CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2025

Flemish Organ Heritage

(De) Vaere: Preludium & Fuga

Tinel: Orgelsonate op. 29

Callaerts: Petite Fantaisie op. 22 nr. 2

Roelstraete: Toccatella con Fughetta op. 28

Peeters: Concert Piece op. 22

(Van) Hulse: Symphonia Mystica op. 53

Ignace Michiels (orgel)
Passacaille 1119 • 76' •
Opname: 27 mei 2024, Sint Salvatorskathedraal, Brugge (B)

 

In april besprak ik hier de dubbel-cd met de complete orgelwerken van César Franck door de Vlaamse organist en muziekdocent Ignace Michiels (Brugge, 1963), een waar juweel van niet alleen compositorische orgelkunst maar ook van orgelspel. Ik schreef toen dat menige orgelliefhebber niet anders zal hebben verwacht, want Michiels heeft in de loop der jaren een breed en veelzijdig repertoire opgebouwd en geniet mede daardoor wereldwijde bekendheid. Ook zijn opleiding mag worden gezien: hij studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven en aan de conservatoria in Brussel, Gent en Parijs (waar hij de Prix d'Excellence in de wacht sleepte).

Ignace Michiels

Nu dan dus deze geheel aan de Vlaamse orgelmuziek gewijde cd, een onderneming van formaat waarvan de wortels teruggaan naar de zestiende eeuw, met het orgel toen als belangrijke drager van de heersende cultuur zoals die vanuit kloosters, kerken en kathedralen werd gedragen. Eerst in de (vroege) Barok ontstond geleidelijk een orgelrepertoire dat werd gevormd door fantasieën, preludes, toccata's en fuga's, veelal geïnspireerd door hetgeen de Noord-Duitse meesters op dit gebied demonstreerden. Eerst in de negentiende eeuw vond er een stilistische transitie plaats naar het meer (vroeg)romantisch, later ook symfonisch getinte idioom; terwijl in de tweede helft van de vorige eeuw de klemtoon juist meer kwam te liggen op de historiserende uitvoeringspraktijk, naast uiteraard eigentijdse composities.

Een stimulerende factor daarbij vormde zeker de kwalitatief hoogstaande Vlaamse orgelbouw, met namen als die van Pieter d'Oude Van Peteghem (1708-1787) en Pieter Albertus Loncke (1821-1897), die zeer hoogwaardige instrumenten leverden die excelleerden in een glanzende klank en uitgebreide registers. Instrumenten die hun waardevolle diensten bewezen in zowel het barok- als het latere romantische én zelfs eigentijdse repertoire.

Mede gestimuleerd door de historiserende uitvoeringspraktijk won vanaf eind jaren zestig van de vorige eeuw het restauratievak aan belang en aantrekkelijkheid, wat leidde tot de komst van daarin gespecialiseerde bedrijven, zoals die van Patrick Collon. Werkplaatsen die tevens het onderhoud voor hun rekening namen en die een goed belegde boterham hadden aan de vele monumentale orgels in met name West-Vlaanderen, waaronder uiteraard ook Antwerpen.

Ook magazines op orgelgebied raakten in zwang, zoals het vier keer per jaar verschijnende Vlaamse tijdschrift Orgelkunst (vaak met een cd bijgevoegd) dat zich richt op de Vlaamse orgelcultuur uit verleden, heden én toekomst. In de met zorg uitgekozen themanummers vinden de liefhebbers veel informatie over historische orgels en hun bouwers, met daarnaast een ‘orgelagenda' met een overzicht van concerten in kerken en dergelijk in heel Vlaanderen.

In ons land is een van de belangrijkste uitgaven op dit gebied het meer beroepsmatig georiënteerde Het Orgel dat eveneens vier maal per jaar verschijnt en wordt uitgegeven door de KVOK, de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici.

Interessant is ook het Nederlandse online-tijdschrift De Orgelvriend dat tien keer per jaar verschijnt en eveneens veel aandacht besteedt aan de orgelcultuur in de meest uitgebreide zin, met veel achtergrondartikelen, besprekingen (boeken, cd's, dvd's, enz.) en een concertagenda.

Niet alleen de conservering van het Vlaamse muzikale erfgoed is van groot gewicht, maar ook dat het onder de aandacht wordt gebracht én gehouden, zich daarmee verder uitstrekkend dan slechts het onderhouden van een museale of zo u wilt ‘fossiele' functie. Ik herinner in dit verband aan de fenomenale cd-serie Flanders' Fields, een uiterst waardevol initiatief van het Vlaamse muzieklabel Phaedra, opgericht door Luc Famaey, met inmiddels ruim honderd titels en waarvan we er een aantal op onze site hebben besproken. Helaas stopte Famaey er begin 2019 mee en werd het label overgenomen door Dutch Music Works (DMW), hetgeen – voor zover ik dat heb kunnen zien – geen succesvolle overstap is geweest (er is nog steeds geen catalogus van het Phaedra-aanbod op de site van DMW verschenen).

Maar terug naar Ignace Michiels die met het Vlaamse muzieklabel Passacaille ongetwijfeld veel beter uit zal zijn en voor dit Vlaamse orgelprogramma opnieuw het kolossale Klais-orgel in de Sint-Salvators-kathedraal in Brugge heeft ‘aangesproken' (de gegevens van het orgel vindt u hier) om deze zes orgelwerken in een muzikaal schitterend licht te plaatsen. Orgelwerken van zes Vlaamse componisten die in ons land niet of nauwelijks bekendheid genieten, terwijl hun muziek dat naar mijn mening wel degelijk verdient. Ter ondersteuning van die kennismaking hieronder een samenvatting van de door de organist in het cd-boekje gegeven toelichting.

Het samengestelde programma is mede gestoeld op interessante dwarsverbanden, te beginnen bij de pianist en componist André Devaere (1890-1914), die in november 1914 - de Eerste Wereldoorlog was pas een paar maanden oud - werd ingelijfd bij het Belgische leger en naar de gevechtslinies rond de rivier de IJzer werd gezonden. Al tien dagen later werd hij echter bij Sint-Joris door een Duits projectiel in de longen getroffen. Zwaargewond werd hij overgebracht naar het in Calais gevestigde Anglo-Belgisch Militair Hospitaal nr. 2, toen algemeen aangeduid als 'Pensionnat Sophie Berthelot', waar Devaere op 14 november 1914 overleed. Hij werd begraven op het militair kerkhof Cimetière du Nord in Calais.
Kort voor zijn zeventiende verjaardag mocht Devaere de eerste prijs voor zijn pianospel aan het Conservatorium van Brussel in ontvangst nemen, waar hij studeerde bij Arthur De Greef. Of hij een wonderkind was? Het heeft er alle schijn van, want op zijn elfde was hij als organist al verbonden aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk. Het zat duidelijk in zijn genen, want vader Oktaaf Devaere kreeg op datzelfde Conservatorium eveneens de eerste prijs, en wel voor zijn orgelspel (later werd hij organist aan de Sint-Maartenskerk in Kortrijk).
André Devaere liet - zijn leeftijd zegt het eigenlijk al - slechts een klein oeuvre na, waaronder twee orgelwerken die op dit album voor het eerst samen worden gepresenteerd. De prelude en fuga werden ingezonden voor de fameuze Prix de Rome. Devaere schreef het tijdens zijn compositieopleiding bij Edgar Tinel, destijds directeur van het Brussels Conservatorium. Diens correcties zijn op Devaeres manuscript te zien. Het werd eerst na Tinels dood in diens kamer in Brussel gevonden. De uitvoering van het werk is aan de hand een handgeschreven afschrift van de componist en musicoloog Herman Roelstraete, die Devaeres manuscripten in bewaring had. Ze kwamen uiteindelijk terecht in het archief van de Koninklijke Bibliotheek van België.

Edgar Tinel (1854-1912) begon zijn loopbaan als piano- en orgelvirtuoos, maar gaf deze vrij spoedig op om zich toe te kunnen leggen op het componeren. Vandaag de dag is zijn muziek echter vrijwel vergeten, Hij studeerde aan het Conservatorium van Brussel piano bij Jean-Baptiste Michelot en orgel bij Alphonse Mally.
Rond 1885 ontstond de Orgelsonate in g, op. 29. Het zou zijn enige grote orgelwerk blijven. Tinels lichtende voorbeelden waren Brahms, Schumann en Mendelssohn. Hij noemde ze, samen met Bach, 'apostelen van het Ideaal'. Met de opera's van Wagner had hij weinig op: hij erkende weliswaar diens genie, maar getekend door een streng streng-katholieke opvoeding vond hij ze 'amoreel' (wat hem overigens niet belette om er bepaalde fragmenten uit te dirigeren!)

Joseph Callaerts (1830-1901), leerling van Jacques-Nicolas Lemmens aan het Brussels Conservatorium, was sinds 1850 organist bij de Jezuïeten in Antwerpen om in mei 1855 Karel Delin op te volgen als titularis-organist van de Antwerpse kathedraal. Toen had hij zijn orgeldiploma nog niet eens op zak! Hij moet een voortreffelijke organist zijn geweest, maar daarnaast - in die zin ook in de voetsporen van Bach - een veelgevraagde deskundige op het gebied van de orgelbouw. Daarnaast maakte hij zich als pedagoog verdienstelijk. Vanaf 1867 doceerde Callaerts orgel en praktische harmonie aan de Antwerpse Muziekschool (het latere Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium).
Callaerts componeerde naast zijn drukke werkkring een groot aantal religieuze werken, waaronder cantates, koorwerken en liederen. Ook schreef hij voor orkest en kleine ensembles, componeerde hij een opera en zo'n zestig orgelstukken.
Van dat grote oeuvre werd na zijn dood alleen nog de Toccata (in e-klein) vrij regelmatig gespeeld, een paradepaardje in handen van vooraanstaande organisten, waardoor hij in degelijke orgelkringen als na de jaren vijftig als componist minder serieus werd genomen. De door Michiels vastgelegde Petite Fantaisie 'munt - ik citeer opnieuw Michiels - uit door de elegante lyriek van een melodie [aan het begin en het slot], alsook door de mooie romantische harmonieën in het middendeel'.

De naam van Herman Roelstraete ((1925-1985) viel reeds. Hij ontving zijn basisopleiding piano, orgel, kerkmuziek en muziektheorie aan de koster- en organistenschool in Torhout. Temidden van alle oorlogsperikelen ging hij in 1942 naar het Lemmensinstituut in Mechelen om het daar in 1946 tot laureaat te brengen. Zijn orgeldocent was Flor Peeters, terwijl Marinus de Jong hem lesgaf in contrapunt. Roelstraetes studietocht voerde hem tevens naar de conservatoria in Brussel en Gent. De vormingsjaren werden afgerond met privélessen orkestdirectie bij René Defossez, compositie bij Marcel Poot en dodecafonisch componeren bij Matthyas Seiber. Roelstraete was vooral heel druk als organist, dirigent, componist, onderzoeker en muziekpedagoog, eerst in Izegem en later in heel Vlaanderen maar ook in Brussel. Voor orgel componeerde hij een groot aantal werken, waaronder de op deze cd vastgelegde, uit 1954 daterende, op het plechtige Salve Regina rustende Toccatella en Fughetta (op. 28).

Flor Peeters (1903-1986) - ook zijn naam viel eerder - componeerde als zijn grootste werk een orgelconcerto. Het ontstond tijdens de donkere laatste weken van 1944, ten tijde van het bloedige Ardennenoffensief. Het stuk ging in 1945 in première bij de Belgische omroep.
Precies een decennium later publiceerde Peeters voor orgel solo een verkort arrangement van de finale van dit orgelconcert onder de titel Concert Piece (op. 52a). Het begint met de spectaculaire solocadens van het orgelconcert, eindigend met enkele briljante slotpagina's, met het rustige middendeel - waarin enkele van de meest lyrische elementen uit de orkestversie zijn verwerkt - als welkom contrast.
Peeters beschreef enkele van zijn werken als fresco's met een Vlaams karakter: energiek ritme, decoratieve vorm, krachtige substantie en kleurrijke registratie.
Peeters groeide op in een muzikale omgeving, als jongste in een gezin van elf kinderen. Als zestienjarige begon hij aan zijn muziekstudie aan het Lemmensinstituut, waar hij werd onderwezen door Lodewijk Mortelmans, Jules van Nuffel en Oscar Depuydt. Na zijn einddiploma in 1921 werd hij in datzelfde jaar tweede organist aan de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Twee jaar later wachtte hem het orgelleraarschap aan datzelfde Lemmens Instituut en volgde zijn benoeming tot titularis-organist aan Sint-Rombouts. Voorts doceerde hij ook orgel in Gent, Tilburg en aan het Conservatorium van Antwerpen (waar hij van 1952 tot 1968 directeur was).

Dan tot slot van deze kaleidoscoop Camil Van Hulse (1897-1988), volgens Michiels wel een onbekende maar desalniettemin interessante organist, pianist en componist. Hij stamde uit Sint-Niklaas en overleed ver van huis, in het Texaanse Tucson.
Van Hulse kreeg zijn eerste lessen van vader Gustaaf (componist, organist van de dekanale plaatselijke Sint-Niklaaskerk én leerling van eerst Edgar Tinel!), vervolgens van Edward Verheyden, Lodewijk Mortelmans, Frans en Constant Lenaert aan het Conservatorium van Antwerpen en ten slotte van Arthur de Greef aan het Conservatorium van Brussel. In 1919 volgde hij zijn vader op als organist van de Sint-Niklaaskerk.
Na het afsluiten van zijn studieperiode emigreerde hij in 1923 om gezondheidsredenen naar Tucson, waar hij in 1924 organist werd van de plaatselijke All Saints Church en tevens het initiatief nam tot oprichting van een symfonieorkest. Hij maakte verder naam als concertorganist en componeerde een groot oeuvre (er zijn zo'n 130 werken van zijn hand bewaard gebleven), waaronder meerdere orgelstukken.
In zijn Symphonia Mysica vinden we - zo schrijft Michiels - enerzijds invloeden van de twintigste-eeuwse Belgische orgelschool, met als voornaamste vertegenwoordiger Joseph Jongen.
De componeerstijl van Van Hulse is overwegend laatromantisch vermengd met nieuwe invloeden zoals het expressionisme. Anderzijds toont zijn stijl ook Amerikaanse invloeden uit de filmmuziek en de jazz.

De in mei 2024 in de Sint Salvatorskathedraal in Brugge door Marien Stouten gemaakte opname toont de vele fascinerende kleuringsaspecten van het imposante Klais-orgel. Dat blijkt ook uit de imponerende contrastwerking tussen de 'normale' 8-voet en de een octaaf lagere 16- voet en de twee octaven lagere 32-voet. Zeker luidsprekers die écht laag én onvervormd dergelijke orgelklanken kunnen voorbrengen zorgen voor - mits hoorbaar maar anders wel voelbaar! - niet alleen een zeer indrukwekkend fundament, maar tevens voor een extra warme gloed in de erboven gelegen frequenties. Bovendien komt daardoor de ruimte waarin de opname is gemaakt optimaal tot leven; zoals op deze zeer geslaagde opname zeker het geval is.

Maar natuurlijk gaat de meeste aandacht uit naar het sublieme orgelspel van Ignace Michiels en de daarbij behorende, uiterst smaakvol gekozen registraties.

In zijn nawoord bedankt Michiels Johan Huys (Gent, 1942), die in Vlaanderen een grote reputatie heeft opgebouwd als toetsenist, pedagoog en adviseur:

Ik wil Johan Huys bedanken voor zijn onvermoeibare toewijding en passie om vergeten en markante muziek weer tot leven te wekken.
Zijn inzet en ondersteuning dragen bij aan de herontdekking van waardevolle muzikale schatten, waarvoor ik diep dankbaar ben.

Ik kan er slechts aan toevoegen: profiteer ervan en geniet van deze saillante muziek met volle teugen!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links