CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2022 |
Ze komen regelmatig voorbij: albums die aan een bepaald thema zijn gewijd. Zo ook deze uitgave, die in het teken staat van de Belle Époque, de artistieke bloeiperiode die West-Europa van rond 1900 in kunstzinnig vuur en vlam zette. Niet dat er een kaarsrechte meetlat langs die zo belangrijke eeuwwisseling kan worden gelegd, want de voortekenen waren er al eerder, in de jaren negentig van de negentiende eeuw, misschien zelfs wel in de Weense compositieklas van Anton Bruckner (of anders wel in die van Arnold Schönberg in het nabijgelegen Mödling), terwijl het einde ervan ergens rond het interbellum ligt, met de Grote Oorlog als wrede spelbreker. En met het Weense Fin de Siècle als de meest fascinerende weerslag van die nieuwe ontwikkelingen, zo uitmuntend beschreven door Carl Schorske, aanmerkelijk gevarieerder, spannender ook dan in bijvoorbeeld Frankrijk, met haar vele uitingen ervan niet alleen in alle denkbare takken van kunst, maar ook in disciplines als wetenschap, architectuur en meubelmakersvakwerk (Wiener Werkstatt.) Beide musici zorgen op dit album voor een excellente speelcultuur, al zijn qua programmasamenstelling lange(re) stukken doelbewust vermeden en is de keuze wat mij betreft nogal arbitrair is uitgevallen. Menigmaal is er de illusie van een meesterwerk, maar dan vooral dankzij het muzikanteske karakter en het engagement dat de beide broers Reichert op het muzikale lijf geschreven lijkt. De opname zet de beide instrumenten in het gewenste licht. De uit 1890 stammende kornet uit de werkplaats van de bekende, nog steeds bestaande Franse firma Besson. Het orgel in de Evangelisch-Lutherse kerk in Gronau is echter honderd procent Duits: van Wilhelm Sauer. index |
|