CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2023

Bernd Alois Zimmermann - Recomposed

Klik hier voor de inhoudsopgave

Sarah Wegener (sopraan), Marcus Weiss (saxofoon), Ueli Wiget (piano), WDR Sinfonieorchester o.l.v. Heinz Holliger
Wergo WER 7387 2 (3 cd's)
Opname: 2000, 2002, 2012, 2017, 2018, Philharmonie, Keulen; WDR Funkhaus, Klaus-von-Bismarck-Saal, Keulen

 

Het moet in juni 1971 voor velen een ronduit verbijsterende ervaring zijn geweest: de uitvoering van het Requiem für einen jungen Dichter van Bernd Alois Zimmermann (1918-1970) in het kader van het Holland Festival; met op de bok de Zimmermann-expert avant la lettre, de Duitse dirigent Michael Gielen. Een groot aantal vaderlandse kranten (waarvan het merendeel toen nog relatief veel aandacht aan de serieuze muziek besteedde) liet zich in hun commentaren niet onbetuigd:

Losgeslagen kabaal in Amsterdam Requiem: Machteloos werk, hartekreet van Zimmermann.
Zimmermann Requiem: niet mooi, wel grandioos.
Geweldige ovatie voor Requiem.
Zimmerman's Requiem geniaal tijdsdocument Requiem muzikaal eindpunt.
Indrukwekkende gebeurtenis.
Noem het een hersenspoeling: De Mokerslagen van Bernd Zimmermann.
Requiem van Zimmermann: Muziek als een kreet waarop alleen de dood kan volgen. Verbijsterend Requiem van Bernd Zimmermann.
Zimmermann's Requiem: pandemonium van nu.
De Berlioz van de twintigste eeuw: Bernd Alois Zimmermann.
Bernd Alois Zimmermann kreeg zijn verdiende plaats niet.

En ja, de publieke bijval was eveneens groot. Nu, een halve eeuw later, mag men zich afvragen of een dergelijk evenement net zo enthousiast zou worden ontvangen (als het al mogelijk is tot uitvoering ervan te komen!) en hoeveel kranten er dan aandacht aan zouden besteden (ik gok op slechts twee: NRC Handelsblad en de Volkskrant; en in een héél optimistische bui: misschien ook nog Trouw).

In juni 2005 - het kon allemaal nog - volgde van hetzelfde werk een door Bernhard Kontarsky geleide uitvoering in de Haarlemse Philharmonie, waarvan gelukkig een live-opname werd gemaakt (hier besproken door Maarten Brandt).

In november 2010 ging dirigent Hartmut Haenchen de (toenmalige) Nederlandse Opera voor in een uitvoering van Zimmermanns roemruchte opera Die Soldaten. Kortom, Zimmermann telde in ons land toen wel degelijk mee, zoals we ook kunnen aflezen van de programmering door het Concertgebouworkest, met Stille und Umkehr (1973), Dialoge (1977), Trompetconcert (1995), Photoptosis (1995, 2002, 2010) en Alagoana (2013). Op het rostrum dirigenten van naam en voorstander van een avontuurlijke programmering: Hans Vonk, Edo de Waart, Markus Stenz, Ed Spanjaard en Heinz Holliger. Daarnaast was er het optreden van twee in dit zo specifieke repertoire excellerende pianisten: de broers Alfons en Aloys Kontarsky in Dialoge en natúúrlijk de eerste trompettist van het Concertgebouworkest Peter Masseurs als solist in dat Trompetconcert. ‘Sternstunden'? Ongetwijfeld. Het was in een tijd dat qua programmasamenstelling veel zo niet alles nog kon, zij het niet zonder goed gefundeerde artistieke verantwoording.

Van het werk van Zimmermann hoor of zie je op de verschillende vaderlandse podia zelden of nooit meer iets. Maar gelukkig, zijn werk is daardoor toch niet buiten beeld geraakt, getuige de discografie waarin het werk van Zimmermann rijk is vertegenwoordigd. De triptiek Zimmermann - Recomposed is daarvan een uitstekend voorbeeld, maar daarover straks meer.

In 1995 wijdde collega Maarten Brandt een uitgebreid artikel aan leven en werk van Zimmermann (u kunt het hier lezen). Het geeft een goed beeld van Zimmermanns componeren en de achtergronden daarvan. Wat evenwel ontbreekt is het zicht op Zimmermanns arrangementen van eigen en andermans werk. In die lacune voorziet hopelijk deze recensie die u kennis laat maken met de ‘hercomponerende' Zimmermann.

Zimmermann - Recomposed, door Wergo, het label van muziekuitgeverij Schott, kortgeleden heruitgegeven maar nu als complete 3-cd-set (de drie cd's verschenen eerder afzonderlijk), blijkt een belangrijke ear-opener. Het initiatief stamt van Heinz Holliger, de bekende Zwitserse componist en hoboïst, die zich al decennialang heeft ingezet voor het zo belangrijke oeuvre van Zimmermann, een van de componisten die de oprukkende avant-garde van kort na de Tweede Wereldoorlog mede haar onmiskenbare profiel heeft gegeven. Hij was het die zich, evenals Karlheinz Stockhausen in de door een overvloed aan elektronica omgeven WDR-studio in Keulen, in de jaren vijftig en zestig intensief bezighield met het creëren van nieuwe klankmogelijkheden en de daarop geënte compositietechnieken. Maar anders dan zijn later nog aanzienlijk beroemder geworden collega had Zimmermann toen vooral zijn zinnen gezet op de aparte, door de postmodernisten gevoede kunst van het ‘omvormen', het in een geheel nieuwe context plaatsen van zowel eigen composities als die van anderen op basis van nieuwe modellen en structuren (waaronder die van de collagetechniek). Noodzaak was er ook: brood op de plank voor het gezin dat onderhouden moest worden en met slechts één kostwinner: Zimmermann.

Bernd Alois Zimmermann in 1951 (foto: Sabine von Schablowsky, Bernd-Alois-Zimmermann-Archiv der Akademie der Künste)

We mogen er nu misschien nogal vreemd tegenaan kijken, maar het was kort na de oorlog zoals het was: een in het bijzonder bij de jonge generatie heersende depressieve stemming (in ons land was het De Avonden van Gerard Reve die dit beeld op onnavolgbare wijze in kaart bracht) en anderzijds het onblusbare verlangen naar een opleving vanuit een soort ‘Stunde Null'. Daarin zou de traditionele radio-omroep ook in artistiek opzicht (muziek, hoorspelen, enz.) een wezenlijke rol gaan spelen, als ze al niet het voortouw diende te nemen. Ze arriveerden al snel, na een grondige selectie (nazi-verleden was uit den boze): de ‘Hauptabteilungsleiter Musik' die de muziekuitzendingen programmatisch vorm moesten gaan geven.

Die bijzondere en tegelijkertijd ingrijpende rol van de radio was al eerder voorspeld, door Kurt Weill in 1925, die de radio het etiket ‘Nebenbuhler des Konzertbetriebs', rivaal van het concertbedrijf, opplakte. Een rivaal die zich zou moeten gaan richten op massaconsumptie met bovendien een hoge graad van entertainment, wat het eletaire al bij voorbaat uitsloot. Het was een doorn in het oog van onder anderen Arnold Schönberg en de muziekfilosoof Theodor W. Adorno.

Maar er waren ook de door Anton Webern en later door Wilhelm Furtwängler geprogrammeerde en gedirigeerde 'Arbeiterkonzerte' waarvan algemeen werd aangenomen dat ze een 'verheffende' functie zouden uitoefenen. Stockhausen was zelfs van mening dat het Keulse muziekleven zonder de WDR , de in Keulen gevestigde West-Duitse Omroep, op sterven na dood zou zijn geweest, daarbij overigens alleen verwijzende naar het aantal door de omroep uitgezonden premières en het belang daarvan vanuit het perspectief van de moderne en eigentijdse toonkunst. Maar na de jaren dertig en veertig (waarin onder meer de door de nazi's als zodanig bestempelde ‘entartete Kunst' volledig van de podia en uit de musea werd geweerd) was er na deze door de staat afgedwongen 'drooglegging' uiteraard de behoefte aan een forse inhaalslag en die kwam er dus ook. Alleen al tussen 1947 en 1956 werden er door de Nordwestdeutsche Rundfunk binnen de kaders van het klassiek-romantische repertoire maar liefst 55 opera's geproduceerd en uitgezonden. Heinrich Strobel, de toenmalige muziekchef van de Südwestfunk in Baden-Baden (de omroep die veel aandacht aan nieuwe muziek schonk en niemand minder dan dirigent Hans Rosbaud onder zijn gelederen had) zag de bui evenwel al vroeg hangen: dat volharding van dit progressieve beleid de luisterdichtheid grote schade zou gaan berokkenen omdat de meerderheid van de luisteraars (door Strobel vereenzelvigd met de ‘gewone man') alleen maar geïnteresseerd was in amusementsmuziek. En inderdaad, ‘Unterhaltung' was sedert de oprichting van de zender in oktober 1923 geleidelijk aan de belangrijkste programmatische drijfveer gewoirden.

Reeds in de jaren vijftig wemelde het in de Bondsrepubliek van de orkesten en ensembles. Zoveel zelfs dat ze voor de gemiddelde radioluisteraar slechts moeilijk uit elkaar te houden waren; en te meer omdat sommige daaraan gegeven namen wel erg op elkaar leken. Positief daarbij was dat ze alle behoefte hadden aan zowel bestaande als nieuwe composities en arrangementen. In die zin voor componisten en arrangeurs werk in overvloed dus, al waren er wel bepaalde criteria waaraan moest worden voldaan. Zimmermann – hij was uiteraard de enige niet – sprong in dat gat en koos daarbij voor twee verschillende richtingen: het maken van arrangementen en tegelijkertijd de eigen weg vinden als componist van nieuw werk. Niet dat het als een symbiose zou uitpakken, maar wel dat er de onvermijdelijke kruisbestuivingen ontstonden. Nuchter bezien brachten de bewerkingen voor hem het zo noodzakelijke brood op de plank, terwijl het hem tegelijkertijd als eigenzinnige componist de voor hem zo essentiële ademruimte gaf voor het schrijven van nieuw werk, overigens bepaald geen onbekend verschijnsel in componistenland.

Zimmermann maakte voor zover bekend een honderdtal bewerkingen voor de Duitse radio-omroep, waarbij een vrij groot aantal orkesten en ensembles was betrokken. Daaronder het Hagestedt- en het Bund-Orchester (voorloper van de WDR Big Band), het orkest van Kurt Edelhagen en Harald Bands Media Band. Voorts waren er de kleinschaliger amusementsorkesten, waaronder het salonorkestje Ellegiers-Sextett, het Zigeuner-Ensemble en de WDR Volksmusikvereinigung (de zogenaamde Rheinische Kirmestänze).

Wat die ensembles en orkesten op één punt met elkaar gemeen hadden was hun dringende behoefte aan nieuwe muziek, zowel in origineel als in bewerking. Zimmermann – tevens zoekend naar zijn eigen identiteit als componist vond het – zo bleek uit zijn uitlatingen - maar niks en al die door hem gemaakte arrangementen onder wat hij als 'slavenarbeid, sleur en contractuele ondergeschiktheid' rangschikte. Hij had er trouwens nog twee andere termen voor paraat: ‘frontdienst' en ‘ruw werk'. Gelukkig toont deze cd-set aan dat het een ruimschoots overdreven voorstelling van zaken was.

Zimmermann sloot vrij laat, bijna op zijn dertigste, zijn muziekstudies af, wat de noodzaak tot geld in het laatje nog groter maakte. Hij ging spoorslags voor de omroep aan de slag, maar dat leverde hem al spoedig veel kritiek uit zowel de eigen kring als die van Stockhausen op: dat hij zich had verhuurd als door pure commercie gedreven freelancer die zich dientengevolge had opengesteld voor wat met de weinig vleiende term ‘corruptie' werd aangeduid. Welke terminologie ook werd gebezigd, vast stond wel dat de radio-opdrachten die Zimmermann in wacht sleepte stonden volkomen haaks leken te staan op wat tijdens de Ferienkurse in Darmstadt werd onderwezen en gepropageerd. Maar er was een niet onbelangrijke verzachtende omstandigheid: het daar gedoceerde vakgebied 'Angewandte Musik', met in het middelpunt daarvan de aandacht voor de ‘Berücksichtigung der Rundfunkprobleme', in een door Rolf Liebermann verzorgde leergang. Het bracht de voor Zimmermann weliswaar niet direct noodzakelijke, maar wel zo prettige ‘clementie' op het gebied van de bewerking van muziek van anderen en daarbij tevens zijn evenzo ingeneuze ‘omvorming' in de verschillende genres: van de volks-, dans,- amusements- tot de jazzmuziek. Waaruit bovendien blijkt hoe gemakkelijk Zimmermann zich de zo verschillende muziekstijlen eigen wist te maken en hoe verbeeldingsvol hij kon instrumenteren. Hieruit spreekt bepaald meer dan alleen vakmanschap, vanuit welke optiek het ook wordt beroordeeld.

Zowel voor- en tegenstanders van Zimmermanns speciaal voor de omroep bedoelde producties zagen uiteraard ook dat zijn ‘uitstapjes' wel positieve invloed moesten hebben op Zimmermanns eigen composities. Omvorming opende immers de weg naar het experiment en aanscherping van het compositorisch denken. En zo geschiedde. Het zal daarom geen verbazing wekken dat Zimmermann in Keulen later de leiding kreeg over het Seminar für Hörspiel-, Film- und Bühnenmusik en uiteindelijk ook als zeer vooraanstaande autoriteit op het gebied van de gebruiksmuziek werd erkend.

In 2013 verscheen van de hand van Heribert Henrich de door Schott uitgegeven catalogus van Zimmermanns composities. Het is volledig naar de toenmalige stand van zaken omdat we nu eenmaal niet weten wat ontbreekt. Zeker is wel dat het overgeleverde omroepmateriaal niet compleet is, mede door de slordige omgang ervan in het Duitse omroeparchief (een fenomeen dat we overigens ook van onze omroep kennen). Het kan dus niet anders dan dat daardoor menige vraag onbeantwoord moet blijven. Zoals: welke invloed had Zimmermann op de materiaalkeus? Kon hij wel of niet daarover zelf beslissen? Hoe werd er door de opdrachtgevers op zijn arrangementen gereageerd; en zeker in die gevallen waarbij hij zijn eigen klankvoorstellingen de volkomen vrije teugel liet? Speelden kostenbesparingen (het aantal instrumenten) of andere overwegingen een rol bij de vervaardiging van de arrangementen? Werden er vooraf duidelijke eisen gesteld aan de speelbaarheid van de stukken? Werden alle gegeven opdrachten überhaupt door Zimmermann uitgevoerd, geproduceerd, uitgezonden? Werden ze ook in het openbaar, dus op de reguliere concertpodia, uitgevoerd? Hierover zijn helaas onvoldoende gegevens voorhanden. Het zou dus best zo kunnen zijn dat (een deel van) de concerten die in 2000 plaatsvonden onder het dirigentschap van Heinz Holliger wel degelijk in die zin premières waren. Dat andere dirigenten, waaronder Michael Gielen, Hans Rosbaud en Hans Zender, dit specifieke repertoire onaangeroerd lieten verklaart zich mogelijk uit het feit dat ze er niet in geïnteresseerd waren, of er geen affiniteit mee hadden.

Bernd Alois Zimmermann (l.) met Michael Gielen tijdens de voorbereidingen van de opera 'Die Soldaten' (foto: picture alliance/dpa/Otto Noecker)

Waar geen enkele twijfel over kan zijn is de grote variëteit die Zimmermann in zijn bewerkingen wist aan te brengen. Zijn exploratieveld toont zowel zijn grote veelzijdigheid als kameleontische bewerker en als componist, en dat ook nog in zoveel verschillende genres (die deels zelfs niet of nauwelijks raakvlakken met elkaar hebben). Je zou dus mogen zeggen dat Zimmermann van vele markten thuis was. Het contextuele element ondergaat bij hem fascinerende veranderingen, wat voorhanden is wordt, wanneer het hem zo uitkomt, uiterst inventief door elkaar gehusseld of zelfs van geheel nieuwe kenmerken voorzien. Zimmermann richt originele partituren voor andersoortig (her)gebruik in en hij doet met een scherp oog en oor voor de perifere omstandigheden, zoals het ensemble, orkest, ballet en natuurlijk de radio-uitzending. Het is alsof een schilderij (en dat is vaak een meesterwerk) met nieuwe kleuren en vormelementen als het ware wordt overgeschilderd. Zoals er nog een een boeiend element te registreren valt: het eerst min of meer volledig ‘onttakelen' van het origineel en het vervolgens compleet anders optuigen ervan. Geen wonder dus dat het in deze zo verschillende scenario's wemelt van de ideés fixes (boogies, blues, renaissancistische en barokke dansen, enz.) die Zimmermann in zijn concepties ieder hun eigen, unieke plaats geeft. Het zijn niet toevallig van die elementen die ook in zijn originele werk terugkomen, zoals het daarin inlassen van ‘Angewandte Musik', van zijn vroege symfonie tot het late celloconcert.

Wat Deze Wergo-set betreft snijdt het mes aan twee kanten. We kunnen immers kennismaken met enerzijds Zimmermanns ‘functionele' en anderzijds originele stukken. Dat beide menigmaal lijnrecht tegenover elkaar staan maakt het geheel er alleen maar interessanter op.

Zoals in ons land Otto Ketting zich danig heeft ingespannen om het oeuvre van dirigent en componist Willem van Otterloo voor een groter publiek te ontsluiten, zo heeft Holliger zich jarenlang beziggehouden met Zimmermanns arrangementen, waardoor ze mede dankzij de publicatie ervan aan de vergetelheid konden ontsnappen. Aldus konden ze worden uitgevoerd én opgenomen. Wat op deze cd-set is verschenen maakte deel uit van de door de WDR georganiseerde herdenkingsconcerten rond Zimmermanns honderdste geboortedag, toen honderd jaar geleden, op 20 maart 1918. We horen het symfonieorkest van de West-Duitse omroep op zijn best, geleid door een niet minder bevlogen Heinz Holliger. Ook de vele solistische bijdragen zijn als om door een ringetje te halen. De opnamen strekken zich uit over een periode van bijna twintig jaar, maar positief daarbij is wel dat sprake is van dezelfde 'Tonmeister': Günther Wollersheim. Slechts in één geval werd voor vier korte werken gekozen voor een andere locatie: het WDR Funkhaus. Opnametechnisch valt er evenwel niets aan af te dingen.

Het cd-boekje is ook zal zo'n juweeltje dankzij de uitstekende geschreven toelichtingen en het daarin opgenomen interview met Heinz Holliger. De uitgebreide bijdragen onderstrepen het documentaire karakter ervan. De door Sarah Wegener technisch onberispelijk en met veel engagement gezongen teksten maken er eveneens deel van uit.

Bernd Alois Zimmermann met dochter Bettina*, zoon Wimar en kleinzoon Gereon op het terras van het nieuwe huis in Großkönigsdorf, herfst 1968 (foto: Sabine von Schablowsky, Bernd-Alois-Zimmermann-Archiv der Akademie der Künste)

Tot slot nog dit. Zimmermann benam zich op 10 augustus 1970 in zijn woonplaats Großkönigsdorf het leven. Hij leed al geruime tijd aan een bipolaire stoornis (hij werd er in een psychiatrische kliniek voor behandeld) naast een ernstige, niet te herstellen oogziekte die hem het componeren op den duur vrijwel onmogelijk zou maken en uiteindelijke tot blindheid zou leiden. Zijn uitspraak "ich kann nicht mehr komponieren," stond in feite gelijk aan een doodvonnis. Toch kwam zijn zelf gekozen dood, vijf dagen nadat hij in de kliniek na Stille und Umkehr zijn laatste werk: Ich wandte mich um und sah an alles Unrecht, das geschah unter der Sonne (de titel is ontleend aan Prediker 4) had voltooid, voor zowel zijn familie, naaste vrienden als collega's als een onverwachte schok. Bernd Alois Zimmermann werd 52 jaar.

Een week voor zijn zelfgekozen dood schreef hij:

'Mein seelischer Zusammenbruch [...] resultierte aus der für mich schon seit drei Jahren bestehenden Einsicht, daß die Musik [...] sich selbst umgebracht hat. Selbstverständlich wird es weiter Musik geben [...]: Kunst als Notwehr gegen ein Leben, dass total aus den Fugen zu gehen droht und schon gegangen ist (nur haben es die meisten nocht nicht bemerkt.)'

Zie ook: Bernd Alois Zimmermann und das symphonische Spätwerk

_________________
*Zij publiceerde een persoonlijk portret van haar vader: Con tutta forza Bernd Alois Zimmermann. Wolke Verlag, 2018, ISBN 9783955930783.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links