CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2022 |
Compositorisch talent kan men niet verwerven, vakmanschap wel; maar gelukkig had de Zwitserse toondichter Pierre Wissmer (1915-1992) beide in huis. Daarvan getuigde al het in april van het vorig jaar door het Zwitserse muzieklabel uitgebrachte dubbelalbum (hier besproken). Het brengt me gelijk tot de vraag waarom de ene componist bekender is (geworden) dan de andere. Wissmer verdient wat mij betreft net zo'n internationaal podium als bijvoorbeeld zijn landgenoten Othmar Schoeck (1886-1957), Arthur Honegger (1892-1955) of Frank Martin (1890-1974), maar om de een of andere duistere reden is dat er niet van gekomen. Dat zien we trouwens ook in eigen land: Louis Andriessen en Michel van der Aa (toegegeven: zijn internationale bekendheid houdt ten nauwste samen met zijn 'investeringen' in het multimediaspektakel) hebben het qua internationale naam en faam aanmerkelijk verder gebracht dan bijvoorbeeld Theo Verbey, Henk Henkemans, Rudolf Escher of Tristan Keuris. Waar dat aan ligt? Wie het weet mag het zeggen. Er is sowieso vaak geen direct aanwijsbare verbintenis tussen (on)bekendheid en kwaliteit. Het hoeft zelfs niet te helpen dat een toporkest (neem het Concertgebouworkest) met Nederlands werk (neem dat van Otto Ketting) op internationale tournee gaat. Zoals het evenmin geholpen heeft dat Paul Kletzki van het Orchestre de la Suisse Romande, toen de opvolger van chef-dirigent Ernest Ansermet (die zich vanaf het begin als warm pleitbezorger van het oeuvre van Wissmer heeft getoond) Wissmers L'Enfant et la Rose in 1961 in het Amerikaanse Dallas ten doop hield . Het was ook Kletzki die zich na Ansermet ijverig voor Wissmer heeft ingezet. Het heeft de kijk van de muzikale wereldorde op het werk van Wissmer helaas niet daardoor doen veranderen. Dat de bekendheid van componisten (en dus hun werk) mede wordt bepaald door prestigieuze opdrachtgevers, uitvoerende musici, impresariaten, muzieklabels en wat dies meer zij, staat zo vast als een huis. Edoch, dat verklaart de werkelijke oorsprong van die discrepantie nog niet. Al heeft Ketting er bij mij over geklaagd dat Andriessen en Van der Aa wel en hij niet bij het gerenommeerde Britse uitgevershuis Boosey & Hawkes was 'aangenomen', en hij het moest doen met buiten onze landsgrenzen aanmerkelijk veel minder prestigieuze en aan de weg timmerende Donemus. Was zijn werk dan minder dan van die twee collega's? Zoals gezegd: wie het weet mag het zeggen. Waarom is Sibelius bij het grote publiek bekender dan Nielsen, moet Ibert het afleggen tegen Fauré? Enz. Wissmer schreef prachtige muziek, vervuld van spiritualiteit, fascinerende instrumentatiekunst en melodische en harmonische fantasie. Zo fraai uitgevoerd, met zoveel verbeeldingskracht, engagement en bovendien in een technisch vlekkeloze uitmonstering als op dit album is een nadere kennismaking aan eenieder die verder wil kijken dan wat zo ongeveer onder het eigen handbereik is, zeker welbesteed. Het album verschijnt op 24 juni a.s. index |
|