CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, september 2022

Hans Rosbaud - French Music

Debussy: Prélude à l'après-midi d'un faune - Nuages - Fêtes - Marche écossaise - Berceuse héroïque - Jeux - La Mer

Honegger: Symfonie nr. 3

Ibert: Le Chevalier errant

Jarre: Concertino pour percussion et orchestre

Messiaen: Chronochromie

Mihalovici: Symfonie nr. 2 - Toccata (soliste: Monique Haas)

Milhaud: L'homme et son désir

Ravel: Alborado del gracioso - Ma mère l'oye (suite)

Roussel: - Concert pour petit orchestre op. 34 - Suite en Fa, op. 33 - Symfonie nr. 3 in g, op. 42

Südwestfunk-Orchester Baden-Baden o.l.v. Hans Rosbaud
SWR 19115 (4) • 5.10' • (4 cd's)
Opname: juni 1950, Kurhaus, Baden-Baden; maart 1952 – maart 1962, SWF Studio 5, Hans Rosbaud Studio

   

Deze box is om vele redenen zeer de moeite waard. Ten eerste is het de zoveelste glansrijke weerlegging van het hardnekkige idee dat Rosbaud (1895-1962) een specialist zou zijn voor moderne muziek. Hij deed weliswaar veel moderne muziek, meer dan de meeste van zijn collega's en hij deed dat met liefde en zeer goed. Hij was echter geen specialist, maar een generalist. Dat bewijst niet alleen de serie waarin dit deel verschijnt (met eerder uitgebrachte delen gewijd aan onder meer Haydn, Mozart, Beethoven, Chopin, Bruckner, Brahms, Tjaikovsky, Wagner en Mahler), maar ook de uitgaven op andere labels met onder meer werken van Sibelius, opera's van Rameau, Gluck en Mozart, naast liederen waarin hij zich een subliem begeleider toont. Zo'n breedte is tegenwoordig nog steeds ongewoon. Abbado, Bernstein en Haitink hadden iets ervan en Ed Spanjaard komt zeer in de richting. Rosbaud net als die anderen wist hoezeer zijn ervaringen in het ene domein van pas kwamen in het andere.

Ten tweede was het ten tijde van Rosbaud nog tamelijk ongebruikelijk dat Duitsers goed waren in Franse muziek (het omgekeerde kwam iets vaker voor). Van Duitse en Duits georiënteerde dirigenten uit deze tijd als Böhm, Karajan, Knappertsbusch, Kempe, Furtwängler, Keilberth, Jochum, Schuricht en Schmidt-Isserstedt, overigens stuk voor stuk uitstekende maestro's, hoeft men een collectie als deze niet te verwachten. Rosbaud begreep dat Franse muziek niet slechts drijft op clichés als klankverfijning en transparantie, maar ook soms op een ander gevoel voor vorm: niet slechts de afwezigheid van vormen die op een presenteerblaadje worden aangereikt, maar ook de schijnbare afwezigheid van cesuren, een minder tirannieke rol van de maatstreep en de aanwezigheid van veel ongrijpbaarder vormen. Rosbaud was in staat die Franse kwaliteiten in zijn vertolkingen hoorbaar te maken. Helaas was Rosbaud beter dan het orkest dat de neiging had de klank wat zwaar aan te zetten en cesuren meer te beklemtonen. Het orkest van de SWR Baden-Baden is geen Concertgebouworkest en Berliner Philharmoniker, orkesten waarmee hij ook opnamen maakte en zijn klankidealen iets beter kon realiseren. Een voordeel van de ouderdom is dat opnametechnici in deze jaren, wellicht omdat de techniek dat nog niet toestond, nog niet de gewoonte hadden om individuele spelers en groepen van musici flink in het zonnetje te zetten. Het prettige gevolg daarvan is een prachtige totaalklank die naar de omstandigheden zeer transparant is. Rosbaud was niet van het type dat transparantie ten koste liet gaan van de greep op de structuur. Men hoort indien gepast meer zwier en elegantie dan in eerdere uitgaven in deze serie, maar gemeenschappelijk is de onnadrukkelijke presentatie, de lange lijn, de doorzichtigheid en de on-exhibitionistische klank.

Ten derde was Rosbaud breed genoeg om bij Franse muziek verder te kijken dan de clichés. Het meest clichématig Frans in deze box zijn Debussy en Ravel; veel anderen zullen in overzichtsboeken over Franse muziek en in de concertzaal daarom minder aandacht krijgen – en niet omdat hun muziek minder aandacht verdient. Messiaen heette eens de meest Duitse onder de Franse componisten (en Louis Andriessen hanteerde ooit dezelfde uitdrukking voor Roussel). Enerzijds hebben hun werken in deze box de opzichtige cesuren die men verwacht bij Mozart en Beethoven, anderzijds zit in de instrumentatie (vooral bij Messiaen) en de harmoniek en melodiek (vooral bij Roussel) een speelse grilligheid die lijkt te botsen met de heldere zinsbouw die men bij Duitse componisten niet snel zal aantreffen en die Rosbaud haarfijn weet te treffen. Veel meer in Duitse richting, althans in de omgang met vorm, zijn de composities van Ibert, Milhaud; bijna expressionistisch, mede door de donkere instrumentaties en de liefde voor naar het atonale neigende harmonieën, zijn de stukken van Honegger, Jarre en Mihalovici. Wellicht omdat het orkest ‘rook' dat deze laatste stukken in hun klank veel Duitser zijn, lijkt het orkest hier gemotiveerder te spelen en lijkt het orkest meer op de voorgrond te staan dan de dirigent. Maar hoe Franser de stukken zijn, hoe meer Rosbaud het initiatief neemt. Het minste eer kan hij behalen met Ravel omdat Ravel van het trio Debussy-Ravel-Messiaen de meest klassieke is. In Debussy toont hij zich een meester van de vloeiende beweging en maakt hij de veelvuldig wisselende klank een onderdeel van een nieuwe omgang met structuur. Het tekstboekje vergelijkt Rosbaud op dit punt terecht met de jonge Boulez, wiens dirigentencarrière mede een impuls kreeg dankzij de aanbevelingen van Rosbaud. Zijn Fêtes, Marche écossaise en Berceuse heroïque nog korte en vrij overzichtelijke miniaturen, in Prélude à l'après-midi d'un faune, La Mer en vooral Jeux horen we het duidelijkst de dirigent die zich sterk maakte voor de avant-garde. In Jeux begrijpt hij hoe de grillige overgangen in textuur deel zijn van een nieuw betoog dat geen lijn lijkt te hebben totdat men bij het slot beseft dat alles op zijn plek is gevallen. In Chronochromie van Messiaen, waarvan Rosbaud de première dirigeerde (de opname in deze box is een studio-opname van enkele dagen daarvoor), slaagt hij erin van een lappendeken een spannend geheel maken, mede omdat hij in staat is de zeer verschillende texturen ieder het volle pond te geven door de onnadrukkelijke ritmische precisie voor de verscheidenheid en transparantie in klank te plaatsen, en vervolgens de indruk wekt dat de twee even belangrijk zijn. Bij de bekende stukken is men gefascineerd door de intrigerende aanpak, bij de minder bekende evenzeer door de intrigerende muziek.

Rosbaud was een architect die structuur en kwaliteit stelde voor stijl. Was hij overtuigd van iemands grootheid, dan bracht hij diens muziek in de kern zakelijk met subtiele gebaren die een sterk gemoed verraden. Het hart liep niet over, maar dat hoefde ook niet, want de passie zat in het werk. Expressie zit niet in effecten. Volgens Otto Ketting kon hij een orkest zonder woorden duidelijk maken dat een modern stuk even gemakkelijk is als een symfonie van Schubert. Zijn handtekening zit in zijn breedte en de vanzelfsprekende overtuigingskracht.

Het zoveelste deel in deze prachtige serie van SWR roept de vraag op: wat ligt er van Rosbaud nog op de plank? We weten dankzij publicaties van Joan Evans wat hij sinds 1945 dirigeerde bij het Südwestfunk Baden-Baden. Als dat allemaal bewaard is gebleven en als de SWR nog steeds artistieke waarde wil plaatsen boven financieel gewin (want een musicus van het type Rosbaud is per definitie geen naam voor een groot publiek, hoe groot zijn repertoire ook was), dan is de verlanglijst een droomlijst.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links