CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2023 |
Duello d'Archi a Venezia: letterlijk vertaald de strijd met de strijkstokken in Venetië, in dit geval tussen Antonio Vivaldi (1678-1741), Francesco Maria Veracini (1690-1768), Giuseppe Tartini (1692-1770) en Pietro Locatelli (1695-1764), volgens het cd-boekje de vier ‘musketiers' op de viool in Venetië in de eerste helft van de achttiende eeuw, die de fakkel hadden overgenomen van de in 1713 in Rome overleden Arcangelo Corelli. Die ‘strijd' is er in werkelijkheid waarschijnlijk nooit geweest, althans niet zoals de albumtitel suggereert, maar pais en vree was het in die dagen in het muzikale Venetië zeker niet. Er is veelal bericht over de (soms zelfs meedogenloze) rivaliteit tussen componisten en musici, zich gedragend als ware kemphanen die er niet tegenop zagen om te pas en te onpas hun meestal niet terechte maar o zo bittere kritiek op elkaars prestaties te leveren. Zo betitelde Vivaldi Tartini als een ‘slechte violist' (die hij zeker niet was) en vond Tartini de muziek van Vivaldi juist ‘oppervlakkig' (wat zij zeker niet is, al dacht ene heer Stravinsky daar anders over). Veracini, ook buiten het muziekleven een nogal excentrieke figuur, maakte eveneens graag ruzie met zijn medemuzikanten en ging daarbij zelfs zover dat hij na de zoveelste stevige woordenwisseling, ditmaal met Johann Georg Pisendel (1687-1755), van pure drift uit het raam sprong. Of hij vooraf het aantal meters goed had ingeschat vertelt het verhaal niet, maar wel dat hij gelukkig goed terecht kwam … En de viool? Dat was bij uitstek het instrument van de confrontatie, en daarmee een ideaal ‘wapen' om virtuositeit en dus technisch meesterschap te demonstreren. Of nog een stapje verder te gaan door er gedurfde acrobatiek op los te laten. Dat mag nu nogal platvloers lijken, maar het publiek zich toen graag door speltechnisch bravoure verleiden en door acrobatische hoogstandjes choqueren. De sterk overdreven capricieuze en virtuoze hoogstandjes leken het narcistische karakter van dat solospel alleen maar te bevestigen en de flamboyante stijl waarin dit was vervat deed de rest. De overgeleverde composities van dergelijke meesters op hun instrument getuigen er weliswaar van, maar het zijn minstens enige Venetiaanse bruggen te ver om de muziek dan gelijk maar te bestempelen als alleen maar epaterend virtuoos en daardoor per saldo inhoudsloos. Wat we horen is een uitgelezen symbiose tussen virtuositeit en affect, tussen technisch meesterschap en muzikanteske expressie. Het extravagante karakter van deze vier stukken komt niet beter tot uitdrukking dan in de inderdaad duizelingwekkende cadensen en caprices, waarin de soloviolist toen en nu zich geconfronteerd weet met een ook in stilistisch opzicht veelkoppig monster dat zich alleen op het hoogste spelniveau bedwingen laat. Maar ook in puur orkestraal opzicht zijn de gestelde eisen, en zeker niet in de laatste plaats die aan de houtblazers, zeker niet mis. Chouchane Siranossian (zij bespeelt twee barokviolen van respectievelijk Giuseppe en Antonio Gagliano en Giovanni Battista Guadagnini) excelleert in warme, gloedvolle en tegelijkertijd transparante toonvorming. Haar spel is dusdanig levendig, gedurfd en tevens lyrisch-expressief dat het de luisteraar direct voor zich inneemt. Marcons ensemble (8 violen, 2 alten, 2 celli, violone, 2 hobo's, 2 trombones, theorbe, pauken, orgel en klavecimbel) is in dit repertoire net zo gepokt en gemazeld en heeft daarmee een grote reputatie verworven. De opname is subliem. En de muziek? Die is mede dankzij zij deze buitengewoon goed geslaagde vertolkingen van dien aard dat ik de cd meerdere malen van begin tot eind heb beluisterd en het daarbij zeker niet zal laten. Tot slot nog dit. Van Tartini werd gedacht dat hij slechts enige caprices voor zijn concerten op zijn naam had staan, maar dankzij de musicologe Margherita Canala kwam er nog een caprice – en dan ook nog een uitgebreide – in het handschrift van de componist boven water. De caprice heeft een plaatsje gekregen in het op dit album vastgelegde vioolconcert. index |
|