CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2025 |
Dmitri Sjostakovitsj componeerde de Suite op Verzen van Michelangelo Buonarroti (1475-1564) voor bas en piano in 1974, met als aanleiding de viering van het vijfhonderdste geboortejaar van de beroemde Italiaanse kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter. Kort daarna besloot hij, al geruime tijd ernstig ziek, om het stuk alsnog te bewerken voor bas en symfonieorkest. De tekst moet Sjostakovitsj diep hebben aangegrepen, getuige de grote gevoelsdiepte die hij in de muzikale textuur wist te verankeren. Door de geraffineerde orkestbewerking worden de elf afzonderlijke liederen bovendien in een dusdanige symfonische structuur gegoten dat met recht wordt gesproken van Sjostakovitsj' werkelijk laatste symfonie (hij stierf niet lang na de voltooiing). Er zijn zeker naar tekst en inhoud verbanden aan te wijzen met de in 1969 voltooide Veertiende symfonie, al is de Michelangelo-suite in tegenstelling tot de symfonie voor slechts één zangstem en bovendien geheel en al tonaal geconcipieerd. De verzen van Buonarroti behandelen een thematiek die ook bij Sjostakovitsj in vertrouwde handen is: waarheid, eenzaamheid, liefde, haat, creativiteit, verbanning en dood, thema's die in zijn werk veelvuldig terug te vinden zijn.
De orkestversie ontstond toen de dan bijna 68-jarige componist gebukt ging onder hevige lichamelijke klachten die al in zijn 53ste levensjaar zich hadden gemanifesteerd, een progressief verlopende neurologische aandoening die het gebruik van zijn rechterhand meer en meer ernstig belemmerde, later nog gevolgd door meerdere hartinfarcten en ten slotte het doodvonnis: longkanker (Sjostakovitsj was een stevige roker). Hoe belangrijk muziek voor hem was blijkt wel uit het feit dat hij desondanks bleef doorcomponeren, en tot vrijwel zijn dood op 9 augustus 1975, in het Moskouse Tsentral'naya klinicheskaya bol'nitsa, het Centraal Klinisch Ziekenhuis (ook wel de Kremlin Kliniek genaamd). Dat bevestigde nog eens uitdrukkelijk het belang van de componist, want in de kliniek werd toen uitsluitend de elite verpleegd en behandeld (tegenwoordig is dat anders, hoewel men als particulier patiënt goed in de slappe was moet zitten om de hoge medische kosten überhaupt te kunnen betalen). De jaren zeventig in de Sovjet-Unie werden ook toen nog gekenmerkt door politieke repressie waaraan velen ten prooi vielen. In die jaren jaren verloor Sjostakovitsj bovendien belangrijke vrienden, waaronder Vadim Borisovski, de altviolist van het Beethoven Quartet (1972), Maria, de zus van Sjostakovitsj (1973) en de violist David Oistrakh (1974).
De componist heeft er nooit over gerept, maar het lijkt waarschijnlijk dat niet alleen de voortdurende repressie maar ook deze gebeurtenissen op zijn minst hebben bijgedragen aan Sjostakovitsj' keuze voor de gedichten van Michelangelo, met verlies, dood en rouw als belangrijke thema's. De componist heeft ieder van de elf sonetten zelf van een titel voorzien (in de Italiaanse versie is de titel afgeleid van de eerste versregel). Dat de suite uit elf liederen bestaat zal ongetwijfeld niet toevallig gekozen zijn, want ook de liedcyclus Uit Joodse Volkspoëzie (1948) en de Veertiende symfonie (1969) bevatten elf deeltjes. De instrumentatie is sober gehouden, terwijl de zanglijn een zekere onverbiddelijkheid uitstraalt. De intimiteit herinnert, ondanks de soms explosieve uitbarstingen, aan de een jaar eerder voltooide liedcyclus Zes Gedichten van Marina Tsvetajeva (een van de meest uitdrukkingsvolle Russische dichters van de twintigste eeuw). Ook daarin keren bekende thema's terug: melancholie, conflict, eenzaamheid, verlies, in een het dichtwerk weerspiegelende, sobere stijl, schrijnend en aangrijpend, schril en contrastrijk. Maar ook introspectieve muziek die gelijke tred houdt met Tsvetajeva's introspectieve dichtkunst, maar daardoor des te krachtiger.
Artistieke intimiteit is in Sjostakovitsj' laatste levensfase een belangrijke drijfveer geweest, zo blijkt ook uit de Michelangelo-suite. De nadruk ligt op de vocale lijn, soms begeleid door slechts een paar instrumenten. Goerne had een keus kunnen maken uit twee verschillende Russische vertalingen, niet vanuit het Italiaans maar vanuit een onbekend gebleven Duitse editie: die van Avram Efros of die van Andrej Vozjnesenski. Hij koos voor Efros, uitgerekend de vertaling waarover de componist niet te spreken was. Hij vroeg daarom Vozjnesenski om een betere vertaling, wat echter niet wegnam dat op 23 december 1974 in het toenmalige Leningrad de eerste uitvoering van het werk plaatsvond in de Efros-versie, met de bas Jevgeni Nesterenko en de pianist Jevgeni Sjenderovitsj. Het was overigens dezelfde Nesterenko die op 12 oktober 1975 samen met het omroeporkest van de USSR onder leiding van zoon Maxim Sjostakovitsj de première verzorgde van de orkestversie. Beide versies werden door de Boosey & Hawkes/Sikorski gepubliceerd in wéér een andere vertaling: die van Jörg Morgener. Dat Goerne voor de Efros-vertaling koos ligt in die zin voor de hand dat hij in 2018 een selectie uit de Michelangelo-suite opnam met aan de piano Daniil Trifonov (hier door mij besproken). Dat brengt me dan tevens op het feit dat de stem van Goerne sindsdien enigszins aan krachtige laagte heeft ingeboet, wat in het geval van de Michelangelo-suite nog minder gunstig uitpakt omdat de componist een bas heeft voorgeschreven en geen bariton, wat tevens de ‘diepte' van de expressie mede bepaalt. Ook Goernes vibrato treedt meer op de voorgrond, hetgeen niet alleen de tekstverstaanbaarheid niet bevordert maar ook de door Sjostakovitsj duidelijk nagestreefde strakheid aantast. Wat we overigens ook terughoren in de hier besproken Veertiende symfonie. Over de inhoudelijke kwaliteiten van het uit 1967 stammende symfonisch gedicht Oktober ter herdenking van de vijftigste verjaardag van de Oktoberrevolutie zouden de meningen weleens uiteen kunnen lopen. Ik vind het geen boeiend werk, typisch een propagandastuk zoals er meer uit zijn pen zijn gevloeid, met veel dramatisch aangezette bombast. Alleen al het in orgelend laag zwelgende begin is niet om dóór te komen. Zowel in de Michelangelo-suite als in Oktober toont het Orchestre Philharnonique de Radio France onder zijn chef-dirigent Mikko Franck zich van zijn beste orkestrale én bezielende kant. index |
|