![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2014
|
De Spaanse vioolvirtuoos en componist Pablo de Sarasate (hij werd geboren in Pamplona in 1844 en overleed in Biarritz in 1908) stopte veel volksmuziek in zijn composities. Het is die rijke folklore die zijn stukken, vrijwel uitsluitend miniaturen, zo'n intense Spaanse gloed meegeven. De Spaanse koningin Isabella herkende het wonderkind in hem en deed de tienjarige spontaan een - toen al peperdure - Stradivarius cadeau. Dat zegt toch wel iets over zijn toen al vroeg ontluikende, grote talent. Eenmaal studerend in Parijs, werd zijn spel vergeleken met dat van een andere grote virtuoos op de viool: de Italiaan Niccolò Paganini (1782-1840) die, hoewel dan inmiddels al bijna twee decennia uit beeld, met zijn bijna 'duivelse' spel overal triomfen had gevierd (Julia Fischer nam eerder voor Decca diens 24 Caprices op). Het lijkt niet overdreven: Sarasate als de Spaanse pendant van Paganini. En evenals Paganini zou Sarasate de wereld veroveren, eerst in Zuid-Amerika en vervolgens in Europa. Menige collega (concurrent is hier misschien een beter woord) keek er afgunstig naar, maar vriend en vijand waren het erover eens: Sarasates toonvorming was exemplarisch, zijn vertolkingskunst stelde nieuwe normen. Zoals Chopin zijn muziek uitsluitend voor de piano bestemde, zo componeerde Sarasate uitsluitend voor de viool, waarbij de melodie centraal staat. Alles in deze stukken draait om de melodie, en dan het liefst melodieus-virtuoos. Dat hij met zijn spel en muziek grote invloed heeft uitgeoefend op andere componisten staat eveneens buiten kijf: de Spaanse dansen die hij rond 1885 schreef, inspireerden onder meer Bizet en Saint-Saëns, maar later ook Ravel(en Fritz Kreisler. Julia Fischer, overgestapt van PentaTone naar Decca, behoort tot de nog jonge generatie vrouwelijke topviolisten die de wereldpodia - soms stormenderhand - hebben veroverd. Om er slechts een aantal, in willekeurige volgorde, te noemen: Janine Jansen, Liza Ferschtman, Simone Lamsma, Rachel Podger, Arabella Steinbacher, Isabelle Faust, Hilary Hahn, Alina Ibragimova, Vilde Frang en Patricia Kopatchinskaja. Ook wat het vrouwelijke toptalent betreft, mag er zo langzamerhand best van een muzikale aardverschuiving worden gesproken: vroeger waren de dames op dit niveau immers dun gezaaid, waren het vrijwel uitsluitend mannen. Idae Haendel was in die tijd écht een uitzondering, zoals veel later Anne-Sophie Mutter (ontdekt door Herbert von Karajan) dat ook was: een zop het oog nogal eenzame vrouw te midden van een mannengemeenschap. Een beeld trouwens dat zich ook in menig Duits en Oostenrijks orkest weerspiegelde (het is helaas nog zo dat in de Wiener Philharmoniker slechts een handvol vrouwen spelen). index |
|