CD & DVD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2017
|
De reputatie van de Russische pianist Lipmanovitsj Grigori Sokolov (Leningrad, 1950) heeft intussen mythische proporties aangenomen. Zozeer zelfs dat het 'gele label' -uiteraard in overleg met Sokolov - heeft besloten om twee oude opnamen van deze al bij leven legendarische pianist voor het eerst uit te brengen. Het Mozart-concert werd live opgenomen tijdens de Salzburger Festspiele in 2005, het Rachmaninov-concert eveneens live tijdens de Londense BBC Proms in 1995. En dat in een tijdgeest waarin vluchtigheid een van de belangrijkste drijfveren lijkt te zijn. Op tournee De mythe En wat schreef de 'Salzburger Nachrichten' in 2005? Dat Sokolov met zijn ongekend intense vertolking van Mozarts KV 488 alles en iedereen had overweldigd. Dankzij de cd kunnen we nagaan of het inderdaad zo is. En voor degenen die er toen bij waren: zoals het toen werd ervaren, kan het misschien thuis net even anders uitpakken. Maar nee. Sokolov speelde fenomenaal en dat wordt thuis nog eens uitdrukkelijk in alle toonaarden bevestigd. En als we de door de krant gesignaleerde 'intensiteit' toch met een korrel zout moeten nemen is dat eigenlijk des te beter, want Mozart is nu eenmaal geen Liszt of Rachmaninov. De intensiteit van Mozart schuilt niet in het grote romantische gebaar, maar in (soms bijna onmerkbare) halftinten, in de nuance. Of om met 'Dichterliebe' te spreken: het 'kleine, feine, reine'. De bij Mozart werkzame krachten moeten gelaagd zijn, ingebed in een masculien raffinement dat zich waar nodig progressief laat ontwikkelen. Zoveel is zeker, het parcours dat Sokolov samen met Pinnock in deze superieure Mozart heeft uitgezet leidt tot ademloos luisteren. Dit is een vertolking van KV 488 zoals die maar zelden wordt gehoord, we bewegen ons voortdurend op het terrein van Haskil, Lipatti, Curzon en Gieseking, in deze feërieke variëteit, dit alles gevat in een pianistisch spectaculaire kleurenpracht waarin zowel het gehele ensemble als het publiek in diezelfde adem wordt meegenomen. We horen een betoverend mengsel van improvisatorisch getinte perfectie, fijnzinnige timing, intens (daar is het woord weer!) kleurrijke gestalten in linker- en rechterhand, gepaard gaande aan een kristalhelder zicht op zowel de melodische als harmonische structuur die Mozart altijd zo na aan het hart lag. Wat niet minder opvalt is de volmaakte agogiek waarvan de drie delen voortdurend zijn doortrokken en de exquis uitgewerkte detaillering die Sokolov daarbij weet aan te brengen. Terwijl het geen moment bestudeerd klinkt. Integendeel, alsof het zomaar spontaan is ontstaan, uitsluitend gestoeld lijkt op pure intuïtie. Dit is niet 'een' Mozart, maar unieke Mozart van - vergeef mij de paradox - universele proporties. Terwijl iedere noot, iedere muzikale geste, zo uit de partituur zelf kan worden gehaald. Er gebeurt niets in de marge dat buiten de marge zou moeten vallen. Misschien is wel het enige echt waardevolle criterium voor grote kunst dat zij zich niet tot vast afgebakende grenzen laat herleiden of afdwingen. Dat het intellect naar de achtergrond verschuift, het benoemen en het verklaren hier stopt. Ook het filigraan vormgegeven Adagio laat daarover geen enkele onduidelijkheid bestaan. We voelen ons betrokken als bij een opera, met zijn de soepele stembuigingen, de zorgvuldig aangelegde accenten en fijnmazige dynamische gradaties. Ze spreken de expressieve taal spreken van de opera buffa. En niemand die ontkomt aan een van de meest sprankelende finales van een Mozart-concert. De in de historiserende uitvoeringspraktijk gepokte en gemazelde Trevor Pinnock weet het European Chamber Orchestra tot een daarbij passende begeleiding te verleiden. Betovering Interessant is om de Londense uitvoering uit 1995 van Sokolov te vergelijken met die in Stockholm uit 1998, toen met het Zweeds Radio Symfonieorkest onder leiding an Tuomas Ollila. U vindt het audiospoor op YouTube. Het is het perfect klinkende bewijs voor de stelling dat bij Sokolov - en daarin vindt hij in zijn landgenoot Valery Gergiev een warm medestander - geen concert volgens vooraf nauwkeurig uitgezette paden verloopt. Ondanks de onmisbare voorbereidingen hangt bij Sokolov veel af van het moment. In de uitvoering in Stockholm (Sokolov speelt in het openingsdeel de minder gebruikelijke lange cadens) is er evenals eerder in Londen het reusachtige stamina dat de gehele uitvoering beheerst, maar de vele tempowisselingen zijn in Londen binnen Sokolovs conceptuele context beter gestructureerd (of gemotiveerd) dan in Stockholm. In Londen horen we in de beide hoekdelen ook meer expressieve krachtpatserij en nog meer druk op het expansievat. Dat gaat dan in de tedere, gevoelige momenten gepaard met een ongekende, soms zelfs hartverscheurende lyriek. Het pakt uit als een bijzonder mengsel van dichterlijke vervoering en dagdromerij. Alleen al de manier waarop Sokolov het tweede deel inzet, met zijn dalende schurende akkoorden getuigt van verbeeldingsvolle indringendheid. Net zo'n verhaal apart is de transitie naar het slotdeel, waarin alle remmen net niet los worden gegooid om de krachtsexplosie aan het begin van de finale werkelijk het volle pond te kunnen geven. Het vervolg is niet minder indrukwekkend, als zich een gepassioneerd stretto ontwikkelt. Ook in deze finale creëert Sokolov met zijn pianistische kleurenrijkdom een magische sfeer die laveert tussen puur virtuoze trots en diepgevoelde poëzie. Er gaat een enorme expressieve kracht van dit zo sterk contrastrijke spel uit, alsof de inkt van dit kunstwerk nog maar net droog is. De uitvoering van Rachmaninov zelf lijkt, hiermee vergeleken, zelfs tamelijk koel en afstandelijk. Maar ook Horowitz blijft in dit opzicht op respectabele afstand. Natuurlijk gaat het er niet om wie gelijk heeft, nog afgezien van het feit dat niemand zijn gelijk kan claimen. Om het beeld ietwat scherper te krijgen: wat Cortot was in Chopin is Sokolov in Rachmaninov. Misschien is dit het ook wel dat van Sokolov een bijna mythische figuur heeft gemaakt: dat hij in staat is om in een oogwenk zijn publiek mee te zuigen in die unieke betovering die de tijd stil doet staan. Het is een betovering die teruggrijpt op pianisten als Józef Hofmann, Shura Cherkassy, György Cziffra, Josef Lhévinne en de reeds genoemde Alfred Cortot. En om bij de huidige tijd te blijven: Arcadi Volodos. Misschien is het ook wel zo dat Sokolov, ondanks de Russische school waaruit hij voortkomt, uiteindelijk dichter bij Liszt staat dan we voor mogelijk houden. Differentiatie Uitsluitend live Wat het orkestaandeel betreft geeft het BBC Philharmonic onder Yan Pascal Tortelier (de zoon van de beroemde cellist Paul Tortelier) Sokolov uitstekend partij, al zijn er wel oneffenheden te registreren (zoals bijvoorbeeld aan het begin van de finale). Maar ook Sokolov heeft zo zijn onzekere momenten, wat in een live-uitvoering en zeker in een complex en virtuoos werk als dit zo vreemd niet is. Laten we vooral blij zijn dat er niet achteraf de edit-machinerie op los is gelaten en we daardoor met volle teugen mogen genieten van de fabuleus gedoseerde spanningsbogen die in dit grandioze opus worden getrokken! Slechts incidenteel had ik het gevoel dat Sokolov een wat andere koers wilde varen dan het orkest, wat mogelijk ook verklaart dat Sokolov al geruime tijd niet meer met een orkest optreedt. Heer en meester zijn over het eigen domein en dat niet met anderen willen delen, zo lijkt het devies. Sokolov in dit opzicht als de absolute tegenpool van Martha Argerich! De live-opnamen zijn uitstekend gelukt. Er zijn wel achtergrondgeluiden waarneembaar, maar ik heb die niet als echt storend ervaren. Dat met name aan het slot van 'Rach 3' het publiek in luid gejuich uitbarst hoort bij het uitermate spirituele karakter van de uitvoering! Documentaire index |
|