CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2022 |
Een speurtocht die langs verschillende stijlbeoefenaren in de zestiende en zeventiende eeuw leidt, met als ankerpunt Claudio Monteverdi (1567-1643): het heeft al op voorhand iets avontuurlijks en daarin schiet dit album zeker niet tekort. Er komen, in volgorde van opkomst, meer of minder bekende namen voorbij: Josquin des Prez (ca. 1450-1521), Jean Mouton (ca. 1459-1522), Cipriano de Rore (ca. 1515-1565), Salamone Rossi (ca. 1570-1630), Giovanni Gabrieli (1553-1612), Giovanni Rigatti (ca. 1613-1648). Andrea Gabrieli (ca. 1532-1585), Marc'Antonio Ingegneri (1565-1592) en Jacques de Wert (1535-1596). Een mix van componisten dus die door Monteverdi werden geïnspireerd; of Monteverdi juist door hen. De titel van deze cd is alleszeggend: Master & Pupil. Exploring the Influences and Legacy of Claudio Monteverdi. Er moet voor dit albumveel voorwerk zijn verricht, wat het des te boeiender maakt. Achttien zangers (s-a-t-b) en een net zo bescheiden instrumentaal ensemble: 2 violen, 2 altviolen, violone ('vroege' contrabas), 2 kornetten, 2 sackbuts, dulcian, orgel (di legno), teorbe, gitaar en harp. Typisch een bezetting waarmee, uiteraard afhankelijk van de vocale en instrumentale kwaliteiten, helderheid in de hand wordt gehouden. Geen enkele twijfel daaromtrent. Het idee erachter is dat de muziekbeoefening, zowel wat betreft het componeren als het uitvoeren, een leerproces is dat van de ene naar de andere generatie wordt doorgegeven, van 'master' (meester) naar 'pupil' (leerling), tot op de dag van vandaag, de culminatie van honderden jaren inspiratie en vakmanschap. Wij kunnen, vanuit onze luie stoel, met een druk op de knop, zo'n duizend jaar muziekgeschiedenis overzien. De op deze cd vastgelegde werken stammen uit een periode dat componisten voor het eerst door Europa trokken om nieuwe ervaringen op te doen, maar ook om aan de verschillende hoven of bij puissant rijke adellijke families een nieuwe positie te bemachtigen, met die in Ferrara en Mantua als meest bekende. Daaronder ook de vele componisten van de Franco-Vlaamse school, in de veertiende tot zestiende eeuw in navolging van het gregoriaans de belangrijkste stroming in het genre van de meerstemmige vocale muziek. Zoals ook veel uitvoerende musici hun geluk elders beproefden. Het leidde tot fascinerende kruisbestuivingen die de prachtigste, meest indrukwekkende muziek hebben opgeleverd. Muziek ook die zéér nauw luistert, in termen van intonatie, articulatie en balans. Als er ook maar een detail uit de pas loopt is dit prompt hoorbaar en is het onvermijdelijk dat het sterk afleidt. Het lijkt tegenstrijdig: spiritualiteit en precisie, maar Mark Chambers en zijn vocaal en instrumentaal ensemble Sestina Music toont aan dat het wel degelijk mogelijk is, met daarbij het houtenpijporgel van Walter Chinaglia als instrumentale rots in de vocale branding. In dit verband is het misschien aardig om te weten dat Klop in Garderen een paar geleden een dergelijk orgel, het 'Monteverdi-orgel', bouwde op initiatief van Krijn Koetsveld, evenals Chambers artistiek leider van een gerenommeerd, in deze muziek gespecialiseerd ensemble: Le Nuove Musiche. Wat mij in deze vertolkingen eveneens zeer aanspreekt is de doelbewust gekozen mixtuur van zangstemmen en instrumentaal ensemble, alsof Chambers er veel aan gelegen lag om de verschillende, zeer uiteenlopende timbres toch een zekere mate van samenhang te verlenen. Niet iedereen zomaar zijn eigen partij, maar toch vooral met een echt luisterend oor naar elkaar en het vibrato niet dogmatisch schuwend. Geen 'eilandjes', maar coherentie en toch contrast. Arbitrair is wel de veelvuldig toegepaste stemverdubbeling, waarvan ik niet met zekerheid durf te zeggen dat dit stilistisch in overeenstemming is met zoals er in die tijd werd gezongen. De overgeleverde bronnen geven dienaangaande onvoldoende uitsluitsel. Wel is er aanwijzing in die richting, zij het dat die niet algemeen geldend kan worden verklaard: van Rigatti, die zich opwierp voor verdubbeling van de vocale en instrumentale partijen, mits uiteraard voorhanden. Het zou volgens hem zowel melodie als harmonie ten goede komen. Die opmerking alleen al zou Chambers mogelijk in die richting hebben gestimuleerd. Het klinkt in ieder geval overtuigend en bovenal voortreffelijk. De opname werd gemaakt in St Augustine's, in het Londense Kilburn, een ruime kerk met blijkbaar toch uitstekende akoestische eigenschappen (de zo gevreesde nagalm in grotere kerkruimten blijft gelukkig binnen de perken). Dat werd opgenomen in 24-bit/96kHz is op zich geen pre (het is maar hoe deze techniek wordt toegepast), maar hier duidelijk wel, want de klank is schitterend. Hulde ook voor de heldere toelichting en de afgedrukte zangteksten in het originele Latijns en Italiaans, en in Engelse vertaling. De door de historiserende uitvoeringspraktijk gevormde instrumentalisten maken gebruik van replica's. Warm aanbevolen! index |
|