|
CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2018
|
Skrjabin: 12 Études op. 8 - 24 Préludes op. 11
Matthieu Idmtal (piano)
Pavane ADW 7588 • 79' •
Opname: december 2017, Wyastone Concert Hall, Herefordshire (VK)
| |
 |
De Belgische pianist Matthieu Idmtal is een meester in poëtische vormgeving. Maar dat is 'slechts' een aspect van zijn kwaliteiten als musicus. Al eerder bewees hij zich op cd, in een opname uit oktober 2016, met de vioolsonates van Grieg, toen met zijn muzikale partner Maya Levy (door collega Siebe Riedstra hier besproken). Vorig jaar werd het duo zelfs uitgeroepen tot 'Supernova', een prijs die wordt uitgereikt door de gezamenlijke Belgische muziekpers en door programmamakers.
Krachtig pleidooi
Natuurlijk, het dichterlijke ofwel lyrische element speelt een zeer belangrijke rol in veel muziek, maar gelukkig gebeurt er daarin heel wat meer dan dat. Dat weet iedere rechtgeaarde muziekliefhebber. In deze Skrjabin-interpretaties van Idmtal liggen de speelkaarten volstrekt helder op tafel en wat ze eenvoudig samengevat vooral opleveren is een buitengewoon krachtig pleidooi voor deze muziek van een componist die vooral excelleerde in magische kleurenpracht. Een excentriekeling ook die naar het allerhoogste wilde reiken, er niet altijd even toegankelijke, visionaire gedachten opnahield, zichzelf beschouwde als de aanjager, zo niet de grondlegger van een nobeler wereld en dat in zijn muziek tot uitdrukking wilde brengen. Een muziekvinder ook voor wie licht en schaduw, kleur en geur essentieel deel uitmaakte van zijn creatieve output. Tegelijkertijd liet hij door het gezapige Russische muziekleven ware stormen waaien, speelde hij piano alsof zijn leven ervan afhing en liet hij geen poging onbenut om zichzelf aan te prijzen als een van de grootste, zo niet de grootste kunstenaar ooit. Skrjabin schiep daarmee een eigen wereld, maar wie zich in zijn muziek zelf serieus verdiept, ontdekt al snel dat het bepaald niet de wereld van een gek was.
Universum
Nee, gek was Skrjabin beslist niet. Anders kun je zo niet componeren, want ieder werk van zijn hand getuigt niet alleen van ver reikende creatieve vergezichten, maar ook van een volmaakte vormgeving, zowel in detail als binnen het geheel. Daarmee schiep hij de voor zijn grootse , tamelijk wereldvreemde gedachten de voor hem zo noodzakelijke ruimte. Het is vervolgens aan de vertolker om die ruimte op te zoeken, te vinden en ten slotte met zijn toehoorders te delen. Daar hoef je als interpreet (in sommige kringen nog steeds een hardnekkig misverstand) niet per se een Rus voor te zijn. Nog een stapje verder: met de ogen dicht had het eminente spel van Idmtal even goed van een grote Russische of Argentijnse (Argerich!) pianist kunnen zijn. De Belg Idmtal schept met 'zijn' Skrjabin in ieder geval een wondermooi kleurrijk en diepgravend universum dat mij niet alleen heeft verrast, maar sterker nog volkomen in de ban heeft geslagen. Zijn grote technische vocabulaire leidt naar een interpretatief raffinement dat klankschoonheid op sublieme wijze verbindt met doordringende zeggingskracht. Waarbij het volstrekt helder wordt dat de techniek onder zijn handen niet meer is dan een noodzakelijk vehikel voor de in alle kleurrijke opzichten uitgelezen panorama's. Zou het zo niet altijd moeten zijn?
Recalcitrant
Hoe Aleksandr Skrjabin (1872-1915) ook wordt beschouwd, hij is waarschijnlijk van alle Russische negentiende- en deels begin twintigste-eeuwse componisten toch het meest onconventioneel gebleken en - het ligt voor de hand - daarmee tevens het meest controversieel. En dan te bedenken dat Skrjabin en Rachmaninov gelijktijdig aan het conservatorium aan het Moskouse conservatorium studeerden (en de laatste als de mindere leerling werd beschouwd!) En toen al was Skrjabin behoorlijk recalcitrant, met als gevolg dat hij ondanks zijn enorme compositorische talent het conservatorium verliet zonder diploma op zak. Zijn leraar, de behoudende Anton Arenski, had niet veel op met het verre van alledaagse gedachtegoed van zijn leerling en er daarom een stevig stokje voor gestoken. Het heeft Skrjabin echter in zijn werk noch in de verdere ontwikkeling van zijn gedachtegoed gehinderd. Ergo, hij werd zelfs alom gewaardeerd en uitbundig geprezen, als pianist en als componist. Dat gaf hem ook de nodige bestaanszekerheid.
Degenen die hem als pianist aan het werk hoorden, spraken van een 'rijk klankpalet, een betoverend toucher, grote expressiviteit en een zelfs voor veteranen ongehoorde techniek'. Een pianist pur sang? Uit het nagelaten oeuvre blijkt in ieder geval dat slechts bij een klein aantal (7 van de 74 gepubliceerde werken) de piano niet de hoofdrol is toebedeeld.
Vernieuwend
Nog belangrijker is echter de duidelijk vernieuwende rol die de componist Skrjabin heeft gespeeld in termen van harmonie en ritmiek. Een rol ook die verstrekken gevolgen zou hebben voor het tot dan toe traditionele of anders gezegd puur 'tonale denken'. Schönberg en de zijnen waren nog tamelijk ver weg, toen Skrjabin geleidelijk aan een andere betekenis aan het begrip 'tonaliteit ging geven', ook al was die dan gevat in een nog steeds romantisch getinte schrijfwijze. We horen uitvloeisels daarvan zoals we die van de latere pianomuziek van Franz Liszt kennen, het transcendente karakter ervan, en daarmee tegelijkertijd het raadselachtige en het complexe. Grenzen worden niet alleen doelbewust opgezocht, maar uiteindelijk ook overschreden, een aspect dat we overigens ook bij Chopin (diens laatste sonate!) zo duidelijk herkennen. Muziek die geleidelijk aan evolueert van in de Laatromantiek gewortelde conventies naar muzikaal opnieuw vormgegeven fenomenologie. Geen wonder ook dat Skrjabin grote belangstelling had voor de theosofie en dat hij, naarmate zijn levenspad zich verder uitstrekte, de mystiek in zijn muziek een wezenlijke plaats gaf. Met de toename van het esoterische profiel ervan nam toegankelijkheid ervan echter onherroepelijk af, zoals dat in zijn laatste periode onontkoombaar was geworden, toen zijn gehele denken erdoor in beslag genomen, de theosofische ideeën voorop stonden. En dan komt ook België en dan met name Brussel ineens in beeld, als Skrjabin in 1908 kennismaakt met 'De zonen van het vuur van de wijsheid', het mystiek theosofisch genootschap van Jean Delville.
Romantiek
Skrjabins Études op. 8 en de Préludes op. 11 stammen uit de tijd dat de componist zich nog volop in de wereld van de Romantiek bewoog. Dat in zijn ogen en oren alles overtreffende 'Mysterium' was nog lang niet in zicht. Het gigantische, zevendaagse spektakelstuk dat alles moest overtreffen wat in de kunst was gepresteerd, maar dat een nog hoger doel zou kennen: dat het de wereld zou veranderen (het project bleef min of meer steken in 'L'Acte préable', 'De Voorbereidende Handeling'). Hij zei er zelf van dat na de uitvoering de wereld zoals die was gekend, zou ophouden te bestaan en dat veel nobeler wezens de aarde zouden gaan bevolken.
Chopin
Wel concreet was een pianostijl die nog in sterke mate aan die van Frédéric Chopin herinnerde, de Pools-Franse componist die hij tot in zijn diepste wezen bewonderde (hij sliep zelfs met diens partituren onder het hoofdkussen). Die aperte stijl leverde hem al vroeg in zijn loopbaan de bijnaam de 'Russische Chopin' op. Skrjabins Études en Préludes, geschreven in de eerste periode van zijn componeren (ruwweg vanaf de jaren tachtig tot rond 1902) zijn er het tastbare bewijs van. Niet dat er meer overeenkomsten dan verschillen zouden zijn tussen de gelijknamige pianowerken van beide componisten, of dat, sterker nog, Skrjabin in beide werken Chopin zou hebben geïmiteerd, maar wel dat de muzikale verwantschap volstrekt helder is, zowel naar de vorm als naar de inhoud. Pas met de Derde symfonie ('Le divin poème'), gecomponeerd tussen 1902 en 1904, zijn we aanbeland bij Skrjabins duidelijk eigen, sterk individualistisch getinte stijl.
Intuïtie
Wat voor de pianomuziek van Chopin geldt, is onverkort op die van Skrjabin van toepassing: zonder een sterk intuïtief gevoel voor de eb en vloed in deze muziek komt de interpreet niet ver. Wie het notenbeeld slaafs navolgt, 'volgens het boekje' zo u wilt, biedt niet meer dan een bloedeloze blauwdruk van een mechanisch vormgegeven parcours. Zeker bij muziek als die van Chopin en Skrjabin valt dat vrijwel onmiddellijk op. Naast de reeds eerder genoemde eigenschappen is er de essentie van een gevarieerd toucher, van soepele fraseringen, een natuurlijk rubato (maar ook accelerando!) en een geraffineerd uitgewerkte dynamiek. Heel veel schuilt in finesse en verbeelding. De slotsom kan daarom niet anders zijn dan dat Matthieu Idmtal een groot Skrjabin-vertolker is. De imposante vleugelklank van de Steinway D is magnifiek vastgelegd. Toch nog een puntje van kritiek: het was logischer geweest als in het cd-boekje de 36 tracks gewoon waren doorgenummerd. Dat had het zoeken er gemakkelijker op gemaakt.
|
|