![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2016
|
Deze uitgave bevat een primeur: de eerste opname van zowel een vroegere finale als van een in 1920/30 gereviseerde sectie van Anton (von) Weberns eendelige strijkkwartet** (niet te verwarren met zijn latere strijkkwartet op. 5) dat ontstond in de zomer van 1905 toen de eenentwintigjarige Webern op de Preglhof in het Oostenrijkse Oberdorf bij Schwabegg verbleef, de buitenplaats van de familie. Hij had kort daarvoor, in juni, 'Langsamer Satz', eveneens voor strijkkwartet, voltooid. Dit stuk ademt in zijn motivische verwerking nog duidelijk de 'geest' van Brahms, wat ook iets zegt over de invloed van zijn leraar Arnold Schönberg (1874-1951) die de muziek van Brahms niet alleen een warm hart toedroeg maar zijn eigen werk naar zijn grote voorganger modelleerde. Evenals bij Brahms wordt bijvoorbeeld het hoofdthema deels in het tweede thema gespiegeld en leiden mutaties in tonaliteit en ritme tot een nieuw en uiterst contrastrijk postuur. Interessant is dat Webern zijn conceptuele overdenkingen voor zijn strijkkwartet neerschreef in een notitieboekje dat gemakkelijk in de jaszak paste. Zo kon hij tijdens zijn wandelingen door veld en beemd zijn muzikale invallen eenvoudig verankeren. Natuurlijk dringt zich hier de vergelijking met Beethoven op.
Er is een rechtsteekse inspiratiebron van dit strijkkwartet bekend: La Vita - La Natura - La Morte (Het Leven - De Natuur - De Dood), de bekende triptiek van de Oostenrijkse schilder Giovanni Segantini
Webern begon op 15 juli 1905 aan zijn eendelige strijkkwartet en beëindigde het al op 25 augustus. Het was niet meer dan ruim een maand intensieve arbeid. Wel of niet in haast geschreven, in de daarop volgende weken bracht hij toch nog de nodige correcties aan. Zo blijkt uit een eigenhandige notitie dat hij nog tot 12 september aan de finale werkte. Weberns jongste strijkkwartet mag dan eendelig zijn, er is evenals bij Segantini's triptiek duidelijk sprake van een driedelige vorm: het werk valt namelijk in drie duidelijk definieerbare secties uiteen. Hoewel Webern in dit werk de tonaliteit nog niet loslaat, is er wel het begin van een vrije beweging richting atonaliteit en daarmee van de aankondiging van een doorslaggevende stijlbreuk. Het verschil met het een jaar eerder ontstane 'Im Sommerwind' kon wat dit betreft niet groter zijn.
Tien jaar eerder, in 1894, had Gustav Mahler zijn Tweede symfonie voltooid, met in het slotdeel de verklanking van een tekst van Friedrich Gottlieb Klopstock (1724-1803), waarvan de betekenis van die eerste regels het gedachtegoed van de mysticus Boehme bijna raakt: 'Aufersteh'n, ja aufersteh'n wirst du, mein Staub, nach kurzer Ruh. Unsterblich Leben wird der dich rief dir geben. Wieder aufzublüh'n wirst du gesät! Der Herr der Ernte geht und sammelt Garben uns ein, die starben'. Heeft Webern een romantisch gekleurde blik op het sterven en de wederopstanding? In zijn dagboeknotities klinkt de romantiek hevig door, wanneer hij beschrijft dat Beethovens genie zich aan hem heeft geopenbaard:
In termen van 'Empfindsamkeit' staat hij bovendien niet ver van Mahlers 'Naturlaut' en Richard Strauss' 'Eine Alpensinfonie'. De weg naar het tot in zijn absolute essentie uitgebeende idioom lijkt ogenschijnlijk nog ver weg. De uitvoering van de reeds genoemde vroegere finale en de revisie van een sectie in 1920/30 van dit strijkkwartet staat alleen op de Blu-ray schijf en berust op een nog niet gepubliceerde editie die is voorbereid door de muziekwetenschappelijke afdeling van de universiteit van Bazel in het kader van de Webern Gesamtausgabe (www.anton-webern.ch). Als basis diende het netschrift van de componist dat wordt bewaard in het Library of Congress in Washington. Helaas heeft Webern deze partituur spaarzaam van voordrachtsaanwijzingen (tempo, dynamiek, frasering) voorzien, met als gevolg dat de uitvoerenden zelf hun weg daarin zullen moeten vinden. 'Urtext' of 'Partiturtreue' biedt dus niet meer dan het vertrekpunt voor iedere interpretatie. De beide strijkkwartetten van Brahms behoren tot de canon van de negentiende-eeuwse kamermuziek en mogen zich alleen al daarom verheugen in tientallen opnamen. Het BeethovenQuartett laat zich zowel in dit repertoire als in Weberns strijkkwartet van zijn beste kant zien. Het ensemble kent fraai samenspel in combinatie met een hoge klankcultuur en getrouwheid aan het notenbeeld, zonder evenwel de eigen identiteit daaraan op te offeren. Jammer dat bij 2 minuten in de Romance van Brahms' Eerste strijkkwartet gedurende een seconde het geluid van een voorbijgaande tram (of iets wat erop lijkt) te horen is. Ook elders vallen er ongerechtigheden te registreren, al zijn die daarmee vergeleken minder storend.Terwijl het, voor zover ik kan vaststellen, studio-opnamen betreft die correcties zeker mogelijk hadden gemaakt. Op de Blu-ray disc vindt u naast het programma op de cd de reeds vermelde aanvullingen op het Webern-kwartet, de Siegantini-triptiek en een lang gesprek van bijna 45 minuten van Thomas Ahrend met Felix Meyer en Matthias Schmidt over Weberns strijkkwartet. Meer dan een saillant detal: Laurentius Bonitz is niet alleen lid van het BeethovenQuartett maar tevens oprichter van en motor achter het BMN Audiophil label. __________________ index |
|