![]() CD-recensie
© Bas van Westerop, mei 2009
|
||
Martha Argerich & friends CD 1: Schumann: Vioolsonate nr.2 in d, op. 121 (b). Arenski: Pianokwintet in D, op. 51 (1900) (c). Saint-Saëns: Scherzo voor 2 piano's op.87 (d). CD 2: Rachmaninov: Suite nr. 1 in g, op.5 (f). Janáček : Concertino voor piano, hoorn, klarinet, 2 violen en altviool (g). Dvořák : Vier Slavische dansen (h). CD 3: Ravel: Introduction et Allegro (bewerking voor twee piano's) (j), Piazzolla: Las cuatro estaciones (transcr. José Bragato voor pianotrio) (k). Pletnev: Fantasia helvetica (2006) (l). Piano: Martha Argerich (a,b,f,g,i,l), Lilya Silberstein (c,d,f), Stephen Kovacevich (a), Karin Lechner (h), Alexander Moguilevsky (l), Akane Sakai (d), Lily Maisky (e,h), Eduardo Hubert (i) ,Giorgia Tomassi (j), Alessandro Stella (j), Alexander Gurning (k). Viool: Renaud Capuçon (b), Alissa Margulis (e,g,k), Lucia Hall (c,g), Dora Schwarzberg (c). Altviool: Nora Romanoff-Schwarzberg (c,g). Cello: Mark Drobinsky (c), Misha Maisky (e), Alexandre Debrus (k). Klarinet: Corrado Giuffredi (g). Fagot: Vincent Godel (g). Hoorn: Zora Slokar (g). Orchestra della Svizera Italiana o.l.v. Mikhail Pletvev (l). Live-opnamen: Lugano, juni 2008 EMI 518333 2 • 74' + 68' + 78' • (3 cd's) Eerder dit jaar (klik hier) besprak ik de cd-box met opnamen van het Progetto Argerich (Festival) 2007 in Lugano en kon niets anders adviseren dan: kopen! Bij deze box over het jaar 2008 ligt dat iets genuanceerder. Maar ook hier is er weer sprake van een perfecte mix van bekend en onbekend repertoire. En de opnamen zijn zonder uitzondering subliem: de opnametechnici zijn na alle voorafgaande jaargangen kennelijk zo vertrouwd met de zaal dat elke bezetting schitterend wordt opgenomen! Eindelijk gerechtigheid voor Schumann. CD 1: Stephen Kovacevich en Martha Argerich beginnen met een ideale uitvoering van Mozart's Andante en Variaties, KV 501: een juweeltje voor piano vierhandig. Lang geleden (1977) namen ze hetzelfde werk al eens op voor Philips en de interpretatie lijkt alleen gerijpt: vooral Kovacevich (die duidelijk hoorbaar links zit) weet werkelijk alle tussenstemmetjes te laten horen. De balans tussen de vier handen is perfect en het klankbeeld blijft prachtig open. Vervolgens wordt de luisteraar getrakteerd op een bevlogen uitvoering van Schumann's Tweede vioolsonate door Renaud Capuçon en Martha Argerich. Dit lange werk (33 minuten!), dat in verkeerde handen makkelijk uitmondt in oeverloos gedrein, krijgt hier het volle pond: een topuitvoering waar dit stuk mijns inziens gewoon af en toe recht op heeft. Meteen al in het gepassioneerde eerste deel laten beide musici horen hoe groot hun arsenaal aan kleurschakeringen is. Bij een componist als Schumann is dit van zeer groot belang: zijn abrupte stemmingswisselingen komen anders gewoon niet over! Het tweede thema van dit eerste deel kan toch niemand onberoerd laten: kippenvel! Maar steeds blijft ook het overzicht en het vormbesef: Argerich's grote ervaring laat zich hier duidelijk horen! Nergens valt het betoog stil en er blijft altijd stuwing van haar spel uitgaan. Ondertussen weet ze ook nog elk klein motiefje prachtig te laten uitkomen en inspireert ze Capuçon tot wonderen op zijn viool. Het hoge niveau blijft gelukkig gehandhaafd in de volgende delen waaronder het hartverscheurende langzame deel: Schumann ontroert mij altijd het meest als hij midden in een manische bui opeens een moment van (zelf)reflectie heeft. Argerich maakte al eerder opnamen van dit werk: met Gidon Kremer (1984, DG), Nora Schwarzberg (EMI, 1994) en nog eens met Kremer maar dan live (EMI, 2006). De tempi zijn nagenoeg identiek! Kennelijk zit het concept duidelijk in haar hoofd en mag de violist(e) daar in meegaan. In het algemeen is Kremers interpretatie op DG gewaagder en "lelijker": of dat een bezwaar is is een kwestie van smaak. Mijn voorkeur gaat hier toch uit naar Capuçon: zijn hartstocht en passie overtuigen meer in combinatie met het spel van Argerich. De opname van EMI klinkt gelukkig ook veel beter dan die van DG uit 1984: er zit veel meer ruimte in en beide instrumenten klinken rijker en voller. Het Pianokwintet, op. 51 van Anton Arenski (uit 1900) blijkt helaas een zwakke compositie. Ik had me verheugd op een onbekend werk van de componist van bijvoorbeeld het schitterende Pianotrio nr.1 en het Strijkkwartet nr. 2 (met 2 celli!). Maar bij dit Pianokwintet krijg je vooral het gevoel dat Arenski (tijdelijk) geen goede ideeën had: het is much ado about nothing. Aan de uitvoering ligt het in ieder geval niet: vooral pianiste Lilya Zilberstein gooit al haar virtuositeit én muzikaliteit in de strijd om te redden wat er te redden valt maar vanaf het tweede (langzame) deel begint het stuk af te glijden naar een salonatmosfeer. In de plichtmatige en zeer korte Finale lijkt ook het geloof bij de musici weg. Hoog tijd voor wat Franse mousserende wijn en dat biedt Saint-Saëns' Scherzo op. 87 voor 2 piano's volop. Heerlijk en verfrissend, vooral na Arenski! Fenomenale Rachmaninov én Janácek CD 2 is wat mij betreft de meest geslaagde van deze box. Het Eerste Pianotrio, op.8 (1923) van Dmitri Sjostakovitsj is een jeugdwerk dat pas werd uitgegeven in 1983. Het is uit enkele onvolledige partijen bij elkaar gezocht en daarna aan elkaar geplakt door Boris Tischchenko, leerling en later collega van Sjostakovitsj. Deze schreef ook de nog ontbrekende 22 maten (en dat is te horen helaas). Dit eendelige stuk zwalkt constant tussen thema's die al aan de "echte" (latere) Sjostakovitsj doen denken en een soort romantische taal à la Rachmaninov (vooral in de pianopartij) die daar nogal mee in tegenspraak is. Maar in een uitvoering van dit niveau blijkt het een interessant stuk. Vooral dochter Lily (piano) en vader Misha Maisky weten de aandacht prima vast te houden. Hierna volgt een weergaloze uitvoering van de Suite nr.1, op.5 (Fantasie) voor 2 piano's van Sergej Rachmaninov. Het is onvoorstelbaar naar wat voor niveau Lilya Zilberstein en Martha Argerich deze hyperromantische zwijmelmuziek weten te tillen. Van de Barcarolle, via een liefdesnacht, een heleboel tranen naar de paasklokken: je zit aan je stoel gekluisterd en geniet met volle teugen. Tip: ga naar YouTube en zoek op "Argerich Zilberstein Suite" en begin met deel 1: voor mij het absolute hoogtepunt van deze box! En Zilberstein staat op hetzelfde ongelooflijke niveau als Argerich: wat zij in de Barcarolle presteren is zo geweldig, dat moet je eigenlijk ook zien! De uitvoering van Janáceks zeer originele Concertino (1925) voor piano en klein ensemble werd van tevoren al gezien als een mogelijk hoogtepunt: het was een première voor Argerich en ze had topmusici om zich heen. Gelukkig kwamen de hoge verwachtingen ook uit: iedereen was duidelijk zeer goed voorbereid en zat op het puntje van zijn/haar stoel (zie ook weer YouTube!). De vier delen van dit werk zijn "verhaaltjes" over de jonge Leos en zijn "gesprekken" met diverse dieren: een egel die zijn hol niet in kan, een eekhoorn die van tak naar tak springt, nachtvogels en tenslotte zijn alle dieren in discussie. Een evocatie van zijn jeugd geschreven op 71 jarige leeftijd! In het eerste deel (een duo voor piano en hoorn) wordt meteen prachtig duidelijk gemaakt hoe de quasi improviserende stijl van Janáceks werk geweldig expressief kan werken: hoorniste Zora Slokar is hier een klasse apart. En ook in de volgende delen blijft de uitvoering op het hoogste niveau! In alle delen zijn de tempi hoog maar nergens maakt het een gehaaste indruk. Chapeau voor alle betrokkenen in dit razend lastige werk! De uitvoering van vier Slavische dansen van Dvořák valt na al dit moois behoorlijk tegen. Er is duidelijk geen chemie tussen de dames Maisky en Lechner. Te pas en vooral te onpas worden er vertragingen ingebouwd die niet overtuigen en het aantal ongelijkheden is gewoon te groot. Vooral de pianiste die rechts zit (wie o wie?) maakt het haar collega bijzonder lastig. Jammer! Tango's en jodelklanken! CD 3 opent met drie subliem gespeelde tango's van Astor Piazzolla in een bewerking voor 2 piano's van pianist Eduardo Hubert die ze hier zelf speelt met Martha Argerich. Puur genieten! De bewerking voor 2 piano's (door Ravel zelf) van zijn Introduction et Allegro kan niet echt boeien. De enorme klankkleurenpracht van het origineel (voor harp, fluit, klarinet en strijkkwartet) is hier totaal afwezig en dat is toch waar het in dit stuk om gaat. Teruggebracht tot deze skeletvorm blijft er weinig te genieten over. Het klinkt zielloos en verloren en helaas doen de twee pianisten er ook niets aan om dat te verhullen. Ook de uitvoering van De vier jaargetijden (Las cuatro estaciones) van Astor Piazzolla is niet echt geslaagd. Het betreft hier de bewerking van José Bragato (cellist en vriend van Piazzolla) voor pianotrio. In het origineel (bandoneon, viool, electrische gitaar, piano en contrabas) is er genoeg afwisseling in de instrumentatie om te kunnen verhullen dat dit zeker niet Piazzolla's sterkste compositie is. Maar teruggebracht tot een pianotrio weet het stuk slechts bij vlagen te boeien. En waarom dan deze bewerking? Waarschijnlijk omdat (klassieke) musici het heel graag willen/wilden spelen en omdat ze geen bandoneonist en/of gitarist ter beschikking hadden. Maar (zoals bij zoveel bewerkingen) betekent speelplezier niet automatisch luisterplezier: een componist weet namelijk prima welke bezetting de ideale is. En waarom eindigt deze uitvoering met de lente? Is dat misschien omdat de winter zacht en langzaam eindigt? Vreemd. De Fantasia Elvetica uit 2006 van de pianist Mikhael Pletnev is duidelijk een gelegenheidswerk. Het is briljant geschreven voor twee pianisten en een groot orkest. Dat het een ode aan Zwitserland en in het bijzonder aan Luzern is (waar Pletnev woont), prima. Dat "Rachmaninov ook in Luzern gewoond heeft", het doet niet ter zake, maar leuk. De volgende serieuze beschrijving van het stuk door Pletnev maakt het echter alleen maar grappiger: "Het eerste deel wordt beheerst door de bergachtige natuur in Zwitserland (stroompjes, watervalletjes, koeien en herders). Het tweede deel is gebaseerd op het liedje "Vo Luzärn uf Weggis zue", het beschrijft de herders die van de Alpen afdalen tot ze in het carnaval van Luzern terechtkomen." etc. Zo'n verhaaltje doet me meteen denken aan Richard Strauss' beschrijvingen van alle gebeurtenissen in zijn Alpensymfonie en zijn Sinfonia domestica ("hier gaat de baby in bad, hier zijn de ouders gelukkig"). Het belemmert het luisteren met een open mind en irriteert daarom makkelijk. De genoemde eerste twee delen zijn kennelijk toch serieus bedoeld maar willen nergens boeien: het is een opeenhoping van typische lege virtuozenloopjes die op een ongeïnspireerde manier aan elkaar zijn geknoopt. De delen drie en vier (Polka en Mars) zijn echter dolkomisch en hebben een zeer hoog "lach of ik schiet" gehalte. Het herinnert mij nog het meest aan het (net zo amusante) celloconcert van collega-pianist Friedrich Gulda: ook daar rol je soms lachend van je stoel. Op zijn best is dit stuk dus amusant, hilarisch en af en toe echt komisch maar het is (voor dit materiaal) gewoon iets te lang (32 minuten!). Leuk voor een keertje (vooral om er bij te zijn) maar niet echt iets om vaak terug te willen horen. En nu wachten op het festival van dit jaar in Lugano! Klik hier voor het programma. Vooral het rijtje van 32(!) pianisten is om van te watertanden! index | ||