven onmenselijk en prefereerde het tweede.) In het 'menselijke repertoire' was zij even onwrikbaar als het 'onmenselijke'. Het menselijke is niet sympathieker omdat ze dichter bij de Duitse en daarmee Nederlandse opvatting staat, maar omdat ze beter de clash van culturen hoorbaar maakt. Haar wortels zou ze nooit opgeven. Loriod is duidelijk uit een tijd waarin naties een eigen speelwijze hadden. Daarmee hoort zij tot een groep pianisten waartoe ook behoren Casadesus, Février, Doyen, Nat en Meyer (Casadesus gaf in 1934 de première van een van de vroegste werken van Messiaen, helaas zonder aanwezigheid van een microfoon). Met de groeiende populariteit van Messiaen kwam ook de inlijving van Messiaen bij andere tradities. Nog niet de Duitse in letterlijke zin, maar wel in figuurlijke: de moderniteit als het loszingen van het raamwerk, de klankkleur als belangrijker aspect dan ritme, de menselijkheid als symbool van persoonlijk geloof (terwijl Messiaen geloof zag als een overgave aan collectieve waarheden; zijn muziek was uiterst individueel, zijn geloof was in universele waarden en daarmee in zekere zin a-individueel). Een voorbeeld van veranderingen in de uitvoeringspraktijk bood het programma Discotabel waarin drie recente uitvoeringen van de Vingt Regards onder het mes gingen. Een deskundige, zeker geen zondagsluisteraar, constateerde dat alle recente pianisten terecht veel aandacht schonken aan kleur en dat Loriod dit aspect enigszins onderwaardeerde. Dat is half waar. Haar toucher was altijd zeer rijk, minstens zo rijk als bij haar opvolgers, maar anders dan haar bij die opvolgers ook altijd ondergeschikt aan de vorm. Loriod was hierin niet alleen zichzelf, maar handelde ook in de geest van de componist die als pianist op dezelfde wijze speelde (luister maar naar zijn opname met drie musici van het Quatuor la fin du temps). Messiaens receptie zit nu in de tweede fase waarin, zoals het de tweede fase betaamt de kinderen anders zijn dan de ouders. Bij de kinderen heeft de extase van Messiaen een andere vorm en is zij, op de beste momenten, even indrukwekkend. De omgang met het klassieke keurslijf is daarbij beslissend. Voor Loriod was het een stimulans, voor sommigen nu een gevangenis. Met beide kan men schitterende resultaten bereiken, maar dat ligt aan de musicus. Wat men ook van Loriod vindt, probeer maar eens in welke stijl dan ook het niveau te bereiken dat zij bereikte. index |
|