CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2021 |
In het cd-boekje is een fraai gedicht van Franz Grillparzer opgenomen dat de cellist Floris Mijnders ongetwijfeld speciaal voor dit album heeft uitgekozen:
Dat is wat dit album ook bij wijze van spreken in zich heeft: muziek die ons het gehele universum biedt. Floris Mijnders ben ik al geruime tijd geleden uit het zicht verloren. Ik ken hem vooral als solocellist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, waar ik hem regelmatig op het podium, meestal vooraan, rechts van de dirigent, kon gadeslaan. Een bevlogen musicus die in 2015 Rotterdam verliet voor een (nog) betere positie in München, waar hij was aangesteld als solocellist bij de Münchner Philharmoniker. Talent verloochent zich niet, laat dat duidelijk zijn! Dat voor dit album de keus op de pianist Jelger Blanken viel is niet verwonderlijk, want Mijnders en hij zijn niet alleen goed bevriend, maar ze voelen elkaar muzikaal ook volmaakt aan en zou je met recht mogen zeggen dat hun beider muzikaliteit van hun vingers gutst. Dat laatste misschien zelfs wel letterlijk, want tijdens de opname in de kerk was het maar liefst 35 graden en was het volgens producer Frerik de Jong van Kleinman Audio (hij bestiert tevens het 7 Mountain Records label) daardoor bepaald geen sinecure om de beide instrumenten goed op stemming te houden.
Het heeft zich echter 'uitbetaald', want het is een sublieme uitgave geworden waarin het bekende met het minder bekende (hoewel, alles is relatief.) is samengebracht. Zo zal niet iedereen weten dat de 19-jarige Richard Strauss in 1883 een heuse Cellosonate componeerde. En wie kent Ludwig Thuille (1861-1907), die in Bolzano, toen nog behorend tot het Oostenrijkse keizerrijk, het levenslicht zag? Hij maakte vooral naam als docent aan het Conservatorium van München, waar hij onder meer lesgaf aan Ernest Bloch (die later zou uitgroeien tot een veel bekender componist). Rond het fin-de-siècle was hij met Richard Strauss, Hans Pfitzner en Max von Schillings oprichter van de Neue Münchner Schule. Thuille is ook met de dirigent Rudolf Louis de auteur van een lijvig muziektheoretisch boekwerk: Harmonielehre (overigens bepaald niet het enige in zijn soort), dat op het conservatorium voor zijn studenten als richtsnoer diende en nog steeds voor onderwijsdoeleinden wordt gebruikt. Zijn weldadige Cellosonate in d, op. 22 dateert uit diezelfde periode en verscheen in 1902 in druk. Het in strikte sonatevorm vormgegeven werk vertoont duidelijk wagneriaanse trekjes, wat zeker in die tijd niet ongewoon was: veel componisten stonden min of meer sterk onder diens invloed, een beeld dat we ook terugzien in de Cellsonate van de jonge Richard Strauss. Dit zijn uitvoeringen waarin terecht de nadruk ligt op het cantabile karakter van deze (sterk romantisch getinte) muziek (trouwens, men zegt niet voor niets dat de cello dicht bij de menselijke stem staat). Hechte vriendschap in de muziek hoeft niet per definitie voor een optimale eenheid te zorgen, maar dat is hier wel degelijk het geval: er wordt buitengewoon welsprekend, temperamentvol, assertief, energiek en geëngageerd gemusiceerd door twee musici die - zéér terecht! - echt in deze muziek geloven. Want dat straalt van deze uiterst muzikanteske en geïnspireerde vertolkingen ondanks de aanhoudende hittegolf in augustus van het vorig jaar voortdurend af. Ik kan me zo voorstellen dat het ook als producer een feest moet zijn geweest om met dit duo op dit hoge niveau samen te werken. De weerslag ervan vindt u in de prachtige opname, waarin sonoriteit en klankbalans terecht de boventoon voeren. index |
|