CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2025 |
Het ‘wandelend orgel', zo wordt The Royal Wind Music aangeduid, het magnifieke Nederlandse blokfluitensemble dat inderdaad klinkt als een orgel, mede dankzij de maar liefst drie meter lange, eigentijds geconstrueerde sub-contrabasblokfluit. The Royal Wind Music werd opgericht in 1977 door blokfluitist Paul Leenhouts, die het ensemble tot 2010 ook leidde. Na zijn vertrek naar de Verenigde Staten in 2010 ging het ensemble onverdroten verder en speelt het nog steeds zonder dirigent, staande én uit het hoofd. Alle blokfluiten komen uit de werkplaats van Adriana Breukink en de Canadees Bob Marvin. Met uitzondering van de reeds genoemde sub-contrablokfluit zijn het replica's van authentieke instrumenten zoals die in het Weens kunsthistorisch museum worden bewaard. De stemming ligt met 466 Hz hoger dan de meer gebruikelijke 440 Hz.
De albumtitel, Jan Pieterszoon Sweelinck, the Orpheus of Amsterdam, verwijst naar de vaderlandse componist (ca. 1561-1621) die zijn hele leven gekluisterd is gebleven aan Amsterdam, met slechts een kortdurend uitstapje naar Antwerpen in opdracht van het Amsterdamse gemeentebestuur om bij de bekende klavecimbelbouwer Ruckers een geschikt instrument uit te kiezen. Sweelincks bijnaam dankte hij aan de gelijknamige figuur uit de Griekse mythologie die in staat was om bomen en stenen te laten dansen. Zelfs Hades, de god van de onderwereld, kon de schoonheid van Orpheus' gezang niet weerstaan. Pieter, de vader van Sweelinck, was organist van de Oude Kerk in Amsterdam. Hij overleed toen de zoon, Jan Pieterszoon, nog een tiener was. Pieters opvolgers in de Oude Kerk bleken geen succes, waardoor de nog jonge Jan Pieterszoon, hij was pas zestien en toen al een groot talent op het klavier, – werd aangesteld als organist van de Oude Kerk, een van de twee belangrijkste kerken van de stad. Sweelincks carrière als organist begon enkele maanden vóór de Alteratie van Amsterdam, de politieke omwenteling op 26 mei 1578, waarbij het katholieke stadsbestuur werd vervangen door een bestuur dat de Opstand tegen Spanje steunde. Het was tevens het moment waarop de monniken en andere katholieke geestelijken Amsterdam verlieten en de stad protestants werd. De fanatiekste protestanten wilden het orgelspel volledig verbieden en de orgels laten afbreken, een plan dat door het stadsbestuur van Amsterdam werd tegengehouden. Sweelinck stopte al snel met het begeleiden van missen. Hij richtte zich liever op het geven van publieke avondconcerten. Die boden ook ruimte aan het nieuwe repertoire van de kerk: de Geneefse psalmen, een berijming van de psalmen uit de Bijbel, speciaal bestemd voor de kerken van de Reformatie, in het leven geroepen door Johannes Calvijn, die er rotsvast van overtuigd was dat deze het meest geschikte liedrepertoire voor de eredienst waren. De berijmingen waren niet van Calvijn, maar van de hand van Clément Marot en later Théodore de Bèze, terwijl de melodieën werden gecomponeerd door onder anderen Loys Bourgeois. Oorspronkelijk werden ze gezongen in de Franstalige kerken, maar later verspreidden ze zich naar andere landen, waaronder ons land, waar ze evenwel geen belangrijke functie vervulden binnen de gereformeerde traditie. De Geneefse melodieën worden in sommige kerken nog steeds gebruikt. Amsterdam ontwikkelde zich in de tweede helft van de zestiende eeuw tot een welvarend handelscentrum, een metropool ook waarin de muziek een belangrijke rol vervulde. Daar hoorde Sweelinck uitdrukkelijk bij en het stadsbestuur zorgde ervoor dat het hem financieel en sociaal aan niets ontbrak. Hij was niet alleen in de stad geliefd, maar ook internationaal een bekende muzikale persoonlijkheid. Zijn financiële welstand dankte hij niet alleen aan het stadsbestuur, maar ook aan vermogende burgers die hierin graag hun steentje bijdroegen. Sweelinck, hij wordt beschouwd als de grootste Nederlandse componist, liet een indrukwekkend oeuvre na in alle toen gangbare genres, zowel in omvang als in kwaliteit. De vocale muziek die hij componeerde is enerzijds wereldlijk, zoals zijn chansons, madrigalen en rijmwerken, anderzijds geestelijk, zoals zijn psalmen en motetten. Sweelinck nam het, wat zijn religieuze muziek betreft, in de praktijk niet al te nauw. Hij zette het nieuwe protestantse repertoire (het Geneefs Psalter) volledig op muziek en componeerde daarnaast motetten in het Latijn. Wat zijn klaviermuziek betreft: die bestaat uit variatiereeksen op psalmen, maar ook op gregoriaanse, Lutherse en in die tijd populaire melodieën, naast vrije vormen als fantasieën en toccata's. In een tijd die vervuld was van religieuze conflicten toonde Sweelinck zich publiekelijk zijn brede, oecumenische gerichtheid. Maar de constante in al zijn muziek, hoe verschillend van karakter ook, is de hoge kwaliteit van de meerstemmigheid, de fantasierijke vindingrijkheid, de verfijnde structuur en de meesterlijke opbouw. Op verschillende terreinen schiep Sweelinck nieuwe maatstaven of effende hij het pad naar nieuwe genres. Zo zijn de koraalfantasieën van de Noord-Duitse orgelschool ondenkbaar zonder Sweelincks echo-fantasieën en koraalvariaties, en die orgelschool vormde op haar beurt weer een grote inspiratiebron voor Johann Sebastian Bach. Het programma op deze cd weerspiegelt de breedte van Sweelincks oeuvre. Het bestaat uit vier blokken, die elk een vocaal werk en twee klavierwerken bevatten: een fantasie en een variatiewerk. In twee blokken zijn hedendaagse reflecties op Sweelinck opgenomen; in het eerste blok is dat de ‘fantasie' Dans voor Orpheus van Amsterdam van Aspasia Nasopoulou, in 2021 in opdracht van NTR Podium gecomponeerd ter ere van de 400ste sterfdag van Sweelinck. Cornelis Plemp schrijft in het Latijn in Patria, zijn tweedelige geschiedenis van Amsterdam: 'O, kon Sweelinck onze oren nog maar eens strelen.' Als jurist, musicus en dichter bewoog Plemp zich in de kringen van Pieter Cornelisz Hooft en Joost van den Vondel, die beiden bekende grafschriften voor Sweelinck schreven, en Plemp's lovende Latijnse tekst leent zich uitstekend voor het vocale deel van Nasopoulou's compositie. De feestelijke dans is ook enigszins geïnspireerd op Sweelincks variaties op Est-ce Mars. Naast organist was Sweelinck ook docent: hij leidde vele beroemde organisten op die vooral actief waren in Noord-Duitsland. Ze kwamen in Amsterdam bij Sweelinck wonen en studeren, kopieerden zijn virtuoze klaviermuziek, voegden eigen variaties toe aan voorbeelden van de meester en ontwikkelden hun eigen stijl als reactie op zijn lessen. Zonder deze leerlingen zou Sweelincks klaviermuziek helemaal niet bewaard zijn gebleven. Op vergelijkbare wijze is in het derde blok de improvisatie Kettingreactie een spel van Hester Groenleer waarin de spelers elkaar inspireren, imiteren, op elkaar reageren en elkaar tegenspreken in een klankwereld met eigentijdse blokfluittechnieken. De eerder genoemde breedte in de keuze van onderwerpen, liederen en hymnen is zichtbaar in elk blok. Het eerste blok opent met Ballo del Granduca , dat ook wordt toegeschreven aan Sweelincks leerling Samuel Scheidt. Het is een optimistische en enigszins trotse dans, die men zich goed kan voorstellen als begeleiding bij de intocht van een belangrijk persoon. Daarna volgt Ab oriente venerunt magi uit de Cantiones Sacrae, een feestelijk geestelijk werk over de wijzen uit het oosten die hun geschenken brengen aan het pasgeboren Christuskind. De geschenken van de wijzen (goud, wierook en mirre) worden elk verbeeld met fantasierijke melodische thema's. Yeux, qui guidez mon âme in het tweede blok is een ode aan de liefde, vormgegeven als een prachtig verweven trio. De Fantasia G3 (Fuga 7. toni) laat de creativiteit van de nog jonge Sweelinck zien. Het tweede blok wordt afgesloten met Onder een linde groen, een speels, leerrijk en geestig gedicht dat jongeren waarschuwt hun deugd te bewaren uit vrees voor ongewenste gevolgen... Marchans qui traversez tout le rivage More in het derde blok is een van de lichtste werken uit het programma. Afkomstig uit de bundel Rimes françoises et italiennes, is het een ritmisch interessant chanson met veel snelle imitaties en vindingrijke woordschilderingen. De daaropvolgende Fantasia a3 (Echo) – in een wat serieuzere toonaard – is een fraai voorbeeld van een nieuw klaviergenre dat Sweelinck creëerde, met de echo als centraal uitgangspunt. Het vierde blok begint met variaties op het kortste stuk van het programma, Malle Sijmen. In deze variatiereeks speelt The Royal Wind Music samen als een klein orgelplenum, met drie kwartetten in drie octaven. Daarna volgt Psalm 77, een klaagzang die eindigt in hoop. Het laatste blok wordt afgesloten met het langste en meest complexe werk, de beroemde Fantasia d1 (Crommatica), waarvan manuscripten zich over heel Europa hebben verspreid. Deze lange fantasie is een toonbeeld van Sweelincks meesterschap binnen dit genre. Geen enkele componist uit die tijd kan tippen aan de thematische eenheid en de enorme spanningsboog die Sweelinck tentoonspreidt in zijn grootse klavierfantasieën. De bonustrack is opnieuw een versie van Onder de linde groene. Je zou verwachten dat dit dezelfde melodie is die Sweelinck gebruikte als uitgangspunt voor zijn variaties, maar Jacob van Eyck gebruikte een melodie die ook bekendstaat als Lord Zouche's Masque. Ondanks enkele overeenkomsten is dit duidelijk een andere melodie. Vergiste Van Eyck zich? Hoe dan ook, dit stuk vormt een prachtig sereen slotakkoord. Het met grote zorg samengestelde programma kent nog een belangrijke achtergrond. In de 16de en 17de eeuw was het gebruikelijk dat vocale muziek ook werd gespeeld of begeleid door instrumentalisten. De gewoonte om te improviseren en ‘diminuties' toe te voegen – virtuoze versieringen – ontstond eveneens onder instrumentalisten. Uit deze praktijk ontwikkelde zich geleidelijk zelfstandige instrumentale muziek. Omdat de consortblokfluiten van The Royal Wind Music de instrumentatie van een koor prachtig kunnen weergeven – mede doordat het bereik van de blokfluiten overeenkomt met dat van de menselijke stemmen – passen de vocale werken in dit programma het ensemble als gegoten. Het arrangeren van de klavierstukken vergt uiteraard meer werk, maar Sweelincks beroemde virtuositeit op het klavier sluit perfect aan bij The Royal Wind Music, dat sinds zijn oprichting de meest virtuoze instrumentale muziek speelt. Sweelincks reputatie, toen en nu
____________ index |
|