CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2025

Historia der Geburt Jesu Christi - Werken van Schütz, Hammerschmidt en Praetorius

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier
Ricercar RIC 467 • 74' •
Opname: juli 2024, Église Notre-Dame, Gedinne (B)

 

Heinrich Schütz (1585-1672) dankt zijn grote bekendheid grotendeels aan de ontwikkeling van het Duitse barokke oratorium, toen nog een ontluikend genre. Zo ontstonden in chronologische volgorde Historia der Auferstehung Christi (1623), Die Sieben Worte Jesu Christi am Kreuz (1662) en ten slotte de Weihnachtshistorie (1664).

Schütz' kerstoratorium, met als oorspronkelijke titel Historia der freuden- und gnadenreichen Geburt Gottes und Marien Sohnes Jesu Christi (Geschiedenis van de vreugdevolle en rijk gezegende geboorte van Jezus Christus, zoon van God en Maria), is gestoeld op de Luther-vertaling van ten dele de evangeliën van Lukas (2:1-21) en Matthëus (2:1-23), voorafgegaan door een ‘Eingang' voor koor (‘Es begab sich aber zu derselbigen Zeit') en afgesloten door het ‘Beschluss', met als tekst de Duitse vertaling van het Latijnse Grates nunc omnes van Johann Spangenberg uit 1545. Naast de evangelist (de vertelling wordt vrij van theater maar wel degelijk betrokken gereciteerd door de aan Vox Luminis verbonden tenor Florian Sievers) zijn er de 'Intermedien' (tussenspelen) van de Engel, de heerscharen der engelen, de herders, hogepriesters, wijzen, schriftgeleerden en Herodes.

In 1664 liet Schütz de partijen zonder de ‘Intermedien' drukken, omdat hij ‘vermercket daß außer fürstlichen wohlbestallten Capellen, solche seine Invention schwerlich ihren gebührenden effect anderswo erreichen würden.' De componist was van oordeel dat de muziek alleen goed kon worden uitgevoerd door 'fürstliche Kapellen'. Eerst later, diep in de tweede helft van de negentiende eeuw, verscheen het werk in de tot dan bekende, complete vorm als negende deel in de door Julius Spitta verzorgde en in Leipzig uitgegeven volledige werken van Schütz.

In het cd-boekje wordt verwezen naar de uit Zörbig afkomstige en in Hamburg werkende componist Thomas Selle (1599–1663), die rond 1640 het kerstoratorium Es begab sich aber zu der Zeit schreef, een werk van veel bescheidener omvang dan Schütz' oratorium, maar waarbij wel gebruik werd gemaakt van een vrij divers instrumentaal ensemble, bestaande uit fluiten, cornetten, fagot, trombones en violen. Meunier stoelde de hier opgenomen versie op de manuscriptbronnen uit de bekende Düben-collectie, die wordt bewaard in de bibliotheek van de Universiteit van Uppsala. Daarnaast is gebruikgemaakt van de uit 1955 stammende Bärenreiter-editie.

De in de Düben-collectie opgenomen muziek van de Weihnachtshistorie werd in 1908 ontdekt door de Duitse musicoloog Arnold Schering. In 1930 werd opnieuw een ontdekking gedaan, ditmaal in de bibliotheek van de Berlijnse Singakademie, waarvan de dirigent Roland Wilson (hij ontving in 2023 de Heinrich-Schütz-Preis) overtuigd is dat het dit handschrift is dat Schütz' laatste woord over dit werk voorstelt (collega Gerard van der Leeuw besprak hier de cd-opname).

Wilson:

‘De intermedia zes, zeven en acht zijn opnieuw ontworpen en stellen deels hogere eisen aan musici en zangers – de partij van de Engel bijvoorbeeld stijgt tot een hoge a. Hoewel biograaf Moser in 1936 de superioriteit van de latere versie erkende, is deze om twee redenen nooit volledig gepubliceerd.

Ten eerste raakte de bibliotheek van de Singakademie na 1945 als oorlogsbuit in handen van de Russische bezetter om pas in 2001 2001 in Kiev te worden teruggevonden en overgebracht naar Berlijn. De collectie is nu zowel in de Staatsbibliotheek als digitaal online toegankelijk.

De tweede reden is dat, hoewel alle zangstemmen en de orgelpartij in de Berlijnse partituur volledig bewaard zijn gebleven, de instrumentale stemmen meestal alleen in de inleidende sinfonia's in de partituur zijn opgenomen. Ze moesten daarom worden gereconstrueerd. Aangezien het duidelijk is waar de instrumenten hun rol dienen te vervullen en de vroege versie daarvoor als model kon dienen, was de reconstructie van de ontbrekende passages geen moeilijke opgave.'

Deze Weihnachtshistorie bevat de grondslagen van het Duitse geestelijke oratorium dat uiteindelijk naar de passiemuzieken van Johann Sebastian Bach zou voeren. De declamatorische stijl, de figuratieve wendingen en de stemvoering van het basso continuo horen we terug in de geestelijke werken van deze grote Thomascantor.

De instrumentale kleurschakeringen waar het oratorium zo rijk aan is komt onder meer tot uitdrukking in de 'Intermedien', de tussenspelen, zoals het door fagot en violen begeleide engelenkoor, het trio van de drie wijzen (drie tenoren), de fluiten en de fagot die de herders (drie altstemmen) vergezellen en de beide 'violetten' die de drie aria's van de engel (sopraan) begeleiden. Een bijzondere rol is ook weggelegd voor de twee trombones bij de hogepriesters (vier bassen) en de twee trompetten die koning Herodes (bas) vergezellen.

Net als in de twee andere genoemde oratoria van Schütz zijn er aan het begin en het einde koren met als bijzonder kenmerk dat ze zijn vormgegeven als dubbelkoren, waarbij sprake is van een dialoog tussen een vocaal en een instrumentaal koor. Het instrumentale koor in de inleiding diende in zijn geheel te worden gereconstrueerd omdat die uit bronnenonderzoek helaas niet is overgeleverd.

Vermeldenswaard is voorts dat voor de recitatieven van de Evangelist meerdere afzonderlijke instrumentale partijen zijn uitgeschreven, hetgeen wijst in de richting van een toen gebruikt, vrij uitgebreid continuo, bestaande uit klavecimbel, orgel en viola (basinstrument).

De reeds gememoreerde violetta- partijen (ze begeleiden de drie aria's van de Engel) zijn genoteerd in Ut 2, een eenvoudig transpositiesysteem, waardoor violisten moeiteloos konden overschakelen naar de altviool zonder zich zorgen te hoeven maken over de stemming van de instrumenten. In deze oude Franse en Italiaanse notatiewijze, waarin de tonen worden aangeduid met Ut, Ré, Mi, Fa, Sol, La (waarbij later Ut werd vervangen door Do) duidt Ut 2 op de tweede C (C3 of C4, afhankelijk van de gegeven context).

Twee jaar na het (ook instrumentaal) kleurrijke kerstoratorium ontstonden drie passiemuzieken: de Matthäus-Passion, Lukas-Passion en Johannes-Passion, alle zónder instrumentale begeleiding en zelfs zonder continuo. Het was voor de bejaarde Schütz de feitelijke terugkeer naar het op het gregoriaanse model geënte reciteren, waarbij de meerstemmigheid gereserveerd bleef voor de ensembles.

In het volgende stadium in de geschiedenis van het Duitse barokke oratorium waren het vooral de leerlingen van Schütz, de volgende generatie die nieuwe elementen introduceerde, waaronder aria's ter becommentariëring van de handeling (de zogenaamde 'Johann-Theile') en de lutherse koralen die de verschillende scènes in het evangelieverhaal onderbraken (de zogenaamde 'Johann-Sebastiani').

De overige werken op deze cd, naast die van Schütz - waaronder diens briljante en monumentale Magnificat - zijn van respectievelijk zijn tijdgenoot Andreas Hammerschmidt (ca. 1611-1675)* en van Michael Praetorius (1571-1621), wiens Es ist ein Ros entsprungen in dit geheel aan de vroege Duitse Barok gewijde kerstprogramma niet mocht ontbreken.

Het in het Belgische Namur (Namen) gevestigde vocaal en instrumentaal ensemble Vox Luminis (Stem van het Licht) doet zijn naam eer aan, zoals het al zovele malen heeft bewezen, op de concertpodia, in kerken en opnamestudio's. Dat uit zich eveneens op dit album, waarin volmaakte homogeniteit in de tutti wordt afgewisseld met al even verrukkelijke dialogen in een sfeer van vreugde en warmte, superieur geleid door de artistiek leider en bas Lionel Meunier. De betovering die van deze zo kleurrijke setting afstraalt wordt mede gedragen door de bijzonder goed geslaagde opname.

__________________
* In 2019 nam Vox Luminis de hier besproken cd met uitsluitend werken van Hammerschmidt op.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links