CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, maart 2022 |
Boxen van de omvang als deze worden in de regel gewijd aan musici die of met pensioen of dood zijn. Deze box is een gedeeltelijke uitzondering. Gustav Leonhardt is weliswaar al tien jaar dood, maar zijn benadering van zijn favoriete repertoire is nog steeds de norm voor bijna alle musici op dit terrein. Daarmee staat hij op één lijn met slechts twee voorgangers. Wanda Landowska (1879-1959) herintroduceerde niet alleen het klavecimbel maar bracht de oude muziek en ook Haydn en Mozart met een flair, vrijheid en allure die voor 1950 bon ton waren bij de grootste vertolkers van romantische muziek, bijvoorbeeld Mengelberg, met wie Landowska ooit samenwerkte. Oude muziek op een voor haar in wezen eigentijdse manier benaderen was voor haar geen tegenspraak, maar - bedoeld of niet - een poging de oude muziek naar de nieuwe tijd te brengen. Haar leerling Ralph Kirkpatrick (1911-1984) groeide uit tot het boegbeeld van een meer als anti-romantisch, zakelijk en objectief te boek staande benadering die hij zelf echter zag als uiterst geladen en expressief. Wellicht uit een reactie op zijn uiterst dominante lerares (als iemand een Iron Lady was, dan wel Landowska) onderdrukte hij soms enigszins zijn ingeboren expressiviteit, vandaar dat hij op zijn best was in repertoire waarin Landowska niet over zijn schouders meespeelde. Het beste van Kirkpatrick - een opname van een recital uit 1961 met louter hedendaagse stukken en zijn opnamen uit 1953 en 1972 met sonates van Scarlatti - hoort tevens tot de beste klavecimbelopnamen ooit en logenstraft afdoende de veelgehoorde bewering dat een objectieve benadering onpersoonlijk zou zijn. Gustav Leonhardt (1928-2012) begon in de traditie van Kirkpatrick (zo vroeg hij zich af op grond waarvan Landowska haar individuele vrijheden rechtvaardigde), maar koos vanaf begin jaren zestig voor een aanpak waarin soortgelijke vrijheden weer volop aanwezig zijn, zoals een trekkerig rubato en de vervaging - in muziek met veel versieringen - van het onderscheid tussen hoofdnoot en versiering. Uitgerekend de man met het voorkomen van een steile aristocraat werd zo een van boegbeelden van de tegencultuur in de muziek (bij Brüggen waren verschijning en speelstijl uit hetzelfde hout gesneden.) Kirkpatrick keek dan ook in zijn laatste jaren vol verbazing naar Leonhardt en diens invloed, terwijl Leonhardt later afstand nam van zijn vroegste opnamen. Wat alle drie bindt en hen onderscheidt van hun leerlingen en volgelingen is de allure en hang naar het majestueuze, terwijl de navolgers vaak eerder uit zijn op intimiteit en soms gemoedelijkheid. Die houding weerklinkt in de inhoud van deze box. Van de jonge Leonhardt die behalve objectief ook actief was met 'moderne musici', bijvoorbeeld Hubert Barwahser, destijds de solofluitist van het Concertgebouworkest, is niets opgenomen. Dat is niet omdat hij toen nog niet opnam voor Warner of zijn voorgangers, want opnamen uit de jaren tachtig en negentig voor andere labels zijn wel opgenomen. Hoewel Bach bijna de helft van de box vult, krijgt de luisteraar lang niet alle Bach-opnamen van Leonhardt. De New Leonhardt Edition van 35 cd's is gedeeltelijk een heruitgave van een box met twintig cd's die ongeveer twintig jaar geleden verscheen met een zeer breed repertoire; ongeveer gelijktijdig met een andere box die toen het licht zag, met ander repertoire, waarin vooral de solowerken van Bach voor klavecimbel prominent vertegenwoordigd zijn. Bij de keuze van de overige 15 cd's in deze box heeft de samensteller met succes gestreefd naar verscheidenheid en representativiteit. Daardoor biedt de box stof voor nuances, ook al is Leonhardt door zijn positie in de geschiedenis van de historiserende uitvoeringspraktijk in zijn laatste decennia inmiddels zowat heilig verklaard. Ook al staat Leonhardt primair te boek als een geweldig Bach-vertolker, zijn stijl komt vind ik het beste tot zijn recht komen in de Franse muziek op de grens van Barok en Rococo. De zwier, de vrijheid in de puls, de licht aangezette dramatiek, de hang naar grootsheid zonder zwaar te spelen maken hem niet alleen onweerstaanbaar in klavecimbelmuziek van Rameau, Couperin en Mondonville, ze doordrenken ook zijn beste uitvoeringen van ander repertoire (niet alleen in deze box), zoals de klavecimbelconcerten van Bach (de oudere opnamen met onder meer Anneke Uittenbosch en Alan Curtis meer dan de latere met Bob van Asperen), de cantates van Bach (van zijn grote cantateproject met Harnoncourt is begrijpelijkerwijs slechts een selectie opgenomen), de Goldberg-variaties (waarin de sierlijkheid hand in hand gaat met de ijzeren greep op de architectuur), de werken voor orgel dan wel klavecimbel van Froberger en Frescobaldi (waarin hij het trekkerige rubato veel ernstiger behandelt), Bachs vioolsonates (waarin Leonhardt meer overtuigt dan de violist) en muziek van Monteverdi (de opname hiervan verscheen niet eerder op cd). De opnamen van eind jaren zestig begin jaren zeventig, zeker als het gaat om het aandeel van zijnmedemusici, zijn eveneens tijdsdocumenten, zeker die van Monteverdi. Velen waren op zoek naar een nieuwe benadering van oude muziek (vooral niet de strakheid van Kirkpatrick en zijn minder creatieve en persoonlijke navolgers) waarin nadrukkelijke expressie en concentratie op details een enorme rol speelt (blokfluitist Walter van Hauwe, een van de pioniers van deze speelwijze, omschreef zijn soort ooit als 'vroege zwellers'). Als Leonhardt dit stadium ooit heeft doorgemaakt, dan buiten de studio. Reeds in zijn vroegste opnamen is hij de volleerde grootmeester. Dat blijft hij, ook als zijn speelwijze verandert. Zijn opnamen van diverse solowerken van Bach uit de jaren tachtig in deze box (Engelse suites en Partita's) plus die van Bachs concerten met Bob van Asperen uit 1993 verschillen van die uit de jaren zestig en zeventig: iets minder trekkerig in de puls, iets voorzichtiger in de toon en meer voor burgers dan voor aristocraten, alsof met de jaren zijn identiteit minder polemisch naar voren trad (die verandering hoorde ik minder op zijn optredens die ik in zijn laatste twintig jaar meemaakte). Ook buiten het klavecimbel lijkt hij meer anderen dan zichzelf te dienen. Als dirigent in deze box (bijvoorbeeld in de celloconcerten en symfonieën van Carl Philipp Bach en in de kamermuziek van Engelse en Duitse componisten uit Barok en Renaissance) is hij meer een onopvallende coördinator dan een dwingende persoonlijkheid, al weten we niet hoezeer hij achter de schermen alles stuurde, want hij bleef tot het einde een man met sterke opvattingen - en beperkingen. Anders dan zijn vriend Harnoncourt heeft hij niet de ontwikkeling doorgemaakt van Barok via Klassiek naar Romantiek. (Zijn opnamen met sonates en vioolsonates van Mozart, de uitzonderingen op deze regel, ontbreken in deze box.) Wel verraden zijn latere opnamen dat hij op momenten minder opzichtig presenteert en meer gericht lijkt op een grote lijn, al is het verschil met de vroegere opnamen marginaal. Deze box benadrukt vooral de continuïteit: Frans als het kan, Duits als het moet en kosmopolitisch van nature, ongeacht het repertoire. Hij werd weliswaar begrijpelijk gevraagd voor de rol van Bach in de speelfilm van Straub gebaseerd op de Kroniek van Anna Magdalena Bach (hij zei ja!) waarin Bach functioneert in een dorpse omgeving vol alledaagse kwesties, maar hij maakte hoorbaar (minder in Bach dan bij andere componisten) dat Bach veel meer is dan een typische Duitse barokke protestant en dat Bach juist om die brede blik fascineert. Die brede blik zocht Leonhardt in alles wat hij speelde. De box nodigt ook uit tot het herbeluisteren van opnamen van Leonhardt die niet in deze box zijn samengebracht: de zeer vroege, onder andere met Alfred Deller, die met met orgelmuziek van Sweelinck, zijn eerste en derde opname van de Goldberg-variaties, Bachs solowerken opgenomen in de jaren zestig en zeventig, talloze cantates van Bach, veel Franse klavecimbelmuziek, sonates van Mozart (bij Leonhardt zowat een Franse componist) en zijn latere opnamen voor Alpha, vooral die met Engelse muziek. Men kan het jammer vinden dat deze box maar een selectie uit zijn discografie biedt (de volledige discografie vult denk ik een lange plank), want deze schatten smaken naar meer. De afgelopen weken in het gezelschap van deze box deden mij wederom beseffen dat een nieuwe vertolker van oude muziek van zijn betekenis (een opvolger van Landowska, Kirkpatrick en Leonhardt) nog niet is opgestaan. index |
|