Ullmann: Pianoconcert op. 25 - Pianosonates nr. 3 & 7
Annika Treutler (piano), Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin o.l.v. Stephan Frucht
Berlin Classics
C301463 • 61' •
Opname: 2019, Jesus-Christus-Kirche, Berlijn-Dahlem
|
|
|
Viktor Ullmann werd op 1 januari 1898 in Teschen (nu Ceský Tešín of Cieszyn) in Silezië geboren uit Duits-Tsjechische ouders. Zijn joodse vader was officier in het Oostenrijkse leger. Viktor was elf jaar oud toen het gezin naar Wenen verhuisde, waar hij - na een jaar onder de wapenen te zijn geweest - in 1918 rechten ging studeren. In datzelfde jaar kwam hij in de compositieklas van Arnold Schönberg terecht, wat tamelijk opzienbarend was want de componist nam normaal gesproken geen leken als leerling aan. Al spoedig behoorden onder anderen Alban Berg en Alexander von Zemlinsky tot zijn vriendenkring, maar in tegenstelling tot de verwachtingen bleef Ullmann zijn eigen stijl trouw en weerstond hij de atonaliteit die de Tweede Weense School kenmerkte.
|
Viktor Ullmann (1898-1944) |
Een eigen operahuis
In de jaren twintig was Ullmann koorleider en repetitor aan het Nieuw-Duits Theater in Praag en als zodanig de assistent van de muzikale directeur, Alexander von Zemlinsky. Hij schopte het zelfs tot assistent-dirigent en deed er veel opera-ervaring op. Gewapend met kennis, ervaring en aanbevelingen trok hij in 1927 naar de stad Aussig in Noord-Bohemen (nu Usti nad Labem), waar hij zelf een operahuis uit de grond stampte en al in het eerste seizoen veel belangstelling trok met zijn uitvoeringen van opera's van onder anderen Mozart, Smetana, Strauss en Wagner. Uit die tijd stammen ook de Symfonische fantasie en de Vijf variaties en dubbelfuga op een thema van Arnold Schönberg voor pianosolo (later omgewerkt tot Variaties en fuga op een thema van Arnold Schönberg voor strijkkwartet en orkest.) Zürich en Stuttgart
Onduidelijk is gebleven waarom Ullmann het al na een seizoen in Aussig voor gezien hield. Hij keerde terug naar Praag, waar hij als leraar aan de slag probeerde te komen. Daar ontstond ook zijn Concert voor orkest. Van 1929 tot 1931 was Ullmann als dirigent en artistieke leider verbonden aan het muziektheater in Zürich, waarbij hij ook kennismaakte met het antroposofische gedachtegoed van Rudolf Steiner, de zoektocht naar de samenhang tussen de mens en het geestelijk wezen van de kosmos. Steiners leer had een dusdanig sterke invloed op de dan 33-jarige Ullmann dat hij zijn muzikale loopbaan eraan gaf en in 1931 in Stuttgart een boekwinkel begon die zich specialiseerde in de boeken en geschriften van en over Steiner.
Terug naar Praag
Toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, was er voor de antroposofie natuurlijk geen plaats meer en zag Ullmann de donkere buien al hangen. Hij week uit naar Praag en vatte daar zijn muzikale leven weer op, hij gaf muziek- en compositielessen, componeerde weer en nam zelf les bij de componist Alois Haba, die evenals Ullmann de antroposofische leer was toegedaan en die tot de modernisten werd gerekend. Daarnaast schreef Ullmann muziekrecensies, was hij betrokken bij radio-uitzendingen over muziek en nam hij deel aan allerlei muzikale activiteiten in verenigingen en sociëteiten.
Londen
Ullmann viel ook in de prijzen. Twee composities werden beloond met de prestigieuze Emille Hertzka-prijs: in 1934 voor de orkestversie van Variaties en Fuga op een thema van Arnold Schönberg en in 1936 voor de opera Der Sturz des Antichrist. Nog in 1938 reisde Ullmann naar Londen om in het kader van het Nieuwe Muziek Festival de uitvoering bij te wonen van zijn Tweede strijkkwartet. In 1939 ontstond zijn overwegend lyrische Pianoconcert, dat tamelijk bekend is geworden.
Het licht gedoofd
Na Hitlers triomftocht door Praag op 16 maart 1939 en de uitroeping van het rijksprotectoraat Bohemen en Moravië werd ook het muzikale licht in Tsjecho-Slowakije meer en meer gedoofd. In september 1941 was het gedaan met de publieke concerten met muziek van joodse componisten, waaronder Mendelssohn en Mahler. Joodse musici werd het werken bovendien verboden en dus moesten zij onder gefingeerde Tsjechische nemen hun toevlucht nemen tot illegale muziekavonden.
|
Het Tsjechisch identiteitsbewijs van Viktor Ullmann |
Depressies
Tot zijn deportatie naar Theresienstadt leed Ullmann dusdanig onder hevige depressies dat opname in een kliniek noodzakelijk werd. Het verlies van de beide ouders in korte tijd en het feit dat twee van zijn vier kinderen met een van de laatste zogenaamde kindertransporten via Zweden naar Engeland waren geëvacueerd, bevorderden zijn genezingsproces niet en verkeerde hij in een depressieve en lethargische toestand die het hem onmogelijk maakte om ook zelf een veilig heenkomen te vinden. Voor gezonde mensen was het al een enorme opgave om via de nog resterende vluchtroutes te ontkomen, dwarsgezeten en getergd door onverschilligheid en bureaucratie, laat staan voor de zieke Ullmann. Theresienstadt
Ullmann en zijn derde echtgenote Elizabeth arriveerden met een van de transporten uit Praag op 8 september 1942 in het getto van Theresienstadt. Direct na aankomst moesten zij zich met zo'n duizend andere gedeporteerden melden bij het zojuist in gebruik genomen, nieuwe crematorium, een voettocht van twee kilometer vanaf het aankomststation in Bohusovice. Zij moeten hebben gedacht dan hun laatste uur geslagen was, maar nog diezelfde dag werden met Duitse Gründlichkeit ze in het getto geregistreerd.
|
|
|
Aankondiging van de uitvoering van Smetana's 'De verkochte bruid' |
'Freizeitgestaltung'
Ullmann was er tijdens zijn werkzame leven als componist weliswaar nooit in geslaagd om een uitgever voor zijn werk te vinden, maar hij had inmiddels zo'n veertig composities op zijn naam staan, waaronder twee opera's (Der Sturz des Antichrist en Der zerbrochene Krug), twee strijkkwartetten, vier pianosonates, liederen en orkestwerken, en hij was bekend genoeg om in het getto al snel op te vallen. Hij werd niet ingedeeld bij de gangbare werkploegen, maar kreeg met de Tsjechische componist Hans Krása (1899-1944) de opdracht om de al door de Roemeense musicus Raphael Schaechter (1905-1944) in gang gezette Freizeitgestaltung in het kamp verder te organiseren. Hij formeerde een ensemble om uitvoeringen te geven van het werk van andere gevangenen in Theresienstadt, zoals van Gideon Klein, Hans Krása, Pavel Haas en ook van hemzelf. Zelfs muziek van Mahler, Schönberg en Zemlinsky verscheen op de programma’s. En hij schreef er recensies over, zoals hij in goede tijden gewend was te doen.
|
Leo Haas: Cabaret in Theresienstadt |
Ullmann blijft componeren
Maar Ullmann componeerde ook in het getto, in dit opzicht zelfs het meest vruchtbare deel van zijn creatieve leven. Daar ontstonden meerdere liederencycli, drie pianosonates, zijn Derde en tevens laatste strijkkwartet, het symfonisch gedicht Don Quixote danst een fadango naar de gelijknamige opera en voltooide hij in juli 1944 het meesterlijke Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke voor verteller, piano en orkest. Raphael Schaecter gaf daarvan aan de piano de eerste uitvoering in het getto. Zijn bekendste werk, de satirische opera Der Kaiser von Atlantis oder der Tod dankt ab was in hoofdlijnen al in 1934 gereed, maar werd pas in gevangenschap voltooid (de wereldpremière was op 16 december 1976 in het Amsterdamse Bellevue). Tot een uitvoering kwam het toen niet, want na enige repetities vonden de SS-officieren dat hun Führer op de hak werd genomen. Het zou overigens daarna nog vier decennia duren alvorens de première van het werk een feit was.
Zevende pianosonate
Ullmanns heeft zijn laatste compositie, de Zevende pianosonate, opgedragen aan drie van zijn vier kinderen, Max, Jean en Felicia. Pavel, het jongste kind, stierf op 14 december 1943, net drie jaar oud, in het getto. Max was twaalf toen hij in 1944 in Auschwitz stierf. Jean en Felicia overleefden als door een wonder de verschrikkingen.
De sonate bedoeld voor uitvoering door zijn eveneens in het getto bevindende landgenote, de pianiste Juliette Arányi (ook zij verloor het leven, waarschijnliijk eveneens in Auschwitz). Het werd voltooid op 22 augustus 1944 en heeft vijf delen: 1. Allegro; 2. Alla Marcia ben misurato; 3. Adagio ma con moto; 4. Allegretto grazioso; 5. Variationen und Fuge uber ein hebräisches Volkslied. Het autobiografische karakter wordt onderstreept door citaten uit Gustav Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen en Richard Heubergers Der Opernball, maar ook uit zijn Der Sturz des Antichrist. De finale is onder meer ontleend aan Yehuda Sharetts Lied van Rachel, een zionistisch lied uit 1932. Het B-A-C-H thema duikt op, er is een verwijzing naar het Cruger-koraal Nun danket alle Got en het slot wordt ondergedompeld in een overtuigend stralend D-groot, alsof het leven nog zoveel in petto heeft. Maar in Ullmanns handschrift openbaart zich de twijfel: 'Leise ist mir noch Hoffnung später Wiederkehr' ('In mij sluimert nog de hoop van een verlate terugkeer'.)
Uit de vele aantekeningen in het manuscript blijkt dat Ullmann plannen koesterde om de sonate alsnog tot symfonie te orkestreren, een taak die in 1989 de Duitse componist Bernhard Wulff op zich nam en het werk als zodanig voltooide. Waarna het werd geboekstaafd als Ullmanns Tweede symfonie.
Verloren gegaan
Helaas is er werk verloren gegaan, zoals de opera Peer Gynt, de Tantalos fantasie voor orkest en een orkestwerk dat hij tijdens zijn studie bij Alois Haba componeerde. De Symphonische Messe zur Ehren des Erzengels Michael uit 1936 en het reeds genoemde Concert voor orkest zijn eveneens verdwenen. Maar er moet aanzienlijk meer zijn geweest dat niet meer boven water is gekomen, getuige een notitie van Ullmann:
'Ik heb hier in Theresienstadt heel veel nieuwe muziek gecomponeerd, meestal op verzoek van pianisten, zangers en dirigenten en bedoeld als vrijetijdsbesteding in het getto. Het zou onzinnig zijn om ze allemaal te tellen, zoals het ook onzinnig zou zijn om op te merken dat het in Theresienstadt onmogelijk zou zijn geweest om piano te spelen als er geen piano voorhanden was geweest. Verder zal het komende generaties een zorg zijn dat wij op dit ogenblik een gebrek aan muziekpapier hebben.'
En:
'Theresienstadt was en blijft voor mij een school die structuur onderwijst. Vroeger, toen men dankzij het comfort (dit tovermiddel van de beschaving) niet bij machte was om het gewicht van de wreedheid te voelen, kon die eenvoudig worden genegeerd en was het gemakkelijk om een mooie structuur te scheppen. Maar hier, waar artistieke materie de dagelijkse structuur moet overwinnen en verdragen, waar elke glimp van goddelijke inspiratie zich tegen de omgeving teweer moet stellen, hier vindt men (pas) de meesterklas.'
Vermoord
Niet lang nadat de première van Der Kaiser von Atlantis door de SS was verboden, werden Viktor Ullmann en zijn vrouw Elizabeth op transport gesteld naar Auschwitz, waar zij direct na aankomst, op 16 oktober 1944, in de gaskamers werden omgebracht.
|
|
|
Juliette Arányi met componist Alois Hába in Praag, 1939 |
Juliette Arányi
Ook het lot van de reeds genoemde Juliette Arányi is bekend. Ze kwam op 2 juli 1942 samen met een andere lotgenoten waaronder haar man en kind in het doorgangskamp Theresienstadt (Terezín) aan. Ze maakten deel uit van het Transport AA1. Eenmaal in het getto gaf ze meerdere concerten in het kader van de 'Freizeitgestaltung'. Zo verzorgde ze op 22 september 1943 een klavieravond met werken van Bach, Mozart, Debussy en Chopin. Het concert was zo succesvol dat het een aantal malen werd herhaald. Op 17 april 1944 organiseerde zij een concert met zowel solowerken als kamermuziek van Mozart, dat eveneens een aantal herhalingen mocht beleven. Ze trad er ook regelmatig op met de jonge violist Pavel Kling. Het door Ullmann nog in Praag speciaal voor haar gecomponeerde pianoconcert kwam in het getto helaas niet meer tot uitvoering, hoewel er moeite genoeg voor was gedaan. Zo had Ullmann de orkestpartij apart ingestudeerd om die op de piano uit te kunnen voeren, met Arányi als de soliste. Ullmann was zeer op haar gesteld en verguld van haar muzikale kwaliteiten: ook zijn in 1940 gecomponeerde Derde pianosonate droeg hij aan haar op.
Juliette Arányi, geboren in 1906 en geregistreerd onder de naam Julie Seligová, werd op 6 oktober 1944 samen met haar kind vanuit het getto naar Auschwitz gedeporteerd. Ook haar man, Alexandr Selig, zou onder onbekende omstandigheden omkomen. Volgens het in Praag gevestigde nationaal archief overleed Juliette op 6 april 1945.
Belangrijke herdenkingsuitgave
Het door Berlin Classics aan het Pianoconcert en de beide Pianosonates nr. 3 en 7 gewijde album werd speciaal in januari 2020 uitgebracht in het kader van de 75-jarige herdenking van de bevrijding van Theresienstadt, op 20 januari 1945.
Dat het label koos voor de pianiste Annika Treutler zal, naast haar grote pianistische kwaliteiten, ongetwijfeld verband hebben gehouden met haar inzet voor vervolgde componisten en hun muziek die beide een onvrijwillig einde vonden in de gaskamers, op transport of onder onbekende omstandigheden. Wat tevens tot gevolg had dat de muziek van een aantal van hen juist daardoor na de oorlog lang onder de publieke radar bleven, of zelfs nu nog op (her)ontdekking wacht.
De muziek van Ullmann heeft in de afgelopen dertig jaar gelukkig een renaissance mogen ondergaan, eerst door de wereldpremière van Der Kaiser von Atlantis, en vervolgens in het kielzog daarvan het initiatief van Michael Haas als producer van de Decca-serie Entartete Musik in de jaren negentig.
Muziek ook die ondanks die reeds vermelde compositieklas van Schönberg de atonaliteit niet aankleeft en waarvan het avontuur juist begint met als wezenskenmerk de grote intervallen waarvan Ullmann zich graag in zijn composities bedient. Maar het mag dan niet atonaal zijn, het is wel Ullmanns 'eigen tonaliteit' die uit zijn werk zo duidelijk spreekt. Het leidt veelvuldig tot spanningen, die in het discours zelfs nog danig worden uitvergroot. Deze ronduit fascinerende conflictstof brengt de toehoorder evenwel niet in verwarring doordat de verschillende tooncentra als ankerpunt overeind blijven, de structuur van het werk daardoor vrij gemakkelijk gevolgd kan worden.
Dat is ook precies wat deze bijzonder goed geslaagde vertolkingen openbaren: dat Ullmanns muziek zich een eigen 'spraak' heeft aangemeten, maar nergens aan strikte helderheid inboet. Wat daaraan verder nog bijdraagt is de in stilistisch opzicht sterke verbondenheid tussen het Pianoconcert uit 1939 en de Derde pianosonate uit 1940. Inhoudelijk weerspiegelen ze de moeilijke tijd waarin de componist zich toen bevond: in 1939 zijn verwoede maar niet geslaagde pogingen om et land te verlaten en in 1940 zuchtend onder de Duitse bezettingsmacht in Praag.
Annika Treutler:
'Das Wissen, dass sie ähnliche musikalische Bestrebungen, hoffnungsvolle Lebensziele gehabt haben muss wie ich, und nicht in der Lage war, diesen nachzugehen, ist erschütternd. Jederzeit weckt es in mir das große Bedürfnis, diese Geschichte zu erzählen, damit sie sich niemals wiederholt und wirklich jeder Mensch frei und in Würde leben darf.'
Welnu, 'vertellen' kan ze, daarin op niet minder indrukwekkende wijze bijgestaan door het Berlijnse orkest onder leiding van Stephan Frucht in een uitstekende opnametechnische omlijsting. Uitvoeringen die worden gekenmerkt door spiritualiteit en virtuositeit, structureel uiterst gedegen en gebracht met een aplomb om 'U' tegen te zeggen. Met hoofdletter welterverstaan!
Naschrift: Ook elders op onze site vindt u besprekingen van het werk van Viktor Ullmann. Daarnaast wijs ik u graag naar de diverse artikelen over ('entartete') muziek en de Holocaust (u vindt de links in het 'muziek' menu op de thuispagina). Meer over het doorgangskamp Theresienstadt vindt u in deel 3 van onze artikelserie Muziek achter prikkeldraad. Zie verder ook de website van The Viktor Ullmann Foundation.
_____________
Ook in ons land werd aandacht besteed aan het Pianoconcert van Viktor Ullmann: door Ralph van Raat en het Orkest van het Oosten o.l.v. Gerd Albrecht (23-25 september 2010 - klik hier) en in de NTR ZaterdagMatinee op 22 januari 2022 door Hannes Minnaar en het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. James Gaffigan.
|