CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2025 |
In het vijftiende-eeuwse Italië was de instrumentale muziek ondergeschikt aan de vocale muziek en voornamelijk gericht op dansante folklore, als begeleiding van onder meer ‘ballo' en ‘santarello' of als verdubbeling van de zangstemmen in zowel seculiere als kerkmuziek en om bestaande, veelal populaire melodieën te versieren of op te variëren. Het waren instrumenten als de blokfluit, luit, schalmei, (houten) cornet, zink, doedelzak, gamba, het klavichord en de (vroege) orgels die toen vooral in zwang waren. In de zestiende eeuw begon de instrumentale muziek zich meer en meer van de vocale traditie los te maken en verschenen de eerste, speciaal daarvoor bestemde composities, in druk. Een van de meest vooruitstrevende en later bekendste uitgevers in dit domein was de Venetiaanse muziekuitgever Ottaviano Petrucci, die begon met het uitbrengen van luittabulaturen. Een andere Venetiaan, Giovanni Gabrielli, legde zich vooral toe op sonates en canzones voor uitvoering door koperensembles in de ook in akoestisch opzicht zo bijzondere basiliek van San Marco: het moet vanaf de galerijen toen al zeer indrukwekkend hebben geklonken. Het was tevens de opkomst van het ricercar en de toccata, met voorlopers als Claudio Merulo en Girolamo Frescobaldi. Het virtuoze karakter van de instrumentale muziek kwam daarmee in een stroomversnelling, al werd van de musici meer technische vaardigheid vereist, maar ook de hogere graad van expressie werden meer en meer gewaardeerd. Silvestro Ganassi en Diego Ortiz publiceerden zelfs uitvoerige verhandelingen over zaken als ornamentatie en improvisatie, in eerste aanleg gericht op luit en klavier. Daar kon de strijkersfamilie niet bij achterbleven en die nam dus ook in belang toe, te beginnen in Noord-Italië. Dat de meerstemmigheid in de vocale muziek belemmerend werkte op het begrip van de tekst was voor de de geestelijkheid een doorn in het oog. Voor de instrumentale muziek ging dat uiteraard niet op en dus konden componisten in de laatste categorie ook in de polyfonie naar hartenlust experimenteren. Het duurde dan ook niet lang of de instrumentale muziek werd een geheel zelfstandige kunstvorm die stijl en virtuositeit in zich verenigde en waarvan steeds meer in druk verscheen. Hetgeen zijn weerslag had op de ontwikkeling ervan in andere delen van Europa, zoals dat ook gold voor de ontwikkeling van het instrumentarium. Op deze cd horen we David Brutti op cornet, maar wel twee sterk van elkaar verschillende instrumenten, beide in de stemming a = 440 Hz. Het betreft replica's, het logisch gevolg van de invloed van de tijd: de meeste houten blaasinstrumenten zijn door vochtinwerking, schimmel en andere ongerechtigheden gewoon niet meer speelbaar en vervullen daarom een museale functie en als voorbeeld voor de hedendaagse bouwers. Over de cornet had ik het reeds aan het begin van deze recensie: het instrument is vervaardigd uit hout (de koperen cornet verscheen pas later), met vingergaten, zoals de afbeelding het goed laat zien:
De klank is in het hogere register briljant maar kan ook fel uitpakken, in tegenstelling tot de zogenaamde 'cornetto muta' die zich onderscheidt van de 'cornetto' door het ontbreken van vingergaten (waarmee de toonhoogte kon worden veranderd) en een lieflijker, zachter klank, meer gedempt dan die van de 'cornetto'. De 'gedempte' cornet is een uitgelezen instrument voor het spelen van eenvoudige muziek. Het klavecimbel is eveneens een replica naar een instrument van Christian Vater (1738), maar het orgel is wel origineel (zij het ongetwijfeld gerestaureerd), van een anonieme bouwer uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Het kleine pijporgel (positief) daarentegen is een kopie naar een voorbeeld uit diezelfde periode. De barokviool is een replica van Guarnieri del Gesù. Het in 2018 opgerichte Italiaanse ensemble Seicento Stravagante heeft drie leden, met naast de reeds gememoreerde David Brutti Rossella Croce op barokviool en Nicola Lamon op klavecimbel en orgel. Het zijn geweldige musici die zich de zestiende- en zeventiende-eeuwse instrumentale virtuositeit vanuit de historiserende uitvoeringspraktijk volkomen eigen hebben gemaakt, maar daar ook nog de nodige spiritualiteit en bevlogenheid aan hebben toegevoegd. Het draait bij dit trio dus bepaald niet alleen om het doen herleven van een oud klankbeeld, met als gevolg dat deze muziek voor de hedendaagse luisteraar echt op sublieme wijze tot leven komt. Ze bewezen dat al op de drie eerder uitgebrachte albums: Il Cornetto del Doge, Maurizio Cazzati: Motets & Sonatas en Music for Cornetto and Keyboard. De heldere registratie draagt voorts bij aan de verfijnde klankbeleving, met een bijzonder fraai zicht op de kleurenpracht van zowel de muziek als instrumentarium. Op de website van het ensemble (klik hier) vindt u een korte, maar direct aansprekende impressie van Brutti op cornet en Lamon op orgel. index |
|