![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2017
|
Howard Shelley (Londen, 1950) moest er wel heel ver voor reizen om deze drie pianoconcerten (de Rossini-variaties vormen in feite een verkapt pianoconcert) op te nemen: helemaal 'down-under', in Tasmanië. U denkt misschien of all places. Maar daar zetelt wel een uitstekend orkest: het Tasmanian Symphony Orchestra. Het resultaat mag gehoord worden, in deze alsmaar uitdijende serie 'The Romantic Piano Concerto' (waarvan het merendeel uit pianoconcerten van vrijwel tot geheel onbekende componisten bestaat). Waarom stop Shelley zoveel tijd en moeite in dit zo omvangrijke project? Voor het gros van de in deze serie opgenomen composities moet immers worden gezegd dat ze zich hoogstens in de periferie van het 'grote werk' bevinden en dat het maar de vraag is of het ten onrechte is dat ze al een paar eeuwen een slapend bestaan leiden. Tot voor kort dan. Wat natuurlijk niet a priori wil zeggen dat het bijna allemaal ondermaatse stukken zouden zijn. Dat is trouwens wel erg kort door de bocht. Bovendien, het is niet altijd gemakkelijk te definiëren waarom dit of dat stuk, die of die componist geheel of gedeeltelijk uit het beeld is verdwenen. Zoals het ook vaak lastig te verklaren is waarom in hun tijd beroemde componisten door toedoen van vadertje tijd het onderspit moesten delven terwijl hun toen (veel) minder beroemde collega's nu juist hoog op de ranglijst prijken. Voorbeelden te over, aan beide zijden van dat denkbeeldige mer à boire. Van Cipriani Potter (want over diens muziek heeft Shelley zich in 2016 ontfermd) kan worden gezegd dat hij een stadgenoot van Shelley was, zij het natuurlijk in een ander tijdperk. Hij werd geboren in Londen op 3 oktober 1792 (dat is bijna een jaar na de dood van Mozart) en stierf er op 26 september 1871, na een zéér werkzaam leven. Hij was een echte Londenaar met een Italiaanse voornaam die naar Italiaanse voorouders verwijst. Potter mag dan nu (vrijwel) zijn vergeten, het was toch niemand minder dan Ludwig van Beethoven die zich prijzend uitliet over Potters composities en na ze serieus te hebben bekeken hem daarover zelfs goede adviezen gaf. Potters persoonlijke kennismaking met de Grote Meester heeft er niet toe geleid dat hij in Wenen lessen bij hem nam. Potter ging wel in de leer bij Emanuel Aloys Förster, na Albrechtsberger de grootste autoriteit op het gebied van het contrapunt. Later, eenmaal terug in Engeland, stak Potter zijn bewondering voor Beethoven niet onder stoelen of banken, getuige zijn 'Recollections of Beethoven' in de 'Musical World' van 1839. De drie bewaard gebleven, tussen 1832 en 1835 gecomponeerde maar pas onlangs gepubliceerde pianoconcerten bevinden zich in de Londense 'Library' (om precies te zijn in de archieven van de 'Philharmonic Society'). De op deze cd vastgelegde nummers 2 en 4 tonen, evenals de 'Variazioni di bravura', een weliswaar duidelijk geïnspireerd glanzend raderwerk (de daarvoor vereiste pianistische gaven zijn zeker niet mals), maar het is geen muziek met echt pakkende thema's en dito doorwerking. Ook in structureel opzicht valt er wel iets aan deze concerten af te dingen: sterk geprofileerde verbindingen ontbreken en nieuwe ideeën leiden eerder tot een nieuw discours dan dat ze van grote invloed zijn op de uitwerking van het bestaande. Dat maakt het geheel er ook vormtechnisch niet sterker op, zij het dat de slotdelen in conceptueel opzicht door toepassing van relatief bondige stijlfiguren en een meer strakke vormgeving het best geslaagd zijn. Dat in het slotstuk, de 'Variazioni di bravura' op een thema van Rossini, de structuur zich nogal losbandig ontwikkelt en sprake is van veel virtuoos vlagvertoon is weliswaar niet verrassend (de titel zegt het al: het is een typisch bravourestuk), maar Potter toont zich in dit werk wel een variatiekunstenaar van portee. index |
|