CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2023

Berlioz's Lost Oboe

Klik hier voor de inhoudsopgave

Christopher Palameta (hobo), Olivia Sham (piano)
Ramée RAM 2108 • 56' •
Opname: sept. 2021, Craxton Studios, Hampstead, Londen

 

De (deels vroege) Franse Romantiek ten voeten uit op dit tot in de puntjes geproduceerde album waar het muzikanteske esprit vanaf straalt. En dan wordt dit verre van alledaagse repertoire ook nog gespeeld op twee instrumenten uit die tijd: de hobo stamt uit de Parijse werkplaats van Guillaume Adler (ca. 1835) en de vleugel (1840) uit die van het Londense Erard. De stemming is de daarbij passende a'=426Hz.

Hoe het nu precies zit met die door Berlioz 'verloren hobo' kon ik uit de door de hoboïst zelf geschreven toelichting niet opmaken. Het lijkt mij althans enigszins verwarrend, want hij was het immers die niet alleen een (zij het nog ingekleurde) autobiografie achterliet, maar ook een nog steeds veel geraadpleegd boek over orkestratie, waarin ook de hobo niet onvermeld blijft. U vindt het, in de later door Richard Strauss aangepaste en ook nog uitgebreide versie hier (pdf). A propos: terwijl Berlioz ook over het dirigeren het nodige te schrijven had.

In menig werk van deze revolutionaire Fransman speelt de hobo een belangrijke rol. Ik noem slechts de Symphonie fantastique (1830), Harold en Italie (1831) en Roméo et Juilliet (1839). Voor Berlioz, zo merkte hij zelf op, was de hobo het uitgelezen instrument om een pastorale idylle te schetsen, het tedere of onschuldige, maar ook elegantie zachtheid, zelfs intimiteit. Een expressiemiddel bij uitstek dus, zeker in de handen van deze grote romanticus.

Maar terug naar Berlioz' verloren hobo, waarvan de verklaring als vlag de lading weliswaar niet dekt, maar wel voor enig verhelderend licht zorgt:

'Despite the many rewarding solos that Berlioz left behind for the oboe, his era is a neglected chapter in the history of the instrument. In terms of instrument design, it was precisely during this time (around 1840) that the oboe became mechanised in France by the Triebert firm, a revolutionary procedure that would see a complete overhaul of its bore and key system, permanently changing its tone to the one we are familiar with today. Th e original boxwood ten-keyed oboe by Guillaume Adler (Paris, c.1835) used on this recording was craft ed right before this transition, and its acoustic properties are therefore more akin to late eighteenth-century ‘classical’ models that would have been familiar to Mozart, Gluck and Grétry than to the modern instrument now seen and heard in symphony orchestras. For the pianoforte, we have chosen an original model in rosewood by Erard (London, 1840).'

Verhelderend in zoverre, dat de hobo ten tijde van Berlioz, maar ook daarna een belangrijke rol speelde in niet alleen het orkestrepertoire, maar ook in de blazersensembles en de kamermuziek. Volgens Palameta ontbreekt dit ankerpunt echter in het negentiende-eeuwse solorepertoire. Er was toen zelfs sprake van een regelrechte 'hobocrisis':

'[...] there is a commonly-held view that the nineteenth century was a time of crisis for the oboe’s solo repertoire, an ‘unforgivable oversight’ shared by musicians, scholars and music-lovers alike. ‘It is simply a badge of historical injustice that oboists must wear’ — such was the lament of the renowned oboist Léon Goossens, echoing the idée reçue that the instrument fell into disuse because it was considered incompatible with the aesthetics of Romantic expression. Our programme excavates a handful of evocative compositions from early nineteenthcentury France to provide a reassessment of this preconception.'

Het leidde in ieder geval tot het idee van dit album met daarop tien al lang en breed vergeten of veronachtzaamde stukken die alle in toen populaire vormen zijn gegoten: nocturne, romance, vocalise en 'airs variés en waarvan een aantal werd gecomponeerd door uiterst virtuoze hoboïsten (wat in hun composities uiteraard ook tot uitdrukking komt).

Maar het is om nog een andere reden bijzonder repertoire: het merendeel was niet voorhanden in een moderne gedrukte editie, waardoor Palameta zich oriënteerde bij de eerste drukken zoals die worden bewaard in de Bibliothèque Nationale de France. De vruchten van zijn arbeid laten ons nu kennismaken met uitrgesproken sentimentele en lyrische 'rariteiten', waarvan de meeste nooit eerder zijn opgenomen, maar die wel de unieke timbres en speelkarakteristieken van de hobo laten horen, aangevuld door de fraaie klank van de Londense Erard. Waarmee het verhaal echter nog niet uit is, want het speelplezier en de instrumentale beheersing laten evenals de kleurige opname werkelijk niets te wensen over.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links