CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2021 |
Uit de Middeleeuwse liturgische teksten en muziek blijkt hoezeer betrokken men zich toen al met de piëta bezighield. Het blijkt tevens uit de beeldende kunsten, al was het in fenomeen als zodanig in Italië toen veel minder of zelfs in het geheel niet bekend. Zo is de beroemde piëta van Michelangelo (het beeld bevindt zich in de St.-Pieter in Rome) pas tot stand gekomen nadat de opdrachtgever, de Franse kardinaal Jean Bilhères de Lagraulas, in 1498 daartoe precieze aanwijzingen had gegeven aan de dan 23-jarige Michelangelo. Piëta (in het Italiaans: pietà) ofwel compassie, medelijden, heeft door de eeuwen heen het religieus maar ook het humanistisch denken in hoge mate beïnvloed. Menigeen zal het terecht in verband brengen met de kruisafname van Jezus of in breder verband met hetgeen eraan voorafging, maar het heeft zeker ook een contemplatief of zelfs meditatief karakter. Het beeld kan ver strekken: van wat we Jezus hebben aangedaan, maar ook wat we - eveneens door de eeuwen heen - elkaar aandoen en dat ongetwijfeld ook in de toekomst zullen blijven doen. Piëta heeft dus tegelijkertijd ook iets filosofisch, een onderwerp dat in zijn wezen ook buiten de eigen tijd staat. Dat was in de Middeleeuwen zo, in de Renaissance, de Barok, de Klassiek, de Romantiek, het Interbellum en tot aan het nu. Hoe er ook over piëta mag worden gedacht: het heeft schitterende muziek opgeleverd, waarvan de vroegste op dit album teruggaat tot de vijftiende eeuw. Dat voor die schittering niet meer nodig blijkt te zijn dan vier mannenstemmen (countertenor, tenor, bariton en bas) zegt zowel iets over die vier stemmen als over de muziek.
Natuurlijk is het voor slechts vier stemmen gemakkelijker om een volmaakte toonbalans te realiseren dan voor een grotere groep, maar wat even zwaar telt zijn dictie, articulatie en verbeelding. En dit dan vanuit de kennis van de toenmalige uitvoeringspraktijk waarover helaas weinig informatie tot ons is gekomen, maar waarvan de kern wel uit de overgeleverde geschriften (waaronder uiteraard de manuscripten) kan worden afgeleid. Dit is een album zonder hoogtepunten omdat het als geheel een en al hoogtepunt is: dramatisch getinte welluidendheid in een stilistisch volkomen overtuigende opzet, vrij van enigerlei sentimentaliteit maar juist daardoor des te indrukwekkender. Treffend is ook de zeer geslaagde combinatie van zéér oud naar tamelijk recent: Psalm 22 van de Est Cyrillus Kreek (1889-1962) en zelfs eigentijds: Salme 55 van de Brit Andrew Smith (1970). Centraal staat het omvangrijke, uit negen delen bestaande Officium de Cruce, de indrukwekkende motetcyclus die de lijdensweg van Christus beschrijft en mede is geënt op de negen uren aan het kruis, door Compère vormgegeven als persoonlijk getinte eerbewijzen (officies) die zijn ontleend aan een aantal liturgische geschriften uit die tijd. Ook voor dit werk blijkt het in 2006 opgerichte New York Polyphony de perfect keuze. Het slot had niet indrukwekkender kunnen zijn: het ingehouden O salutaris hostia van Piere de la Rue (ca. 1452-1518). De vertaling stamt uit het rooms-katholiek misboek:
De technische omlijsting is zoals we die van het Zweedse BIS-label kennen: rijk, sonoor en helder. Niet alleen in de surround-modus getuigt het van een overrompelende schoonheid. index |
|