CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2023 |
Groot muzikaal talent verloochent zich niet, maar dat betekent nog niet dat er een glanzende carrière in het verschiet ligt. En tegenwoordig al helemaal niet, want uit een schijnbaar wolkeloze hemel régent het bij wijze van spreken talenten die ieder voor zich naarstig proberen een plekje op de muzikale wereldranglijst te veroveren. Ik kan mij niet herinneren dat die aanwas ooit zo groot geweest als in de afgelopen vier decennia en het ziet er niet naar uit dat daarin spoedig verandering komt. Waarom dat zo is? Niemand die het echt lijkt te weten, hoewel het ongetwijfeld samenhangt met het enorm gegroeide aantal muziekopleidingen van hoog niveau en de opmars van de (deels digitale) globalisering die ook het muziekbedrijf niet onberoerd heeft gelaten. Maar verder blijft het gissen, want de mens van nu is toch echt niet veel anders dan de mens van de jaren zestig of zeventig. Het is echter niet alleen hosanna, er wordt ook veel geklaagd, met name door docenten, muziekcritici en zelfs menige gevestigde naam: dat die stormachtige ontwikkeling niet kan verhelen dat veelal sprake is van epigonisme, van gebrek aan oorspronkelijkheid, van individualiteit en dat veel jong talent zijn toevlucht zoekt bij het ijzeren repertoire met het oog vooral gericht op de eigen scoringskansen. Meestal is dat geen goede keus, want juist daarin is de concurrentie het grootst, ook door de al lang en breed gevestigde namen. Er is dat bekende partij dat veelal van stal wordt gehaald: het concours dat zich prima leent om de aandacht op zich te vestigen, al is er altijd wel de ongewisse factor van hoe het uiteindelijk afloopt: de laatste gang vanaf het podium met wel of niet een prijs op zak. Het adagium is bekend: velen geroepen, weinigen uitverkoren. Een andere weg (het kan ook parallel verlopen) is die naar het debuutalbum, al staan de platenmaatschappijen tegenwoordig niet meer in de rij en moet de artiest eigen geld inbrengen om überhaupt die felbegeerde opname - en alles wat daarbij hoort - te kunnen maken. Een vaak beproefd middel om dat doel te bereiken is dat van de crowdfunding, al snel populair geworden omdat het voor menigeen - de aanhouder wint, geldt ook hier - een succesvolle tocht naar de opnamestudio mogelijk heeft gemaakt. Zo'n eerste album geldt dan als mijlpaal, ik zeg het de Gautier Capuçon Stichting (waarover straks meer) graag na, al biedt het zeker geen garantie voor een positief vervolg. Een andere methode is die van alles-in-eigen-beheer. Aan de kosten van een opname valt meestal niet te ontkomen (die moet echt wel professioneel zijn), maar wat de rest betreft kan worden volstaan met pr-en-verkoop-op-de-eigen-site, wel niet met hulp van de verschillende streamingdiensten. Niet het meest ideale, maar wel het goedkoopst. De Franse cellist Gautier Capuçon, net zo beroemd als zijn viool spelende broer Renaud Capuçon, heeft het met zijn stichting weer anders aangepakt door jonge zéér talentvolle musici de mogelijkheid te bieden van een debuutalbum. Deze ‘fondation' biedt in samenwerking met het muzieklabel Erato/Warner Classics jaarlijks de daarvoor in aanmerking komende laurea(a)t(en) de mogelijkheid om een debuutalbum uit te brengen. Vorig jaar viel, voor het eerst in de geschiedenis van de stichting, die eer te beurt aan de Franse pianist Kim Bernard (1999), die zich presenteerde met een Chopin-, Debussy- en Ravel-programma. Nu zijn het maar liefst drie laureaten die zich op deze wijze mogen presenteren: de Italiaanse pianiste Martina Consonni (25), de Franse violiste Sarah Jégou-Sageman (25) en de Zuid-Koreaanse celliste Jeein You (20), allen afkomstig van de leergang 2022. Hoe de selectie tot stand is gekomen en wie erbij betrokken zijn geweest blijft in het cd-boekje helaas onbesproken, maar veel doet het er niet toe: immers, alleen het resultaat telt. Wel kan uit de toelichting worden opgemaakt dat zij voor dit album de muziekstukken zelf hebben uitgekozen. Voor de muziekliefhebber is natuurlijk het belangrijkste hoe dit drietal het er in dit recital vanaf heeft gebracht. Welnu, daarvoor past maar één woord: formidabel. Of anders wel: met vlag en wimpel. Hoe jong ze ook zijn, het muzikale talent spat er werkelijk vanaf, zowel in het solospel (Schumanns Papillons ) als met elkaar. Wat in ieder geval duidelijk maakt dat zij in het domein van de kamermuziek weleens zouden kunnen uitgroeien tot veelgevraagde musici. In deze verre van gemakkelijke stukken valt vooral op dat zij gedrieën de idiomatische aspecten ervan met veel kleur en fleur gestalte geven, terwijl het technisch gemak waarmee ze dat doen er evenzeer vanaf straalt. Is dat verrassend? Nee, want voetstoots mag worden aangenomen dat de lat wat betreft de selectie al bij voorbaat erg hoog heeft gelegen en dat de gerenommeerde, zeg maar gerust wereldberoemde Franse cellist er anders zijn naam niet aan zou hebben gegeven; en het muzieklabel al evenmin. Bovendien: alle drie hadden al eerder een ware prijzenregen op hun naam staan, wat ook het nodige zegt. index |
|