CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2023 |
De albumtitel, An invitation at the Schumanns', is ingegeven door de wens van de uitvoerenden om ons te laten verplaatsen naar de intimiteit van de salon van Clara en Robert Schumann in het midden van de negentiende eeuw. Net zo imaginair is de in het cd-boekje voorgestelde reis: van Leipzig naar Dresden of Düsseldorf, waar het echtpaar eveneens heeft gewoond. Zelf herinner ik mij een aantal concerten in de woning van de Schumanns in Leipzig, waarvan het (veronderstelde?) authentieke karakter zeker bijdroeg aan de muziekbeleving, met op het ‘podium' de meest uitgelezen solisten en ensembles en met in de pauze koffie of thee, geschonken uit een achttiende-eeuws servies (waarvan de conservator mij niet kon vertellen of het ooit tot het huishouden van de Schumanns had behoord). Bij de Schumanns thuis was het een waar komen en gaan van de meest uiteenlopende kunstenaars, waarvan vele tot hun intieme vriendenkring behoorden. De deur stond voor hen altijd open, zoals zij ook veelal gezamenlijk musiceerden voor een select publiek. Gediscussieerd werd er eveneens volop, over muziek, literatuur en politiek, met de kinderen vaak luidruchtig spelend op de vloer. Terug in de tijd betekende eveneens een terug naar het toen gebruikte instrumentarium of wat daarvan dicht bij in de buurt kwam. En dus viel de keuze op het instrument dat in dit recital een centrale plaats inneemt: een Bösendorfer-vleugel uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Daarnaast twee strijkinstrumenten van Italiaanse snit, evenals de vleugel afkomstig uit het Parijse Musée de la Musique: een viool van de Napolitaan Nicolò Gagliano (1740-1780) en een cello van de Venetiaan Pietro Guarneri (1695-1762). Het levert, los van de historische ‘antecedenten', op deze opname een subliem klankbeeld op. We weten slechts bij benadering hoe het er bij de Schumanns thuis ten aanzien van de muziekbeleving aan toe ging, al licht de vrouw des huizes in haar dagboeken daarover wel meer dan slechts een sluier op (te lezen in het nog steeds gemakkelijk verkrijgbare Clara Schumann – Ein Künstlerleben, Ehejahre 1840-1856, nach Tagebüchern und Briefen, van Berthold Litzmann).
De Elegie van Niels Gade lijkt binnen dit bestek een ietwat vreemde eend in de bijt, maar schijn bedriegt, want de Deen had in 1840 zijn Eerste symfonie aan Felix Mendelssohn, dirigent van het Gewandhausorchester in Leipzig en tevens hecht verbonden met de Schumanns, toegezonden. Die was er zo enthousiast over dat hij het stuk prompt in zijn concertprogramma's opnam en de verheugde componist later nog benoemde tot zijn assistent-dirigent. Geen wonder dus dat ook de kamermuziek van Gade haar entrée kon maken bij de Schumanns thuis. En zo geldt er voor ieder werk dat een plekje heeft gekregen op dit album wel een of ander - inmiddels ver historisch - verband met de Schumanns, met daarvan Johannes Brahms misschien wel als de meest uitgesproken exponent: na het overlijden van Robert Schumann in 1856 bleef hij hecht met Clara verbonden. Zij stierf in 1896, Brahms in 1897. Over de vertolkingen niets dan lof: het klinkt zonder uitzondering uitgesproken idiomatisch, het samenspel is voortreffelijk, de vocale (lied)bijdragen van de bariton Samuel Hasselhorn mogen er eveneens zijn en de opname is net zo geslaagd. index |
|