![]() CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, april 2018
|
Emil Gilels stond vanaf de jaren zeventig tot aan zijn dood in 1985 onder contract bij Deutsche Grammophon. Zoals zoveel musici bereidde hij plaatopnamen voor met recitals, vandaar dat veel stukken in deze box voor de Gilels-liefhebber bekend zullen zijn. Niettemin is deze uitgave een grote aanwinst. Het verschil in temperament is enorm en veel uitvoeringen bevestigen het oordeel dat veel musici in de zaal geïnspireerder spelen dan in de studio. Bij Gilels was dat verschil bij de stukken in deze doos groot. Dat geldt vooral voor de sonates en variaties van Beethoven en de ballades en fantasieën van Brahms. Het klassieke pantser maakte de beer in hem los en de spanning die dat gaf zweepte hem op. De werken van Brahms, zeker de fantasieën, hebben gelukkig niets van de ouderdomsberusting waaronder Brahms' late pianomuziek vaak wordt bedolven. In de sonates van Beethoven opteert hij eerder voor lange legatolijnen dan een spannende afwisseling van legato en staccato. Met pedaal is hij royaal terwijl de helderheid er nooit onder lijdt. Nooit verkeert men in twijfel waar men zich bevindt in de structuur van het werk (de Sonate van Liszt, het langste werk in de doos, is voorbij voor men er erg in heeft). Over het algemeen speelt hij zeer naar de letter, maar hij heeft een neus voor frasering en ritmische energie; andere parameters zijn daaraan dienstbaar. Hij is beslist geen liefhebber van de lieve vrede: zelfs in korte, vriendelijke stukken zoals enkele Préludes van Skrjabin en de Visions fugitives van Prokofjev staat het leger voortdurend in aanvalshouding. Lichtvoetig en humoristisch is hij zelden; als hij gewichtig wil zijn, aarzelt hij geen moment, zeker in Ravel. Het grote gebaar is hem bepaald niet vreemd, maar de kracht zit in het gedoseerde gebruik (de kracht bij Prokofjev zit in de beschaving). Maar als de sereniteit moet overheersen of omgekeerd de muziek vraagt om expansie, wordt hij overvallen door een lichte reserve, vooral in Chopin. Op onzekerheid echter heb ik Gilels vijf cd's lang niet kunnen betrappen. Van nature musiceert hij op leven en dood. Dan is hij op zijn best. Gilels was geen pianist voor de polder; zijn temperament als pianist past beter bij de kunst dan bij het leven, wellicht daarom dat hij in Amsterdam veel bewonderaars had. Wat het oordeel over de box vertroebelt is vrees ik het feit dat men thuis naar de cd's luistert alsof het studio-opnamen zijn omdat men de presentatie van de musicus mist, terwijl men in de zaal gemakkelijker over een lichte imperfectie heenstapt omdat iedereen de toewijding voelt. Ik vermoed dat Chopin en Mozart in de zaal meer indruk maakten dan thuis. Al luisterende naar deze opnamen die tot het beste horen wat ik van Gilels ken, betreur ik het opnieuw dat ik hem nooit in levende lijve heb gehoord. index |
|